Nieuwe Goesche Courant, Christelijk-hi&torisch blad voor Zeeland. i atio. Dinsdag 14 December. W 680. ONPRAKTISCH? IET ZUIDEN, Verschijnt elken Maandag, Woensdag en Vrijdag avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen Prijs per drie maanden francof 1,50. Enkele hommers- 0,05. Uitgever F». O. WIJTMAN, TE MIDDELBURG. Prijs der Advertentiën: Per regel 10 ets.; Familie-berichten van 16 regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 6 cents per regel. GEMEENTE-BESTUUR, SCHOOLBEZOE K. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, ves tigen, naar aanleiding eener Circulaire van Heeren Gedeputeerde Staten van Zeeland, d.d. 3 Deeember jl., no. 110, (Prov. blad no. 108,) de aandacht van belang hebbenden op de bepaling van art. 81, laatste alinea, der Wet van 17 Augustus 1878 (St. bl.no, 127,) volgens welke ouders of verzorgers van kinderen boven de zes en beneden de twaalf jaren, die volgens de daarvan te maken staten zich op 1 Januari in de gemeente be vinden, doch niet ter school gaan, van wege de ge meente geene ondersteuning (geneeskundige hulp uit- Zonderd) kunnen ontvangen, tenzij zij aantoonen, dat hunne kinderen ten onrechte op den ter Secretarie ter lezing te leggen staat van niet sehoolgaanden zijn ge bracht of dat hun het niet schoolgaan dier kinderen niet is te wijten. Goes, den 11 December 1880. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. G DE WITT HAMER. De Secretaris, HARTMAN. KENNISGEVING. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS van GOES geven door deze aan belanghebbenden kennis, dat eerstdaags zal worden aanbesteed het dempen der sloot &an den noordkant van den tuin van het koffiehuis „Da Prins van Oranje'-' en het daarvoor in de plaats maken van een riool dat bij de uitvoering van het werk kosteloos gelegen heid bestaat, voor die perceelen welke door dit werk hunne alwatering zouden verliezen van de plaats waar thans de sloot ligt tot aan het hoofdriool, een uitwa teringskanaal te verkrijgen dat zij die hiervan gebruik wenschen te maken zich vóór Zaterdag den 18den December bij bovengenoemd collegie schriftelijk voor dit doel behooren aan te melden op dat hun verlangen in overweging zou ge nomen kunnen wordenen dat aanvragen om in bedoeld gedeelte riool eene uitwatering te verkrijgen na dien dag ingekomen op den gewonen voet behandeld worden, terwijl alsdan bij vergunning om een afvoerriool naar het hoofdriool te leggen, de kosten van zoodanig werk geheel door den belanghebbende moeten gedragen worden. Goes, den 10 December 1880, Burgemeester en Wethouders voornoemd. J. G. DE WITT HAMER. De Secreteris, HARTMAN. Sprekende over het tussehen de redactie van De Standaard en den heer de Savornin Lobman bestaande verschil omtrent de houding der anti revolutionaire kamerleden bij de eindstemming over het strafwetboek, zegt Ds. Gispen in De Bazuin Nu heeft, mijns inziens, deze gebeurtenis weder middagklaar aangetoond, voor wie het nog niet zag, dat men met de anti-revolutionaire beginseien o, zoo weinig doen kan, in het practische leven. En dat Diet omdat die beginselen niet deugen, maar omdat de volken in de 19e eeuw uit geheel andere beginse len leven dan in de 16e eeuw. De levensstroom heeft een andere bron, dan ten tijde van Calvijn, en graaft zich een andere bedding. Dit feit mag men betreuren, maar het te ontkennen, gaat niet aan. Zoolang men op de studeerkamer blijft zitten, kan men de beginselen uitwerken tot een geheel godsdienstig, of gereformeerd-maatschappelijk stelsel maar zoodra men een staatsambt of gewichtige maat schappelijke betrekking bekleedt, loopt men dadelijk vast. Een rechter b.v. heeft bitter weinig met begin selen te makea; maar des te meer met de wet. Eene goede, zedelijke, bruikbare wet komt hem dagelijks te stade. Deze uitspraak het persoonlijk gevoelen van Ds. .Gigpen, die 't onderteekende is na tuurlijk door de tegenstanders der anti-revoluti onaire beginselen met blijdschap opgemerkt. j> Ziet gewei" zoo zeggen zijseen van de voor naamste anti-revolutionairen verklaart de be ginselen zijner partij voor onpraktisch, voor iets dat in de maatschappij vastloopt," en 't kan zijn dat meer dan één voorstander dezer beginselen, dat menigeen, die er ten minste eerbied voor had, nu ook gaat zeggen: »er is niet veel mee