Nieuwe Goesche Courant, IV0. 704. 15151. yinsdag 2o Januari. HET ZUIDEN, Ch rislelijk-historisch blad voor Zeeland Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen Pvijs per drie maanden franco1,50. Enkele nommers- 0,05. Uitgever P. O. WIJTMAN, te MIDDELBURG-. Prijs der Advertentiën: Per regel 10 ets.; Familie-berichten van 16 regels ƒ.1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 6 cents per regel. GEMEENTE-BESTUUR. NATIONALE MILITIE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES maken bekend, dat het REGISTER van INSCHRIJVING voor de NATIONALE MILITIE over 1880 voor de lich ting van 1881 van heden tot 31 Januari e. k. ter inzage zal liggenalsmede dat gedurende dien tijd tegen register cn lijst bezwaren kunnen worden ingebracht bij den heer Commissaris des Konings in dit gewest door tusschenkomst van den burgemeester dezer ge meente. zulks op ongezegeld papier en door dè noodige bewijsstukken gestaafd Goes, den 24 Januari 1881. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. G. DE WITT HAMER. De Sercetarïs, HARTMAN. LOTING VOOR DE IV ATIONALE MILITIE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES verwittigen voor de eerste maal den ingeschrevenen voor de Nationale Militie van den jare 1880 voor de lichting 1881, dat DE LOTING door den heer Com missaris des Konings is bepaald op Vrijdag den 18 Februari 1881, des voormiddags te 9 uren, te Goss, en dat die zal plaats hebben in de groote zaal op het Raadhuis. En worden zij mitsdien opgeroepen ten gestelden dage, ure _en plaatse daarbij tegenwoordig te zijn en, redeenn van vrijstelling hebbende, vooral op Woensdag den 16 Februari lb 81 ter secretarie der gemeente daar van opgaaf te doen, teneinde intijds de bewijzen en getuigschriften tot vrijstelling wegens broederdienst of al3 eenigen wettigen zoon te kunnen aanvsagen ol op maken. Goes, den 24 Januari 1881. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. G. DE WITT HAMER De Secretaris, HARTMAN. Ouder dezen titel is een blaadje verschenen van de hand van Mr. M. Jacq De Witt Hamer. Evenmin als de Middelburgsche Courantachten wij eene courant de geschikte plaats voor eene uitvoerige of voortgezette behandeling der pro stitutie kwestie, en daarom willen wij een strijd daarover ten aanhoore onzer lezers en lezeressen niet aanbinden, maar toch gevoelen wij ons genoopt enkele opmerkingen te maken naar aanleiding van bovengenoemd geschrift. Yooraf moeten wij echter ons leedwezen be tuigen over de wel wat vluchtige wijze, op welke wij over 's heeren Pierson's optreden ten onzent zijn heen gegleden, en ter onzer verontschuldi ging een paar van de verschillende redenen" vermelden, die ons deden afzien van het geven van een meer der zaak en des persoons waardig verslag. Het was èn de verslaggever der Middelb Ct. èn de heer Hamer erkennen het zoo goed als ondoenlijk aanteekeningen te maken. Zoo schrap wij ons moesten zetten om niet ver drongen te worden, zoozeer werden wij geslin gerd door de gedachte, dat elk oogenblik de mededeelingen of besprekingen eene wending zouden nemen, waarover onmogelijk in een publiek blad kon gesproken worden. En ook zouden wij, die geen dagbladschrijvers van be roep zijn, minstens een kolom of zes, zeven hebben moeten volschrijven in den tijd, dien iederen mensch voor slaap toekomt, daar be roepsbezigheden ons in de eerste dagen des jaars handen vol werks geven. Het moet erkend worden dat de Middelb. Ct., in zoover zij het gesprokene wedergaf, dit met juistheid gedaan heeft, op eene enkele uitzonde ring na 1). Ware echter de heer Pierson een harer geestverwanten geweest, zeker zou zij met meer warmte van zijn optreden gewag hebben gemaakt, nu beeft zij haar best gedaan, om koel-neutraal te blijven in hare mededeeling van het gehoorde. De Goesche Courant heeft, na verslag te heb ben gegeven van de samenkomst, in welke de heer Pierson te Goes over de prostitutie sprak, ook verteld wat zij bij en na de voordracht gedacht heeft. En die gedachten getuigen niet van instemming met den heer Pierson en diens streven. Wat de heer De Witt Hamer schrijft, ver raadt een kwalijk verborgen toeleg, om bij »het