Nieuwe Goesche Courant, C h r is tel ijk' h is tor is c h blad voor Zeeland. «Böi. iHnsdau- 12 April A0. 737, De Tang en de Doofpot. HET ZUIDEN, Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen **ys per drie maanden Enkele no in diers franco f 1,50. - 0,05. UITGAVE VAN P. G. WIJT BA 1, tc Middelburg ÏN Wed. A. C. DE JONGE, Ie Goes. Peijs dek Advertenties: Per regel 10 ets.; Familie-berichten van 16 regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 6 cents per regel. In De Wekker van 9 Maart komt het vol gende voor van de hand van den heer A. J. L. de Roock, oud-schoolopziener te Bergen- op-Zoom: Omstreeks half November 1878 bracht ik, als schoolopziener, een bezoek aan de openbare school te Heerlo, gemeente Wouw. Ik kwam daar gaarne, om dat de man, die er aan 't hoofd stond en nog staat, tij mij hoog aangeschreven was uitstekend school houder, bezield met onbegrensden ijver voor zijn taak, en die, met het oog op de onvoldoende hulp, hem verleend, meer dan gewone uitkomsten bij zijn onder wijs verkreeg, 'k Was er ditmaal toevallig voor dat het schooluur geslagen had. Toen dit er was en alle kin deren (hun aantal bedroeg een 200) in de beide lo kalen plaats genomen hadden, werden de scheidings- deuren geopend en stilte geboden. Alsnu maakte de hoofdonderwijzer, hulponderwijzer en kinderen het tee- ken des kruises, daarbij de gewone R. C. formulier woorden uitsprekende, waarna de hoofdonderwijzer met luider stem net „Onze Vader" en „Wees gegroet Maria" uitsprak en deze gebeden weer met het kruisteeken sloot. Alles was in een minuut of vijf afgeloopen. Het onderwijs nam een aanvang en liep, zooals gewoonlijk, opgewekt en levendig van stapel. Na 't einde van den schooltijd maakte ik den hoofdonderwijzer de opmer king, dat ik vermeende, dat door zijne beschreven handeling, onder de schoolurenart. 33 der wet over treden werddat hij, met goedkeuring van het ge meentebestuur, buiten de schooluren hierin echter vrij was. De hoofdonderwijzer Zag dit anders in, „er waren", zelde hij, „niets dan R. C. in de school, hij kwetste dus niemands godsdienstige overtuiging." 'k Schreef het geval aan den Inspecteur, die mij, onder aanha ling van het gevoelen van Blaupot ten Cate ant woordde, dat ik gelijk had. 'k Deelde dit antwoord aan den betrokken onderwijzer mede. Of hij er zich aan gestoord heeft, heb ik verder maar niet onder zocht en wel om de navolgende redenen. Drie dagen later toch, ontving ik opnieuw een schrijven van den Inspecteur, waarbij deze mij mededeelde, dat volgens 't gevoelen van „andere lieden", die hij in Den Haag over de zaak gesproken had, het bidden als boven niet belet kon worden. Van dit tweede schryven heb ik den onderwijzer maar geen kennis gegeven. Ouder deze omstandigheden vond ik het raadzaam rechtstreeks 't gevoelen van de H. Regeering te vragen, waaTora ik tot den toenraaligen minister van B. Z., Mr. Kappeijne, het volgende schrijven richtte Hier volgt dan eën omsiandig verhaal van het gebeurde, en hetgeen daarover heen en weder geschreven is, en een beleefd verzoek aan den minister Kappeijne om de juiste uitlegging dezer zinsnede uit art. 33 der schoolwet De onderwijzer onthoudt zich iets te leer en te doen of toe te laten wat strijdig is met den erhiedverschuldigd aan de godsdienstige begrip- pen van andersdenkenden De heer de Roock gaat dan verder voort Maanden verliepen, maar ik bekwam geen antwoord. Het ministerie K. trad af en de heer Jhr. M. Six kwam aan 't hoofd van het Departement van Binnenl. Zaken, 'k Ging mij bij hem aanbevelen, om voor de betrekking van districts-schoolopziener in aanmerking te komen, als de wet van '78 mocht worden inge voerd, en maakte van die gelegenheid gebruik, hem te zeggen, dat er nog steeds eene onbeantwoorde mis sive van mij aan het Departement lag, waarop ik gaarne een beslissend antwoord ontving, vermits de daarin behandelde zaak een antecedent 1) stelde, dat overal kon ingeroepen worden terwijl het feit zelf hel prestige van den onderwijzer in gevaar bracht, want dat hij, bij de intrede van één enkel protestantsch of Israëlitisch kind in de school, dadelijk moest na laten, wat hij soms jaren achtereen gewoon was te doen, en waaraan hij de gansche gemeente gewend had. Dat er bovendien nog een ander gevaar bestond, indien er namelijk in dezelfde gemeente twee gelijke scholen waren en de onderwijzer van een dier scholen niet verkoos te bidden, Wat niemand hem gelasten kon; de parallel 2) kon alsdan niet uitblijven. De Minister antwoordde mij, dat het een zeer moeie- lijk geval was, in deze eeue beslissing te nemen, en vooral die zwart op wit te zetten dat in een