Nieuwe Goesche Courant,
Christelijk-historisch blad v )or eel and.
i a ho.
Donderdag IS December.
iv0. 687.
's MINISTERS OOGEN.
HET ZUIDEN,
Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag
avond ten 8 are, behalve op Christelijke feestdagen
Prijs per drie maanden franco1,50.
Enkele nommers- 0,05.
Uitgever
P. G. WIJTMAN,
te
MIDDELBURG,
Prijs der Advertentiën:
Per regel 10 ets.Familie-berichten van 1 6
regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 6 cents per regel.
Ministerie van Waterstaat, Handel en Vijverheid.
RIJKS-WATERSTAAT.
PROVINCIE ZEELAND.
AANBESTEDINGEN.
Op Vrijdag 24 December 1880, des voormiddags ten
10 ure, zal, onder nadere goedkeuring door den Com
missaris des Konings in de provincie Zeeland, of, bij
zijne afwezigheid, door een der leden van de Gede
puteerde Staten, en in bijzijn van den Hoofdingenieur
Van den Waterstaat in het 11de district, aau het ge
bouw van het Provinciaal Bestuur te Middelburg,
worden aanbesteed
Het eenjarig onderhoud van de
Rijks contr escarpe te Tholen, behoorende
tot de zeewerken in Zeeland.
(Raming f 730.
Deze aanbesteding zal geschieden volgens 441
der Algemeene Voorschriften.
Het bestek, no. 40, ligt ter lezing aan het ge
bouw van het Ministerie van Waterstaat, Handel en
Nijverheid, aan dat van het Provinciaal Bestuur van
Zeeland te Middelburg, en is voorts op franco aan
vrage, tegen betaling der kosten, te bekomen bij den
boekhandelaar M. Nijhoff, Nobelstraat no. 18 te
's Gravenhage, en door zijne tusschenkomst in de voor
naamste gemeenten des Rijks.
Op 18 en 20 December 1880 worden de noodige
aanwijzingen op de plaats gedaanvoorts zijn nadere
inlichtingen te bekomen bij den Hoofdingenieur te
Middelburg, bij den Ingenieur te Zierikzee.
*s Gravenhage, 16 November 1880.
Voor den Minister,
De Secretaris - Generaal
STARING. I. S.-G.
GEMEENTE-BESTUUR.
Belasting op de Honden.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
brengen ter openbare kennis, dat het tweede suppletoir
kohier der belasting op de honden over 1880 op heden
door hen voorloopig is vastgesteld, en dat dit kohier
ter secretarie voor een ieder ter inzage zal liggen van
Dinsdag den 13 December tot en met den 27 Dec.
1880, op eiken werkdag van des voormiddags 9 tot des
namiddags 2 uren, alsmede, dat ieder aangeslagene, ge
durende dien tijd tegen zijnen aanslag bezwaren, op
Op ongezegeld papier bij den gemeenteraad kan indienen.
Goes, den 11 December 1880.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
J. G DE WITT HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
Hoofdelijke Omslag-.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
brengen ter openqare kennis, dat het Tweede Sup
pletoir Kohier aan den Hoofdelijken Omslag over
het ]aar 1880 op heden door hen is vastgesteld, en dat
dit kohier ter Secretarie voor een ieder ter inzage zal
liggen van Dinsdag den 13 December tot en met
Dinsdag den 27 December 1880, op eiken werkdag van
des voormiddags 9 tot des namiddags 2 uren, alsmede
dat ieder aangeslagene gedurende dien tijd tegen zijnen
aanslag bezwaren, op ongezegeld papier, bij den ge
meenteraad kan indienen.
Goes, den 11 December 1880,
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
J. G. DE WITT HAMER.
De Secreteris,
HARTMA N.
De heer Modderman, minister van justitie,
heeft 9 December in de Tweede Kamer eene
redevoering uitgesproken, waarvan het slot al
te merkwaardig is, om 't niet onder de oogen
onzer lezers te brengen.
Sprekende over het al of niet toelaten van
processies in Roomsche streken, beroemde de
heer Modderman er zich op, dat hij in de vijf
tien maanden van zijn ministerschap slechts
tweemaal het houden eener processie had moe
ten weigeren, gebonden aan rechterlijke uit
spraak, en dat in dien tijd geen enkele vervol
ging tegen geestelijken te dier zake was
ingesteld. Hij zeide verder
„Strevende naar het vermijden van moeielijkheden
en van, altijd min of meer hatelijke, vervolgingen,
bevorder ik, naar ik meen, een groot Staatsbelang.
Nederland is klein, in menig opzicht zwak. Maar toch.
kan het sterk zijn zoolang er slechts eendracht is en
zoolang een iegelijk en ook diegenen vooral, die aan
deze tafel (der ministers) gezeten zijn, in het oog hou
den dat de Nederlandsche natie bestaat niet uit drie
vijfden maar uit oy/vijfden.
