Nieuwe Goesche Courant, i mi. Zitèi'dag' 19 Maart. IV. 727. Christelijk-historisch blad voor Zeeland. „Ile personen niet, dc beginselen roei.' BINNENLAND. HET ZUIDEN, Verschijnt élken Maandag, Woensdag en Vrijdag avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen Prfis per drie maanden francof 1,50. Enkele noramers0,05. UITGAVE VAN P. G. WIJT51 AN, te Middelburg en Wed. A. C. DE JONGE, le Does. Peijs der Advertentiën: Per regel 10 ets.; Familie-berichten van 1—6 regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 6 cents per regel. Herplaatst wegens misstelling. De beginselen, maar niet de personen moet men bestrijdentegen de eerste en niet tegen de laatste moet men te velde trekken, hebben we reeds o zoo dikwerf hooren zeggen en gelezen. En schier zoo dikwerf als we dat hoorden of lazen hebben we onszelf afgevraagd of die meening wel opgaatof men met dat zeggen geen gevaar loopt om eenzijdig te worden, of het in de praktijk altijd wel uitvoerbaar, wel vol te houden is. Men loopt er, dunkt ons, ten slotte mee vast. Men zal ondanks zijne eigene schoonklinkende phrase o, zoo menigmaal anders handelen en moeten handelen. Naar onze bescheidene meening ligt ook hier de waarheid ih het middenen vervalt men ook hier zoo licht in bet eene of andere niterste, naar stuurboords- of naar bakboordszijde. /,Het eene uiterste Wel, er zijn menschen, die personen uit oorzaak van het beginsel door hen voorgestaan haten met een volkomen haat; bf, is het al zoo erg niet, dan toch trachten te benadeelen op élk gebied; menschen, die Van personen, die hun beginsel niet zijn toegedaan niets goeds kunnen hooren of gelooven die letterlijk alles, dus ook de dingen, de handelingen en verrich tingen, die met het beginsel niets hebben te maken, scheef aanzien en daarom verkeerd uitleggen en exploi- teeren. Dit nu is verkeerd. Dat moet elk weldenkend mensch ten zeerste afkeuren. Dat is in strijd met een ander, met een zeer waar gezegde, met het gezegde„dat men het goede zélfs in zijn tegeustander moet erken nen waar hij te waardeeren en te erkennen is, moet ïnen dat ook mét vreugde en blijdschap doèn. En, in hetgeen van onzen 'tegenstander komt, niét al leen nooit iets goeds te kunnen zien, maar zelfs hem te haten, overal, hetzij publiek of geniepig, tegen te wer ken, of op eene wijze te bestrijden, waarbij de weerzin telkens door de kieren gluurt en hij noodwendig veeleer 'duiVélsch dan géWönnèii en overtuigd wordt, dat, fhijne lezers is in iedereen te Taken, en 't is onge twijfeld in strijd met het christelijk-historisch belijden. Immers, dat heeft onze Heer en Heiland nooit gedaan. Dat kon Hij niét, wiens leven en leér elkaar vol komen dékten dat kon Hij niet, Die Ons bevolen heeft ónze naasten, ja zélfs óhzé vijanden lief te'hébben. Het tegendeel nu te zieu of te moeten ondervinden van hetgeen Jezus zegt, dat ons tegenover onze tegen standers betaamt, kan onzes inziens mede oorzaak zijn geweest, dat men 'tot het boven afgeschreven gezegde en alzoo tot het tegenovergestelde uiterste i's gekomen M. a. w., de zoo even besp'roken onware en onwaar dige bestrijding van. personen kan anderen tot den uitroep hebben gebracht„de personen nietmaar de Met dien uitroep, en aan de hand van die leuze nu zijn, naar het ons voorkomt, velen in het tegen overgestelde üitèrste vervallen of, loopen althans gevaar er in te vallen. Deze leuze zou, ons bedunkens, eerst dan een zeer goede zijn en volkomen opgaan, als n. 1. beginselen en personen volstrekt twee waren en niet één indien men beginselen kon zien Wérken en heersöhen zonder personen te aanschouwen, die ze hebben beleden en voorgestaan of, die ze nóg belijden en ingang trachten te doen krijgen. In het algemeen gaan de beginselen dan ook niet vóór de personen maar wel de personen vóór de beginselen. De beginselen zweven niet in de lucht, ziften niet in boomen en planten, zijn niet in de wereld gebracht door de koeien, ja worden niet gepopulariseerd zelfs door de apen, van wie, naar wel de Darwinisten heb ben gezegd, de menschen afstammen. Denkende en willende wezens sléchts hebben begin selen en planten beginselen voort. En als men, na dit te hebben toegestemd, toch blijft zeggen „wij moeten de beginselen en niet de personen bestrijden", dan wil men onzes inziens ook scheiden, wat wel in enkele gevallen, maar niet in het algemeen te scheiden isdan jaagt men een utopie na, dan loopt men gevaar voor ziekelijke philantropie, dan handelt mén anders dan de Heere der Heirscharen en Zijn ëenige Zoon, Jezus Christus én hunne gezantén, naar luid der H. Schriften, hebben