deel der Veluwe en ook elders de Staten-Bijbel in de school gebruikt werd, wat men dan óók zou moeten beletten, ofschoon de bevolking er op gesteld was; dat er toch al zooveel tegenkauting tegen de schoolwet was, enz., terwijl hij mij ten slotte congedieerde 3) met: „Ga er met deu heer Vollenhoven eens over spreken." Bij dien heer kreeg ik, zooals natuurlijk, een identiek 4) bescheid, en trok ik mij dan ook maar spoedig terug, na den slotzin „dat als men in Den Haag uiet juist wist, wat in deze wettig was of niet, men moeilijk kan willen, dat men het in Bergen-op-Zoom zou weten dat dus voortaan voortaan voor mijn part elk onder wijzer, naar eigen opvatting op dat punt kou doen óf laten wat hij verkoos." En zóó 19 de zaak. Hoe bij mogelijkheid heeft het schooltoezicht ooit kunnen beletten, of zal het ooit kunnen beletten, dat in de eene school een Roomsche en in de andere een Protestantsche grondtoon heerscht, als er omtrent het begrip „neutraliteit der openbare school" bij de Hooge Regeering zelf geen overtuiging bestaat, of, indien die al bestaat, men den moed, of den wil niet heeft die uit te spreken Of is de redactie 5) der wets bepaling zóó 9lecht en zoo onduidelijk, dat het eeQ wespennest is, waarin men zeer voorzichtig doet zijn hand niet te steken Nu heeft onze afgevaardigde ter Tweede Kamer, Jhr. J. L. de Jonge, aangekondigd, dat hij tot den minister eene nu tot na Paschen uitgestelde interpellatie (vraag om ophelde ring) zou richten, betreffende de opvatting der 1) voorbeeld voor later tijd. 2) vergelijking. 3) liet aftrekken. 4) soortgelijk. 5) woordenkeus. regeering van het hierboven aangehaalde uit art. 33 der schoolwet. De aankondiging reeds dezer interpellatie gaf aanleiding dat de MiddelbCourant een vinnig artikel schreef onder het opschrift vRook" zon der vuuraan hetwelk wij het volgende ont- leenen De interpellatie gaat echter, zooals wij gezien hebben, uit van een van de bestrijders der wet var* '78. De partij welke voortdurend klaagt dat de open bare school niet „Christelijk" is, ontdekt nauwelijks dat er nog iets „Crhistelijks" aan haar kleeft, of zij gaat de regeering te lijf omdat deze dit niet te vuur en te zwaard uitroeit. Even als de heer De Jonge by de behandeling der wet voorstelde de „Christelijke" deugden uit het artikel te laten vervallen, zoo wil hij nu dat er geen „Christelijke" handeling hoegenaamd op eenige openbare school verricht worde. Zoo on christelijk mogelijk moet de school zijn, opdat hij en zijne geestverwanten er naar hartelust tegen uitvaren en den afschuw tegen het openbaar onderwijs, die anders slijten zou, kunstmatig onderhouden kunuen. Niet duidelijker dau door deze interpellatie kan aan 't licht komen, hoezeer de schoolkwestie voor de anti-revolutionaire partij eene levenkwestie is. De eene moet levendig gehouden worden om de om de andere in 't leven te houden. Buiten de schoolkwestie valt zij uiteen, of vloeit zij zoodanig met de andere anti liberale partijen samen, dat het niet mogelijk is den eenvoudigste te doen gelooven dat er een onderscheid bestaat. Daarom de schoolstrijd for ever /6) Als er geen aanleiding bestaat om te klagen over het onchristelijk karakter der openbare school, dan maar storm gelaopen tegen hetgeen er nog Christelijks aan haar overge bleven mocht zijn. Wordt de strijd tegen de school zonder den bijbel zoo eentonig en afgezaagd dat de belangstelling erin dreigt te verflauwen, dan hem afge wisseld door een kabaal tegen eene openbare school met den bijbel, die men toevallig ontdekt heeft. Doch laat ons de zaak niet anders voorstellen dan zij is. Niet tegen een school met den bijbel, maar tegen een met kruisteeken en een Ave Maria is de interpellatie gericht. Niettegenstaande het gebruik van den statenbijbel op enkele plattelandsscholen den heer De Jouge ongetwijfeld sinjs lang bekend is, heeft bij daarin nooit aanleiding gevonden om de regeering lastig te vallen. Maar dat een onderwijzer met zijne leerlingen een kruis slaat, dat is natuurlijk heel wat anders. Hoe ongezocht komt hie$ de bittere antipathie 7), welke den antirevolutionair tegen den katholiek bezielt weder aan het lichtZelfs bij het verrichten eener handeling welke inde lijn van beider politieke richting ligt, in het doen van een aap val op de regeering die de door beide gehate schoolwet uitvoert, verloochent zich de dieper liggende geloofshaat niet. Een neutraal minister te slaan en te gelijk een katholiek te knij pen, die verzoeking was den antirevolutionair te machtig om haar ongebruikt te laten. 6) zonder einde. 7) afkeer.

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1881 | | pagina 1