Zeer juist gezien. Nederland heeft eene ge
mengde bevolking, de fajee-vijfden Roomschen
zijn even goed burgers als de drie-vijfden Pro
testanten.
Verder ging de minister voort:
„Mij ligt nog iets op het hart. Ik heb straks, toen
ik den toestand van het land besprak uit het oogpunt
van de openbare veiligheid iets ter zijde gelaten,
waarop ik mij als Minister van Justitie verplicht acht
de ernstige aandacht der Kamer te vestigen
z/Hoe optimistisch (alles goeds hopend en verwach
tend) ik in het algemeen zijn moge hoe vervuld van
het geloof dat de idee het eenige waarachtige is en
dat het ideaal ten slotte de werkelijkheid beheerseht
ik ontveins mij toch volstrekt niet dat de tegen
woordige toestand der maatschappij ik spreek nu
niet van politiek niet alleen der Nederlandsche,
maar der Europeesche maatschappij in menig opzicht
hoogst ernstig is.
„Met een van de grootste geschiedschrijvers onzer
dagen meen ik, dat men geen profeet, behoeft te zijn
om de mogelijkheid misschien moet ik zeggen de
waarschijnlijkheid aan te nemen, dat voordat deze
eeuw ten einde zal zijn gespoed, Europa eene sociale
omkeering dreigt, waarbij aBe vroegere politieke revo-
lutiën slechts kinderspel zullên geweest zijn.
„Waardoor de dreigende gevaren te bezweren P
„Misschien door herziening der wetten
„Ook ik ben van wetsherziening niet geheel afkee-
rig, mits op het juiste tijdstip, met de grootst moge
lijke voorzichtigheid
Maar tot diegenen, 't zij in of buiten deze zaal, die
meenen dat men door herziening van wetten
zedelijke of maatschappelijke kwalen genezen kan, tot
ben zeg ik herziet u zeiven
„Neen, er is een ander en beter middel, en ik ga
mijn werkkring als Minister van Justitie, niet te bui
ten, als ik op zijne toepassing aandring,
Dat allen voor wie de vaderlandsliefde nog iets
hoogers is dan aanhankelijkheid aan eene partij
„dat allen, voor wie de godsdienst nog iets hoogers
is dan belangstelling in dogmatieke vraagstukken of
kerkelijke geschillen
„dat allen voor wie het recht is, niet een product
van convenience (hetgeen op het oogenblik te pas
komt) of van menschelijke slimheid, dat men kan
fatsoeneeren of kneden overeenkomstig de eischen van
ik weet niet welke ulititeit (gebruik van het oogen
blik) maar eene hoogere macht, die wij niet te
scheppen maar te zoeken hebben, en die wij, in het
onwrikbaar geloof dat zij nooit dan ten goede werkt,
onder alle omstandigheden veilig kunnen volgen, ge
hoorzamen en dienen
„dat die allen zich den tijd die nog over is, ten
nntte maken om zich hunne hoogere eenheid tot be
wustheid te brengenom op den achtergrond te
dringen wat hen verdeelt, op den voorgrond al dat
gene en och het is zooveel wat allen voor
wie het leven een heilige ernst is, vereenigtdat zij
den partijstrijd, voor zoover die er zijn moet, zuiveren
en veredelen door wederzijdsche waardeeringrecht
vaardigheid leeren betrachten èn jegens elkander èn
ook vooral jegens de minbevoorrechte klassen van de
maatschappij en, opdat ik het laatst noeme datgene
wat al dadelijk zou kunnen geschieden, dat zij al
hnnne persoonlijke rancunes verdrinken in den ge-
meenschappelijken eerbied voor godsdienst, waarheid
en recht."
Heel deze redeneering bewijst dat de minister
volstrekt niet blind is, maar laat ons toch
ruimte voor de vraagof Zijne Exellentie wel
twee goede oogen heeft.
In de verte kan hij goed zien.
Hij ziet misschien zoo ver als de Arnhemséhe
Courant van 6 Dec., die het einde meent te
zien van alle constitutioneele regeeringen, zoo
als die thans in samenwerking van Vorsten en
verschillende Kamers of Huizen van volksver
tegenwoordigers bestaan.
„Wanneer niet alle voorteekenen bedriegen" zegt zij
in de toekomst te zien „een beginsel van absolute
regeering. Geene vrijwilligeop wederkeerige over
tuiging gegronde, samenwerking van zelfstandige
machten, geene regeering van het beste verstand,
maar eene nieuwe alleen heerschappij van den krach-
tigsten wil, een wil die niet meer zal zijn de wil van
een persoon, maar van eene massa, niet alleen de
onderwetsche alleenheerschappij van den Souvereinen
Vorst, maar de nieuwerwetsehe van het Souvereine
Volk. In dit stelsel, bestaan geen andere machten naast
de Volksmacht. De Vertegenwoordiging kan en mag
onder dit stelsel niets anders zijn dan de uitvoerder
van des Volks wilsbeschikkingende Regeering, of
wat men thans zoo noemt, is dan een louter agenW