INGEZONDEN STUKKEN. van Granen was er goede kooplust, zoodat het ter markt zijnde vrij wel opruimde. Tarwe - 9,— f - 9,60 Rogge - 8,— - 8,25 Win tergerst - 6,- 6,20 Zomergerst - 5,50 - 5,70 Haver - 3,80 - 4,50 Bruine Booneu - 10,- 11, Paardeboonen - 7,75 - 8,25 Koolzaad - -,- -, Groene Erwten - 9,50 - 10,25 Boter - 1,50 - Eieren - 5,40 - 5,60 Aau de lijn waren 195 koeien en 3 schapen. Be handel was niet levendig. Vlissingen, 23 Nov. Boter per kilogram f 1,35 a f 1,30 Eieren f per 101 stuks. Prijzen van Effecten. Amsterdam, 23 Nov. 1880. Nederl. Certific. Werkelijke scfiuld. 5tlfs:pet. 46l/8 dito dito dito 5 76'/b dito ditp "dito 4 M 1013/4 Loten stad Amsterdam 3 1091 /4 dito dito Rotterdam 3 H Rusland Obligatiën 1798/1815 o 983/s Certific, Inscr. 5e serie 1854 5 56l/s Dito dito 6e serie. 1855 t> 803/4 Obligatiën dito /"1000 1864. 5 95'/2 dito L. 100 18725 dito L. 100 1873 5 883/4 dito 1877 dito5 923/4 dito leening 186769 5 75l/a Loten 18645 Loten 1866 5 Aand. Spoorw. Gr. Maatsch. 5 118l/s Oblig. dito4-l/2 h 913/4 Oblig. spoorweg Poti-Tiflis. 4 893/8 dito dito Charkow Azow .5 dito dito Jelez Orel 5 dito dtto Jelez-Griasi. 5 873/4 Aand. Baltiscke spoorweg .3 *-54 Polen. Aand. Warschau-Bromberg 4 Weenen. dito dito 5 SP/s Oostëni. Oblig.metal.in zilv Jan./Juli 5 Gl3/S dito dito Febr./Aug. 5 611/4 dito dito April/Oct. 5 62'/a dito in papier Mei/Nov. 5 615 LAA TSTE BERICHTEN. Sncek, 24 November. Tot lid van de Tweede Kamer is gekozen de heer Yan Blom, candidaat der liberalen, met 1865 stemmen. Op den heer W. M. Oppedijk waren 1717 stemmen uitgebracht. Christelijke bestrijding van volksgewoonten. Met dank aan de redactie voor haar broederlijk waardeerend woord, zij het mij vergund in het alge meen belang een punt nader toe te lichten, waarin, naar mijn oordeel, nog een te veel machthebbend mis verstand bestaat. Ik kan hierbij niet voor anderen spreken, maar om der goede zaak wille is het mij leed, dat ik telkens en telkens weder moet betuigen, dat ik ongaarne genoemd word „een bestrijder van den sterken drank", of voorgesteld als „niet-drinken en niet-rooken te houden voor een der eerste kenmer ken van den geloovige." Het sta mij vrij mijne zienswijze zoo beknopt moge lijk uiteen te zetten. Tegen „zonde" is ieder christen geroepen en ver plicht te strijden. Waar Gods Woord zegt, dat geen dronkaard Gods Koningrijk zal beërven, moet ieder christen de dronkenschap bestrijden. Iets geheel anders is de strijd tegen bestaande gewoonten, waarin, op zichzelf genomen, niets zondigs wezen kon, maar, die of zeer ligt tot zoude kunnen leiden, of zulke afme tingen hebben aangenomen, dat zij hetzij op het maatschappelijk, hetzij op het godsdienstig leven stoorend werken, of wel beiden tot nadeel zijn. Niemand meer dan ik deed, heeft nu reeds jaren lang getuigd tegen het tot zonde stempelen van het gebruik van jenever of anderen sterken drank, en tegen het betitelen van sterken drank als „zonde drank" of „de drank der zonde". Alkoliol isalkohol, of hij in wijn, bier of jenever voorkomthet drinken van ieder van die dranken zou dus zonde moeten zijn, wat de ongerijmdheid zelve is. Als alkohol eeni- gen drank „zondedrank" maakt, zou