Nieuwe Goesche Courant,
1 Hi\
Christelijk-historisch hl ad voor Xe el and:.
llinsdag 1 Februari.
A". 707.
HET ZUIDEN,
Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag
avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen
P^ijs per drie maanden ffanco1,50.
Enkele noraraers- 0,05.
UITGAVE VAN
P. G. WIJTMAN, ie Middelburg
en
Wed. A. C. DE JONGE, te Goes.
Prijs der Advertentiën:
Per regel 10 ets.; Familie-berichten van 1—6
regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 6 cents per regel.
GEMEENTE-BESTUUR.
Aanvang en sluiting der
Graan- en Botermarkt.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
brengen ter openbare kennis, dat zij op verzoek van
ingezetenen en landbouwers en in overleg met de com
missie voor de graanmarkt ter uitvoering van artikel
3 alinea 2 der verordening tot regeling der Boter
en Graanmarkt hebben bepaald dat, beginnende den
18 Februari 1881, de graanmarkt zal aanvangen des
namiddags te half een uren en gesloten zal zijn des
namiddags te half drie uur, terwijl de botermarkt van
af dien dag weder zal gehouden worden in de koop
mansbeurs van half twaalt des voormiddags tot des na
middags half een ure.
Zullende de aanvang en sluiting door het kleppen
der kleine Stadhuiskiok worden aangekondigd.
Goes, den 29 Januari 1S81.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. G. DE WITT HAMER.
De Sercetaris,
H A R-T M A N.
zt I\igeii:U».
Wij hebben halfbeloofd ook wat mede te
deelen van hetgeen door den afgevaardigde uit
Groningen, den heer de Sitter, in de Eerste
Kamer omtrent zuinigheid met 's lands geld is
gezegd. De heer Pické noemde diens redevoe
ring humoristisch, maar zoo grappig zij klinken
moo-e, zij stemt de belastingschuldigen toch niet
tot lachen.
Het zij genoeg als wij alleen met verklariug
van enkele woorden tusschen haakjes eenige
gedeelten der redevoering hier volgen laten.
;/De paragraaph (van het antwoord aan den minis
ter, in welke over buitensporige weelde werd geklaagd)
spreekt in de eerste plaats van zorgeloosheid bij den
aanleg van Rijksgebouwen. Ik zal bij mijne toelich
tingiets verder gaan, en ook besprekeu andere Rijks
werken, geeu gebouwen zijnde. De tweede opmer
king betreft de buitensporige weelde, waarmede zoo
menig Rijksgebouw is getooid. Die weelde openbaart
zich zoowel in de uitvoering, in de constructie en iD
de keuze der materialen, als in de ruimte, wat betreft
indeeling en inrichting der gebouwen.
In de eerste plaats de zorgeloosheid. De voorbeel
den, die ik daaromtrent wenscb bij te brengen, zijn
gedeeltelijk reeds vroeger in debat geweest of genoemd,
hetzij in deze, hetzij in de andere Kamer, echter ge
deeltelijk nog niet in het openbaar besproken.
Iu de eerste plaats wensch ik te wijzen op de
cellulaire gevangenis te Rotterdam. Het is bekend
dat door eene verzakking in een gewelf dier gevan
genis eenige jaren na de voltooing, dat gebouw voor
een groot deel is moeten worden ontruimd, teneinde
ernstige ongelukken te voorkomen.
Men heeft daar of geen rekening gehouden met
den grond, of eene bouwkundige fout begaau in het
plan anders had het gewelf niet kunnen scheuren.
Ik zeg dit niet om een verwijt te doen aan dezen
Minister van Justitie, want ik bespreek zaken en geen
personendaarenboven, die gevangenis stond er reeds
vóór dat deze regeering optrad.
Eeue tweede soortgelijke opmerking geldt ook voor
de verzakking van de werken bij het centraal station
te Amsterdam. Deskundigen hebben mij verzekerd
dat de scheuren en verzinkingen, die zich aldaar in
de op de aanplemping gebouwde werken hebben ge
openbaard, een gevolg hiervan zijn dat men de ge
bouwen op uit afzonderlijke deelen samengestelde
zinkstukken heeft gebouwd, in plaats van er een
geheel van te maken. Als dat waar is, moet ik die
zorgeloosheid zeer afkeuren. Ik herinner ook nog ter
loops aan het feit van het verzinken van het fort in
den Bijlmermeer. Indprtijd werd dit door den Minis
ter van Oorlog geweten aan der. slappen grond, maar
ieder particulier, die, een huis willende bouwen, zich
voor zulks omstandigheden ziet geplaatst, neemt daar
tegen voorzorgen. En nu zegge men niet dat de
werken alsdan te kostbaar zouden worden, want zij
kosten reeds geld genoeg, wij bekomen ze waarlijk
niet om niet, maar als zij daarenboven nog onsolide
zijn, moeten zij op den duur nog meer kosten.
Een paar jaar geleden werd mij medegedeeld dat
sommige onzer verdedigingswerken in de linie van
Amsterdam van turf, waren gemaakt. Ik beschouwde
dat als een canard, (grap)
Dezen zomer echter is eene batterij in de linie van
Amsterdam werkelijk in brand geraakt. Nu zal men
misschien zeggen dat in die streek niet over andere
dan veengronden is te beschikken maar waarom dan
geen grond van elders aangevoerd Het is toch be
lachelijk. dat eene batterij, die tegen vijandelijk vuur
moet bestand moet zijn, met een lucifer in brand ge
stoken ksn worden. Zulk soort van zuinigheid kost
ten slotte te veel geld aan de natie.