minder beschaafde publiek" den indruk weg te nemen, dien de heer Pierson onmiskenbaar gemaakt heeft. Al rekenen wij onszei ven er buiten, dan waren er onder het publiek toch genoeg mannen, 1) Het volgende, waarin wij enkele woorden tus- schen haakjes plaatsen, en een paar woorden onder schrappen, staat in 't verslag der Middelbnrgsche ,Als voorbeeld dier (op het congres van Genève tegen de medestanders van den heer Pierson ver spreide) leugens haalt hij (Pierson) aan dat beweerd was dat in Londen, waar geen toezicht bestond, het aan tal der met syphilis behandelde kinderen in een jaar tijds het aanzienlijk cijfer van 2700 bedragen had. Bij het vernemen dezer bewering vroeg het Geneefsche congres inlichtingeu aan de Londensche hospitalen en de antwoorden, daarop ontvangen, vermeldden zulke onbeduidende cijiers dat, zooals de heer Pierson ze opgaf, men tot de gevolgtrekking zou moeten komen dat erfelijke syphilis in Londen eene schier onbekende kwaal was." Het woord erfelijke is daar geheel misplaatst. Dit bleek uit de gedachtenwisseling tusschen de heeren Pierson en Bolle teil duidelijkste. Laatsgenoemde bouwde op dat woord een deel zijner tegenspraak. De heer Pierson verontschuldigde er zich over, dat hij mogelijk door mindere duidelijkheid van uitdrukking aanleiding had gegeven tot misverstand, en wel syphilis, maar geen erfelijke, of beter gezegdgeen geërfde had be doeld. Het misplaatste woord is dus na explicatie eene herhaling van het misverstand. aan welke de heer Hamer geen beschaving ka*li ontzeggen. Misschien bezit hij, Goesenaar als hij van afkomst is, de gave, die ook den ver slaggever der Goesche Ct. eigen is, om de schare in eens te taxeerenzij toch schrijft „Bij het overzien der aanwezige schare kregen wij de zekerheid, dat er velen niet zouden zijn opgekomen, wanneer het niet dominéé Pierson geweest ware de zelfde man, die den rorigen avond in de kerk had gesproken over Christelijk onderwijs. Iu eenigszins kleinen kring valt dit gemakkelijker te overzien en nategaan. Dat geeft aan de gansche beweging naar ons gevoelen een bedenkelijken tint van geloofsijver, die niet het kalm ooraeelen en met kennis van zaken bespreken van het vraagstuk in de hand werkt." Op ons, wij schreven het reeds dadelijk, maakte de heer Pierson den indruk van een boetpredi ker, van een profeet. Zijne preek van Zondag en zijne rede van Dinsdag brachten ons telkens den Dooper voor den geest, die tot de farizeën dorst zeggen: gij adderen-gebroedselstot de tollenaars: eisebt niet meer dan u gezet is; tot de krijgslieden 2): doet niemand overlast, laat uw vergenoegen met uwe bezoldiging; en tot Herodesbet is u niet geoorloofd haar te hebben. De welsprekendheid van den heer Pierson deed ons in 't minst niet denken aan eene van buiten geleerde les"; juist meenen wij dat hem de mond overvloeit, omdat het harte hem vol is. 't Is waar dat een spreker zich oefenen kan door herhaalde behandeling van hetzelfde on derwerp", maar 't zou ook kunnen, dat hij zich daarop afsleet, of zooals men wel eens zegt doodpreekte. De heer Pierson is een éénig man, en dat betreurt hij zelf. Hij zou gaarne meerderen naast zich zien in den strijd, en wij gelooven dat hij ook medestanders in ons land zal krijgen. Er hoortheel wat zelfverloochening toe, om zich te wijden aan het redden van gevallenen, zooals er te Steenbeek komen, en veel geloofsijver" om de zaak aan te pakken, zooals de heer Pier son het nu doet. Hield hij zich maar bezig met het redden van gevallen vrouwen en meiges, dan zou de wereld hem zijn gang wel laten gaan. (Hij heeft het immers verteld, dat wellustelingen zelfs er gelde lijke bijdragen voor over hebben, om hunne slachtoffers op Steenbeek te laten verzorgen, ten einde ze te laten wedergeven aan familie en maat schappij?) Maar dat is niet genoeg. Uit de be kentenissen der verpleegden, door aanraking met andere bestuurders van toevluchtsoorden voor gevallenen, is de heer Pierson meer en meer te weten gekomen hoe diep het bederf der hoe- 2) Die volgens Dachsel's bijbelverklaring iij Judea de policie uitmaakten.

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1881 | | pagina 1