d.jü3 ligt Afrika te ver, om in eenigszins beduidend getal ter hulpe te kunnen snellen, wat bovendien de Engelschen ook wel beletten zouden. Dit geldt evenzeer de toezending vau oorlogsbenoo- digdheden. Voor het oogenblik kunnen we dus moeielijk iets anders doen dan onze Regeering dringend opwekken, om door onze diplomaten het goed recht der Boeren bij de Engelsche ministers te bepleiten. Dit moet ge schieden. Geen weldenkend Eugelschman kan ons dit euvel duiden. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. En deden andere mogendheden, desnoods op ons initiatief, desgelijks, dan mogen wij vertrouwen, dat zulk een gemeenschappelijke daad niet geheel vruchteloos zijn zou. Indien Gladstone zooveel heeft gemeend te jnoeten doen voor de Grieken en Montenegrijnen, waarom zou hij dan de Transvalere gaan mishandelen JJt wat zou het hem tot een onvergankelijke eer zijn, Gfldien hij het zwaard in de schede liet rusten en aan Europeesch scheidsgerecht de beslissing over dit p p jchil in handen gaf. Licht heeft hij nu reeds over P. C. misslag spijt en wenscht hij met behoud der eer A Jiill6^venzeer Transvaal te kunnen terugtrekken O, .T IHiOVt nu doen moet uit Afghanistan. P- jh Dichter deze onze kleine hoop niet vervuld, J VAÏï eu we zeSSGüt moet het er op of er onder v guo J. ^hschen we dat al de Hollanders aan de Kaap als een eenig man opstaan, om in vereeniging met al de Kaffers en verdere aanverwante stammen de En gelschen te verdrijven. De ft oord- Amerikanen hebben zich wel vrij gevochten, waarom zouden de Kapenaars het niet evenzeer kunnen doen Engeland heeft boven dien met de Ieren zijn handen vol. En dat ook deze door den oorlog aan de Kaap te onhandelbaarder zul len worden, misschien wel naar de wapenen grijpen, is waarschijnlijk. Zoo zouden de kansen der Boeren nog niet zoo wanhopig staan, als het bij den eersten aanblik schijnt. Hoe dit zij, ons vertrouwen is allereerst en aller meest op den levenden God. Zijn raad zal bestaan en Hij zal al zijn welbehagen doen. Christus kwam niet om de wereld te veroordeelen, maar om haar te be houden. Langzaam maar zeker schrijdt Hij ter over winning voort. Wij die van gisteren zijn tellen bij vluchtige jaren. Hij bij lange eeuwen. En al daalt de zon op 31 December 1880 dan ook bloedig rood ten onder, toch gaan we het nieuwe jaar, door 't gelo<ü in Hem gesterkt weer hoopvol te gemoet. De eeuwen achter ons getuigen dat Hem alle macht gegeven is in hemel en op aarde. De zaak onzer Zuid-Afrikaanseke stamverwanten die thans alle harten en gemoederen in spanning houdt, schijnt bij eenige jeugdige vaderlanders het plan gewekt te hebben om binnenkort een openbare vergadering té beleggen, lot de bijwoning waarvan zij alle belangstellenden in de dagbladen zullen uitnoodi- gen, ten einde alsdan" gezamelijk te beraadslagen. W, v. d. D. Uit liet verdronken land. Van Vrijdag jl. wordt uit Waalwijk geschreven De toestand van Nieuwkuijk, van waar de ontzet tende ramp uitging, en van het daarachter laag gele gene Haarsteeg en Hoeven moet allerverschrikkelijkst zijn. Zoodra de doorbraak plaat9 had, en het water met woe9t geraas zijn doortocht steeds vergrootende, de gemeente binnendrong, was ieder slechts op eigen levensbehoud en dat der zijnen bedacht, en zocht daartoe de wijk op de zolders. Doch ook daar ver keerden zij spoedig in levensgevaar. De huizen toch nabij de doorbraak bleken alras niet bestand te zijn tegen den sterken stroom, en bovendien stond het water spoedig tot aan de daken. Allerwege verhief lich een akelig noodgeschrei. Van uit de vensters en van boven op de daken zag men geheele gezinnen de arme.» uitsteken, en hoorde men de ongelukkigen om hulp smeeken. De menschenliefde verloochende zich niet. Met leiensgevaar zag men velen te water gaan, om hulp aan te brengen. Biunen weinige uren zaten tal van geredde en gevluchte ongelukkigen aan den dijk, velen bijna beroofd van alle kleeding,"en daar onder moeders met hunne pas geboren zuigelingen. Doch ook velen riepen te vergeefs om hulp, dewijl de sterke stroom vooreerst de redding onmogelijk maak te. Men verzekert dat gisteren avond (donderdag) nog zeer vele huishoudens op hulp wachtten. Men hoorde hulpgeschrei, zag de ongelukkigeu, maar hulp aan te brengen was niet mogelijk. Heden mogen zaten hier en daar nog menscheu in de boo nen. Van hen, die naar boven gevlucht waren, leverde vooral één gezin een hartverscheurend schouwspel. Men zag in de verte van den dijk hoe die menschen tot door het dak gekropen waren, terwijl .de muren bijna waren weggeslagen, zoodat ieder oogenblik het laatste kon zijn. Eeuklaps stortte het dak naar beneden, maar doordien het plat neerkwam, dreven de ongelukkigen voort tot zij op een ander huis stieten, waar zij door het dak zich toegang verschaften om daar op den zolder op verdere hulp te wachten, die echter ook daar vooralsnog onmogelijk wrs. Tal van menschen worden nog vermistouders hebben van gisteren nacht af hunne kinderen niet meer gezien, vrouwen ver- keereu in de grootste, verschrikkelijkste onzekerheid omtrent het lot hunner mannen. Of er veel menscheu omgekomen zijn, kan nog niet gezegd worden wel loopen er geruchten dat er lijken aangespoeld zijn, waaronder vooral van kinderen, doch hieromtrent heerscht nog groote onzekerheid. Veel vee is in het water omgekomen. Van Drunen zijn slechts enkele wijken ondergeloo- pen. Het water buitendijks valt langzaamhet binnen water neemt nog steeds toe, Commissiën hebben zich hier en elders gevormd, om door spoedige, vereende hulp de noodlijdenden van het hoogst noodige te voorzien. Een groot aantal vluchtelingen hebben de wijk naar hier genomen; allen worden opgenomen en liefderijk verpleegd. De stallen zijn opgevuld met vee. Uit Raamsdonk wordt het volgende mede van Vrij dag bericht ,Xadat gisterenmorgen omstreeks 2 ure de dijk te £uyk was doorgebroken, is de provinciale straatweg te Waspik en Capelle geheel van water bevrijd ge worden ook ondervindt men heden te Raamsdonk (Keizersveer) dien hevigen en feilen stroom niet meer, zoodat met de pont de overvaart geschiedt, hetgeen op dit oogenblik zeer ten gerieve korai van een ge deelte der bewoners van het land van Altena, hetwelk door de overstrooming in een zeer erbarmelijken toe stand verkeert. Heden middag en avond is reeds een gedeelte vee en paarden uit het land van Altena over gezet geworden om te Raamsdonk, Waspik en Capelle gestald te worden, wijl daar het ergste te vreezen staat. Heden middag aan den doorgebroken dijk te Cuyk zijnde, was de toestand dier bewoners in dien omtrek zeer beklagenswaardig vanwege het gebrek aan vaar tuigen; men bespeurde nog menschen, welke in de booraen zaten en reikhalzend naar hulp uitzagen. Ge lukkig kwamen er eenige schippers uit Hedelaar, welke beter dan de bewouers aldaar met het water bekend zijude, uitmuntende hulp konden verschaffen. Alles is daar nog verwarringde vader weet niet waar de zoon of dochter is, en omgekeerd men ver moedt dat in die streek meer dan 300 stuks vee door den vloed zijn omgekomen. Ik schat, dat het water door dezen overlaat (Cuykschen dijk) werkt met on geveer een halve meter. Het dorp Drunen staat, niet tegenstaande het nogal hoog gelegen is, voor 2/3 onder water. Door den Baard wij kschen overlaat loopt nog een felle stroom. Vrijdag avond werd een telegram van den burge meester van 's Bosch door den burgemeester van Utrecht ontvangen, behelzende de vraag, of men te Utrecht een deel vluchtelingen uit de overstroomde streek kon opnemen. Eene commissie vormde zich en stelde het Militair Logement open 's avonds kwamen de eerste vluchtelingen ten getale van 19 aan, meest vrouwen en kinderen uit Vlijmen, enkelen uit Nieuw- kuik, welke sedert drie dagen op den dijk hadden doorgebracht en van daar Vrijdag middag ten vier ure per schuiten waren afgehaald en naar het station van den spoorweg te 's Bosch overgebracht, tot verder vervoer naar Utrecht. Bij hunne komst werd door hen dankbaar ge bruik gemaakt van een warm kop koffie en het noodige brood en kaas, waarna zij zich in de voor hen bestemde lokalen, doodvermoeid doch overigens opgebeurd door de ontvangst te Utrecht ondervonden, ter ruste hebben begeven.Zij hadden niets kunnen redden en geen andere kleedingstukken dan die om het