gesteld, ter verantwoording geroepen, bestreden, schuldig verklaard, of verantwoordelijk gesteld voor die handelingen, welke vrucht zijn van een beginsel, hetwelk in strijd is met de ware leer en het ware leven. En dat niet slechts, hoezeer in de eerste plaats, de personen, die zoodanige beginselen allereerst beleden; maar ook zij, die hun volg den en ze, lang na hen, ten uitvoer brachten. Al wordt de persoon van Jerobeam eerst en meest genoemd,daarom gaan de zonen,de Achabs, ja zelfs de uitnemendste zijner volgelingen nog niet vrij. Ieder zal zijne eigene ongerechtigheid dragen. En dat zeggen de heilige mannen Gods hun persoonlijk, hun onomwonden; want het is, neen, niet »uw beginsel,1' maar gij hebt Hem smaad- heid aangedaangij Israël doen zondigen; gij Hem aan het kruis gehecht en gedood. Ziet, door in het eerst genoemde uiterste te vervallen wordt men hatelijk en liefdeloos, ter wijl men door aan het laatstgenoemde mank te gaan, ziekelijke philantropie debiteert, allicht dè consciëntie stilt, die alles behalve gestild moet worden, en daarenboven gevaar loopt dat ten slotte de persoonlijke verantwoordelijkheid en toerekenbaarheid voor God (en in vele ge- vallen ook voor de menschen) verzwakt, zoo }jq( niet opgeheven wordt. gev Het Engelsche spreekwoord: »the king can beli do no wrong »de koning kan geen onrecht Hy seg dat hul nie vort kan gaan, Dat hy dit racet belet. Verbaas hoe dat 'n handvol boers Hul so wat durf te seg, Trek hul maar met veragting vort En maak hul klaar tot veg. in. „Ons order, broeders moet volbrag, „Hul mag nie verder gaan. „Wees dapper en vertrouw op God, „Die au ons sy sal staan. „Denk, hoe die Heer in vroeger tyd „Syn volk op hul gebed, „In doodsgevaar het bygestaan „En uit die nood gered, „Hiskia, David, Josafat, „Denk aan die Makkabeen „An Gideonan ons eige volk „En die nog vrees—gaat heen. „Wie bang is, vlug En met die woord Kyk hy zyn manschap rond. „Ons wil verwin of met jou sterf Roep almal uit een mond. „Het sy so Heer! ons saak is reg,* Seg dappre Frans Jou bert. „J.aag storm tot honderd vyftig tree, „Want ons is nog te ver." Hul jaag, spring af, en open vuur, Die kogels mis geen skoot En menig vyand byt die stof, Hetsy verwond of dood. Hul skiet terug met laag op laag, Maar alles ver te hoog. Wie siet hier niet Gods vaderhand, En Syn al wakend oog Net Keizer wie kan hom vergeet Syn naam, outhou hom goed Hét in syn moed te veul gewaag, Betaal dit met syn bloed. Hy spreek syn makkers sterwend aan „O, treur nie om myn lot, wik weet dat myn Verlosser leefl „Hou moed, vertrou op God En nog 'n paar word zwaar gewond, Kotze sterf kort daarna. Begraaf die dappere helde saam. God skenk hun siel gena 1 Rig daar ver hul by Bronkerspruit Jn Grafsuil an een kant Vermeld dat hul gesneuveld is Ver God en Vaderland! keerde beginselen hadden en in daden be lichaamden. De geheele Schrift is, naar het tenminste ons voorkomt, daar om dit te bewijzen. Op zoo menige bladzijde toch worden de. personen aansprakelijk doen," kunnen wij zelfs alles behalve onvoor waardelijk onderschrijven. Ja een koningin en een koning kunnen dat wel tor dege. Zij behooren zich met oog op het hooge ambt dat zij bekleeden op de hoogte te stellen en te houden en er alzoo voor te waken, dat in linn naam niet in strijd met hun eed, met het recht en de vrijheid gehan deld worde. Dat men, wanneer zulks onverhoopt ooit ge beurde, het niet hardop, met den vinger op de plek, dat men het hun niet publiek mag zeg gen, is wat anders, en is in zeer vele opzich ten goed. Immers men kan het toch tot hun bewust zijn doen toekomen door het hunnen vertegen woordigers, de ministers der kroon aan te toonen. Doch dat een Minister v. Lijnden en Six zonder te bloozen maand in, maand uit, hun vroeger beleden beginsel over boord zouden mogen werpen en, in de eerste plaats, behulp zaam zijn om eene wet uit te voeren, die voor denChyistus en zijne belijders krenkend is, m.a.w. dat, neen niet hunne beginselen, maar zij daar mee zouden mogen voortgaan doch dat