Als men ziet dat Vertegenwoordiging en Regeering
alles doen om verband te houden tusschen gewone
inkomsten en uitgaven, zoo zelfs dat men, uit een
beginsel van zuinigheid beknibbelt op een tractement
van een bode bij den Raad van State, dan mag men
het aan de andere zijde onverantwoordelijk noemen,
dat door bouwkundigen, hetzij genie-officieren of
burgerlijke ingenieurs, op ondoelmatige wijze handen
vol geld worden uitgegeven.
Een tweede punt van bezwaar was de buitensporige
weelde, waarmede zoo menig rijksgebouw is getooid. Ik
heb zoo even reeds met een enkel woord aangeduid,
dat ik die weelde zie in tweeërlei zaken, gedeeltelijk
in de keus der materialen, in de constructie, (samen
stelling) de architectuur (bouwstijl) der gebouwen, en
gedeeltelijk in de kwistigheid, waarmede localen wor
den ingerigt, die wel gebruikt kunnen worden, maar
die toch inderdaad Diet strikt noodig zijn.
In de eerste plaats wil ik een kort woord wijden
aan eeD gebouw, dat ik dezer dagen nog gezien heb
ik bedoel het pharmaceutisch laboratorium ^apothekers
werkplaats, stookhuis) te Groningen. De lijdensgeschie
denis van de wording van dit laboratorium is bekend,
ik zal er niet over uitweiden.
Het is bekend dat het oorspronkelijk plan door de
bouwkundigen van het Departement van Binnenlandsche
Zaken gewijzigd is en grootere afmetingen verkregen
heeft. Een gevolg daarvan is, dat er thans in dat la
boratorium meer localen aanwezig zijn dan er gebruikt
kunnen worden, en dus eene bestemming verkregen
hebben, waarover de betrokken hoogleeraar zich zeer
verheugt, en ik mij als curator der universiteit even-
eens zou kunnen verheugen, maar wanneer ik die zaak'
beschouw uit mijn standpunt als volksvertegenwoor
diger, dan mag ik haar niet goedkeuren.
Er is bijvoorbeeld eeu locaal, omdat daarvoor
ruimte was, ingericht voor een privaat (eigen) labora-
torim voor den professor, met alle inrichtingen, zoo
als eene waterleiding, eene gasleiding, eene afleiding
voor sohadelijke gassen, zuurkasten en wat daar verder
toe behoort.
Nu kan dit laboratorium ook gebruikt worden voor
het gerechtelijk geneeskundig onderzoek, maar wanneer
men vraagt of dit noodig was, dan moet ik die vraag
in ontkennenden zin beantwoorden, hoewel de zaak
op zich zelf zeer wenschelijk is. Al deze werkzaam
heden hadden ook kunnen geschieden in het gewone
laboratorium. De ruimte, die verder nog overbleef,
heeft men niet alleen bestemd tot zitkamer voor den
hoogleeraar, maar ook voor zijn adsistent. De woning
van den concierge is voor hem zooveel te ruim inge
richt, dat hij, om te ontkomen aan de hooge perso-
neele belasting en aan de kosten van meubileering
van vijf vertrekken, het voorstel heeft gedaan om aan
twee kamers, overgebleven van het vroegere gebouw
dat daar stond, een andere bestemming te geven, en
die dus niet voor zijne woning te bestemmen. Daarop
is, om die vertrekken ten nutte van het onderwijs te
doen strekken, van curatoren het voorstel uitgegaan
om ze titulo oneroso (met de daaraan verbonden
lasten) in gebruik te geven aan den betrokken hoog
leeraar, teneinde hem in staat te stellen bij zijn
laboratorium zijne bibliotheek daar over te brengen,
ten einde er zijne studiën en proeven met meer ge
mak en meer voortdurend te kunnen voleinden.
Ik breng dit alleen bij, Mijnheer de Voorzitter, om
er op te wijzen hoe kwistig er met die ruimte is ge
leefd.-
Ook over het reeds lang in aanbouw zijnde
gebouw voor het Ministerie van Justitie, sprak
de beer de Sitter terecht
Wanneer wij dat gebouw beschouwen, staan wij
verbaasd over de weelde aan beeldhouwwerk, die daar
zoowel aan de eikenhouten plafonds, als aan de boi-
Beries, de lambriseringen en de pilaren in 'bijna al de
lokalen is aangebracht. Dit is wezenlijk, uit een oog
punt van kunst beschouwd, schoon om te zien, maar
wanneer men vraagt: is dit nuttig? is dit noodig?
dan meen ik daarop een ontkennend antwoord te
mogen geven.
Wanneer men een monumentaal gebouw wil op
richten, dan legge men daaraan alles ten koste wat
de kunst, zoowel bouw-, beeldhouw- als schilderkunst
vermag, om dat gebouw inderdaad, te doen zijn een
nationaal monumentwanneer wij echter een gebouw
oprichten, waarin het hoofd van een Depart^-^ met
zijne ambtenaren moet werken, zoodat het eenvoudig
de werkplaats wordt van een regeeringscollegie, dan
trachte men meer naar doelmatigheid, netheid en so
liditeit, dan naar uiterlijk schoon.
Wanneer ik nu let op al dat beeldhouwwerk en op
het mozaiek in de gangen en corridors, dat, naar men