lijf. De Prov. Xoordb. Ct. van Vrijdag meldt het vol gende Gedurende den geheelen dag van heden (Vrijdag) kwamen ^schepen en booten met houderden vluchtelin gen uit Vlijmen, Haarsteeg, Hedikhuizen, Giessen enz. te 's-Bosch aan, zoomede veel vee, alles natuur lijk in treurigen toestand. Een ouzer stadgenooteu, de heer B. Heeren is ge heel op eigen kosten naar de plaats des onheiis ver trokken met een schuit vol brood. Het aangekomen vee is geborgen in de wagenlooas nabij het station. De meeste vluchtelingen vonden een schuilplaats in 't arsenaal nabij de St. Jacobskazerne, terwijl ook particulieren welwillend hunne beschikbare gebouwen openstelden tot verblijfplaats der lajrijke ongelukkigen, onder welke zoowel grijsaards als onbeholpen wichtjes, zieken en gebrekkelijken zijn. Vrijdag namiddag waren een 200 «t 300 tal men schen, meestal vrouwen en kinderen, slechts 19 flinke mannen waren er onder, hier onder dak gebracht. Door de spijskokerij worden zij allen vau warme spijs voorzien. Morgen wordt nog een 200tal verwacht. De tijdingen van Zaterdag en Zondag zijn een weinig moedgevend, het water zakte, maar zeer lang zaam. Uit Tilburg wordt vau 1 Januari geschreven Heden avond zijn alhier een 200tal watersnoodlij- denuen uit het land van Heusden en Altena aange komen, ten einde alhier tijdelijk te worden verpleegd. Zij zijn gedeeltelijk in een van de lokalen der ateliers van den Staatspoorweg en gedeeltelijk in een beschik baar schoollokaal opgenomen, terwijl de zieken in het gasthuis verpleegd worden. Tengevolge van de doorbraak te Nieuwkuijk is YVoudriohem(hoofdplaats van het Land van Altena) voor velen uit de omliggende gemeenten het toevluchtsoord geworden. Zoodra de ramp bekend was, heerschte- er dag en nacht door het geheele Land van Altena een ongewone drukteaan rust kon niet worden gedacht. Een groot aantal huisgezinnen, en onder deze zieken en ouden van dagen, met paarden en allerlei vee, huismeubelen, stal- en landbouwgereedechappen, hooi, stroo, koren, aardappelen euz. werden met karren en wagens de stad ingebracht om huisvesting en berging te bekomen. Alle huizen, schuren en stallen zijn daar door opgepropt vol. Aan de armen van buiten is het vergund de rijks militaire kazerne te betrekken, terwijl door het ge meentebestuur voor de noodige brandstoffen gezorgd wordt. Daar er voldoende tijd tot vluchten was, meent men te mogen onderstellen, dat in deze streken geen persoonlijke ongelukken te betreuren zijn. De poorten der stad zijn nu van sterke kistingen voorziendaarbuiten staat alles diep onder water, terwijl de was aanhoudt. De hulpgaten in den Uppelschen dijk, alsook de Sluis aan de Bakkerskil, zijn thans geopend. Donderdag ochtend kwam te Sleeuwijk het bericht aan, dat de Heidijk bij Vlijmen of Nieuwkuyk was doorgebroken, en ook daar het water dus stellig was te wachten. De klok werd geluid, en ieder ging terstond aan het werk, om zooveel mogelijk te behou den, hetwelk dan ook over het algemeen uitne mend goed gelukt is. 't Was 's avonds ongeveer ten acht ure, toeu er langs den dijk een groot geraas was te hooren, en men elkaar toeriep het water komt. Daar was dns behoorlijk tijd geweest, om op te rui men. Maar al was er tijd, niet ieder vond daartoe gewenschte gelegenheid menigte van vee en goederen moesten aan den dijk of in de open lucht blijven, of in een spoedig opgeslagen afdakje geborgen ja meer dan een onzer natuurgenooten deelde in dergelijk lot, hoewel over het algemeen de hulpvaardigheid en be reidwilligheid om anderen in huis op te nemen niets te wenschen overlaat. Jhr. M. J. L. J.VJ. A. Heldewier, gezant van Nederland bij de Hoven van Spanje en Portugal, is Zaterdag morgen dood te bed gevonden, waarschijnlijk getroffen door eene beroerte. In de vergadering van afgevaardigden der plaatse lijke comité's en van belangstellenden in de noorde lijke IJszee-vaart, den 4 Dec. jl. te Amsterdam ge houden, is op voorstel van het comité van uitvoering besloten om de Willem, Barents in den zomer van 1881 voor de vierde maal naar de IJszee te zenden.

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1881 | | pagina 2