uit te voeren." Wij luisteren gaarne naar den gezelligen kout van onzen vriend Gispen, hij kan vriend en vijand de waarheid zeggen op een toon, die alle boosheid uitsluit en ontwapent, maar dat »de waarheid zeggen" met eene voor den patient heilzame eenzijdigheid, is niet altoos de zuivere of volle waarheid. Als wij onszei ven rekenschap geven van ons lidmaatschap der anti-revolutionaire partij, dan verwijlen onze gedachten niet bij Calvijn, al is diens invloed op de grondleggers onzer party onmiskenbaar. Voor ons is de grondgedachte der revolutie uitgesproken in deze woordenGod onderde menscli boven, en daartegenover is 't kort begrip der anti-revolutionaire beginselen God boven de mensch onder. Wij kennen ijverige voorstanders onzer be ginselen wij behoeven ze niet met den vin ger aan te wijzen die verre van calvinistisch, die beslist luthersch zijn, en toch volstrekt niet als byloopers, als met ons optrekkend vermengd volk" worden beschouwd. 't Is bij vele anti-revolutionairen waar te nemen, dat zij, wat hunne godsdienstige overtuiging, hun kerkelijk standpunt betreft, calvinistisch zijn, en er zijn onder hen niet weinigen, die in plaats van de calvinistische beginselen uitte werken naar de behoeften der 19e eeuw, liever tot Calvijn en de 16e eeuw zouden terug willen, 't Lijkt hun gemakkelijker drie eeuwen terug te springen, dan zich de moeite te geven om te doen, wat Calvijn doen zou als hij nu leefde, 't Komt ons voor dat Ds. Gispen op de zoodanigen het oog had, toen hij de bovenaangehaalde woorden schreef. Onze anti-revolntionaire beginselen zouden er ook kunnen en moeten zijn, al ware er nooit een Calvijn geweest. Onze beginselen kanten zich aan tegen die der godloochenaars der vorige eeuw, tegen die der revolutie, waarmede op hun werk aan het eind dier eeuw de kroon werd gezet. De ongoddelijke beginselen zijn nooit zoo kras, nooit zoo brutaal op de maatschappij toe gepast als toen, en tegenover de doorwerking dier revolutionaire beginselen noemen wij de onze anti-revolutionair. Toch dagteekent de revolutie, het omkeeren der wettige orde, het zich vijandig stellen van volken en machten tegenover God, niet van een honderd jaar geleden. Wie geen vreemdeling is in de wereldge schiedenis weet, dat tijdperken, waarin God ge- eerd en als Koning erkend werd veel zeldzamer en korter waren dan andere, waarin de mensch zich als opperheer aanstelde en zijn eigen maak sel vereerde, zich een eigen god schiep in ver beelding of in stof. Zelts bij het onder de theocratie (godsheer- schappy) levende Israëlitische volk was het zoo. Wij moeten, om dat duidelijk te zien, niet eens gaan tot het rijk van Jerobeam, die door eene revolutionaire daad zich meester maakte van het hem door God toegezegde koningrijk, dat eindelijk in eene reeks van omwentelingen te gronde ging. Wij zien het bij het rijk van Juda, zoo goed als in den voortijd, van Mozes af, dat er slechts korte tijdperken zijn geweest van op wekking, in welke God als Koning werd erkend en gediend. Er kwamen toen zulke door en door revolutionaire tijdperken voor, dat Gods wet geheel vergeten raakte, dat ieder deed wat goed was in zijn eigen oogen. Zou het in eene zondige wereld anders kunnen? Wij kunnen het eens zijn met Ds. Gispen, als hij de deugdelijkheid der anti-revolutionaire beginselen erkennende, daaraan vooreerst de zegepraal niet durft voorspellen. Toch zien wy niet af van art. 1 van Ons Program De anti revolutionaire of christelijk-historische richting vertegenwoordigt, voor zooveel ons land aangaat, den grondtoon van ons volkskarakter, gelijk dit, door Oranje geleid, onder den invloed der hervorming, omstreeks 1572, zijn stempel ont ving en wenscht dit, overeenkomstig den gewij- zigden volkstoestand, in een vorm, die aan de behoeften van onzen tijd voldoette ontwikkelen." Ook is onze staatsbeschouwing er niet op aangelegd om uitsluitend een land te bevredigen, waarin niets dan calvinistische anti-revolutio nairen wonen; maar bedoelt de voorwaarden van edeler existentie en natuurlijker ontwikkeling dan ons thans gegund zijn, te bieden aan een rijk van gemengde bevolkingvan het rijk der Nederlanden, gelijk dit in de tweede helft der negentiende eeuw feitelijk bestaat f

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1880 | | pagina 1