wij niet hun, maar slechts hun beginsel zouden IV. Intusse skiet die vyand nog, Maar swakker keer op keer, Syn range is gedug gedun, Gedurig val daar meer. „Gooi op jul keps!" roep Anstruther, Die Britse kolonel, „Want anders kom daar niemand uit, Wat iets kan navertel." Hul swaai hul doeke in die lug, En gooi hul keppies op En smeek en skree„Ons geef ons o'er, Skiet, skiet nie meerstop, stop F' Transvaalsche helde hoor die kreet, En het die vuur gestaak Want hul veg net alleen ver reg, En laat aan God die wraak. Gaat telegraaf nou o'er die see Van moord en van verraad, Belaster die Transvaalse Boer En vloek syn heldedaad. Vertel van deurslag, van moeras, Van boome en van bos, En van 'n groote o vermag Ja lieg mar vas en los. Skree luid om wraak, verwens die boer; Die vloeke deur hom niet, Die waarheid sal jul agterhaal, Tot skande 'n tot verdriet. Jul eige nasie sal tot spyt, Die lastertaal weerspreek En daarmee is 'n heldevolk Genoegsaam ook gewreek. V. Vraag Anstruther a9 hy nog leef, Wat of hy het geseg, Toeu met vyf kogels neergeveld, Hy op die slagveld leg. Vraag hoe die brief van waarskuwing Was op syn borst gespreid En hoe hy roep om Frans Joubert En wat' hij het geseid. „Ons kan, ons kan geen segeche!" So roep die ware held „Jul saak is reg, en onse nie, ^Daarom is ods gebeld. „Geef ny jou hand, jou hand, Joubert! „Daar, neem myn wapens an mogen aanvallen, tegenstaan, bestrijden, dat is het waf wij het Wageninsch Weekblad, inciien althans dit de bedoeling is van hetgeen we in zijn nummer van 12 Februari (2e kolom boven aan) gelezen hebben, niet kunnen toegeven. Dat de wijzewaarop wjj tegen hen of tegen wie ook strijd voeren, edelmoedig, humaan, in een woord echt christelijk moet wezen, stemmen we van ganscher harte toe. Doch ernstig, her haaldelijk, in den toon van diep medelijden, met heilige afkeuring en verontwaardiging zoo als we dat in de H. Schrift vinden mag het hun, hun persoonlijk, gezegd worden. Het zéggen, op evengenoemde wijze, is en blijft christelijk; maar het doen dat is ontzettend. Zij voortgaan met doenen wij niet mogen voortgaan met het hun te zeggen dat gaat niet aan. Het zal ons aangenaam zijn ten einde in onze gedachte over personen of [beginselen' be vestigd of verholpen te worden indien andere bladen ons schrijven der overweging zullen waardig keuren. BINiNËNLAND. G roede, 14 Maart. Nu de verkieziDgsdrukte in Groede achter den rug is, wordt het eenigszins mogelijk enkele opmerkingen en beschouwingen te maken. De oude leden zijn allen herkozen, behalve de heer P. B. Geeraert (katholiek). Deze bleef bij de herstemming in de minderheid tegen over den candidaat der partij Hammacher, den heer „Ik geef dit, met 'n krijgsman eer, „An so 'n dappere man Vraag die soldate wat nog leef, Hoe water is gehaal Hoe die gewonde is verpleeg, En stuit jul lastertaal. Vraag, hoe hul na Pretoria Is saggies w egge voer En hul sal praat van Moed en Trouw Van die Transvaalse Boer. VI. Gaat, meld an Frere eii Lanyon nou An Shepstone en Carnaaf, Hoe hul onsal'ge politiek Veel duizend grafie graaf. Roep Zulu- en Basutoland, En Sèkoekoen ook op En al die snood vergote bloed Daal neer op wie syn kop Die bloed ook in Transvaal gestort, Van Boer en Engelsman, Die trane wyd en syd geskrei, ■*- Wie is daar oorsaak van Met leugens is die Britse volk, Nou lank genoeg bedrieg Nou kom die waarheid ,an die dag, Hoe snood daar is gelieg. Die Engelse soldaat, helaas Hy, hy kan nie daarvoor Om leugen en om lastertaal Word honderde vermoor. Mog God hul siel genadig wees Daar hul onvoorbereid, Geslingerd in 'n oogenblik Word in die eeuwigheid. En wie ooit die Transvaalse boer Durf rioeme 'n rebel, Die spreek 'n vuige lastertaal, Beswadder van die hel. 'n Vryheidsman is geen rebel, Die ver syn land en goed, Stort in 'n ongelijke kans Syn laatste druppel bloed. Bid om die vrede van Transvaal t Smeek God om syn gena. Want vrede daar, is vrede hier Deur gans Suid Afrika.

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1881 | | pagina 2