gedaan. Deze immers bestreden de personen om hunne ver keerde beginselen en voor zoover zij verkeerde be ginselen hadden en in daden belichaamden. De geheele Schrift is, naar het tenminste ons voor komt, daar om dit té bewijzen. Op zoo menige blad zijde toch worden de personen aansprakelijk gesteld, ter verantwoording geroepen, bestreden, schuldig ver klaard, of verantwoordelijk gesteld voor die handeling gen, welke vrucht ziju van één beginsel, hetwelk in strijd is met de ware leer en het ware leven. En dat niet slechts, hoezeer in de eerste plaats, de personen, die zoodanige beginselen allereerst beleden; maar ook degeneh, die hén 'volgden en ze, lang na hen, ten uitvoer brachten. Al wordt de persoon van Jerobeam eerst en meest genoemd, daarom gaan de zonen, de Achabs, ja zelfs de uitnemendstë zijner volgelingen nog niet vrij. Ieder zal zijne eigene ongerechtigheid dragen. En dat zeggen de heilige mannen Gods hun per soonlijk, hun onomwonden want het is: neen, niet „uw beginsel", maar gij hebt Hem smaadheid aange daan "gij Israel doen zondigen; gij Hém aan het kruis gehécht en gedöod. Ziet, door in hét eerstgenoemde uiterste te verval len wordt men hatelijk en liefdeloos, terwijl men door aan het laatstgenoemde mank te gaan, ziekelijke phi lantropie debiteert, allicht dè consciëntie stilt, die alles behalve gestild moet Worden, en daarenboven gevaar loopt dat ten slotte de péréoon'lijke vërantwöordë- Tijkhëid én toerekéDb&arheid Voor Gód (dié in vele gevallen ook voor de menschen géldt) verzwakt, zoo niét opgeheven wordt. Het Engelsche spreekwoord the king can do no wrong „de koning kan geen onrecht doen," kun nen wij zelfs alles behalve onvoorwaardelijk Onder schrijven., Ja een koningin en een koning kunnen dat wel ter dege. Zij behooren zich met oog op het booge ambt dat zij bekleeden op de hoogte te stellen en te houden en er alzoo voor te waken, dat in hun naam niet in strijd met hun eed, met het recht en de vrij heid gehandeld worde. Dat men, wanneer zulks onverhoopt ooit gebeurde, het niet hardop, met den vinger op de plek, dat men het hun niet publiek mag zeggen, is wat anders en is in zeer vele opzichten goed. Immers men kan het toch tot hun bewustzijn doen toekomen door het hunnen vertegenwoordigers, de ministers der kroon aan te toonen. Doch dat mannen als de ministers van Lijnden en Six zonder te blozen maand in, maand uit, hun vroeger beleden beginsel over boord zouden mogen werpen en, in de éerste plaats, behulpzaam zijn om eene wet uit te voeren, die voor den Christus en zijne belijders kren- dend is, m. a. w. dat, neen niet hunne beginselen, maar zij daarmee zouden mógen voortgaan doch dat wij niet hen, maar slechts hun beginsel zouden mogen aanvallen, tegenstaan, bestrijden, dat is het wat wij het Wageningsch Weekblad, indien althans dit de bedoeling is van hetgeen we in zijn nummer van 18 Februari (2e kolom boven aan) gelezen hebben, niet kunnen toegéven. Dat de wijzey waarop wij tegen hen of tegen wien ook strijd voeren, edelmoedig, humaan, in één woord echt christelijk moét wezen, stemmen we van ganscher harte toe. Doch ernstig, herhaaldelijk, in den 'toon van diep medelijden, met heilige afkeuring en ver ontwaardiging zoo als we dat in de H. Schrift vinden mag het hun, hun persoonlijk, gezegd worden. Het zeggen, op ovengenoemde wijze, is en blijft christelijk: maar het doen dat is ontzettend. Zij voortgaan met 'doen, en wij niet mogen voortgaan met het hun te zeggen dat gaat niet aan. Het zal ons aangenaam zijn ten einde in otze gedachte Over „personen of beginselenbevestigd of verholpen te worden indien andere Bladen ons schrij ven der overweging zullen waardig keuren. GotéS, T8 Maart. De|raad der gemeentë Goes hield gisteren eene ver gadering die door 8 leden en de secretaris werd bij gewoond. Na lezing en goedkeuring der Notulen van de vorige vérgaderiüg 'deelde de voorzitter mede dat aan het Sas bij gedanë peilingen de toestand bevredigend is dóch eéne bestórting met Vilvoordsche steen noodzake lijk wordt geacht. Dat door de tetitoonMMimgs-commissie bij het landbouwfeest ook eene N/utoonstelling van Schilderijen, zal gehouden worde./ in dé trouwzaal op het stadhuis als bij den rahd daartégen geëhe bezwaren bestaan. Eën'ige ingekomen stukken worden gelezen waar onder ook Warén de jaarverslagen van de openbare -gezondheid'scómmissié en der geriaeente-geneesheërèn over 1880. Eene aanvrage van de Wed, J. H. C. Kakebeeke óm grond in erfpacht zal in eene volgende vergadering béhöindeld worden.

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1881 | | pagina 1