ook het gebruik van eene reeks van medicijnen zonde zijn wat alweder ongerijmd is. Ik ben daarom geen bestrijder van deu sterken drank als zoodanig, noch ook in den volstrekten zin van het drinken van sterken drank maar wel van de volksgewoontehet gevolg van het opnemen van sterken drank onder de dranken des dagelijkschen levens, om ter aller uur, naar allerlei aanleiding, bij elke denkbare gelegenheid, in huis, op den win kel, bij openbare vermaken enz. enz. sterken drank, zwaar bier, bedwelmenden wijn enz. te gebruiken. Om niet dat gansche register telkens te moeten op sommen, is men gekomen tot de formule „bestrijding der heerschende drinkgewoonten." Met nadruk schrij ven wij het meervoud, omdat het zoo gemakkelijke en meest goedkoopere drank schenken eene lange reeks van usantiën heefi in -t leven geroepen, iu den vorm van fooien geven, onthalen enz. enz., waaraan dui zenden, die de gewoonte afkeuren, zich of uit men- schenvrees of om niet gierig en kleingeestig te schijnen, niet durven onttrekken. Nooit is het in mijn brein opgekomen om eenig j tabaksgebruik „zonde" te noemen. Misschien is tabak op zichzelf een nog meer te waardeeren geneesmiddel dan alkohol. Maar het tabaksgebruik, zooals het be staat, is eene van de onbeschaafde, nietsdoende wilden overgenomen „gewoonte", die zoo zeer is geworden „heerschende gewoonte", dat reeds zeer jonge kin deren haar zonder aanstoot volgen, dat jonge meDsehen er al of bijna al hun geld aan ten offer brengen, en niet weinigen moeten verklaren zonder tabak niet te kunnen leven, Wie de reeks van voorbeelden van be- spottelijke verslaafdheid, ook van anders eerwaardige i mannen, zou willen optellen, kwam niet ligt aan het einde. Genoeg zij het op twee zeer algemeene zaken te wijzen, op de verbeten woede van niet weinigen, wanneer men hen niet toelaat, zells in 't bijzijn van dames te rooken, en het niet ontzien van huisgeuooten of patiënten, waar deze niet of slechts met moeite kunnen dragen, dat de liefhebbers toegeven aan den hen bebeer- schenden lust. Geen grooter kweeker van zelfzucht dan tabak De bestrijding geldt dus de in het volksleven heer schende gewoonten. Deze bestrijding kon eene bloot maatschappelijke zijn, en bestaat ook werkelijk als eene bloot maat schappelijke, waar deze gewoonten met wapenen aan het gebied eener gezonde staatshuishoudkunde of aan dat der wetgeving ontleend, bestreden worden. Iemand kan, om een sterk sprekend voorbeeld te noemen, zelf een drinker en echtbreker zijn, en daarom toch nog niet willen dulden, dat een kroeg of bordeel zijn buur is, of zijn pand in waarde vermindert. Op dit gebied ziju eigen belang, zorg voor kinderen en be trekkingen, vaderlandsliefde enz. de groote drijfveer tot den strijd. Als christelijke bestrijding, ook van gewoonten neemt deze uit den aard der zaak een ander karak ter aan. Twee hoofdzaken zijn hier heilig te houdenlo het beslissend woordtenzij, dat iemand weder geboren worde; hij kan het koningrijk Gods niet zien 2o de boven allen wetsdwang verheven vrijheid der kinderen Gods, in welke zij geroepen zijo te staan, zoodat zij eer het leven dan deze prijs geven. Hier moet „de liefde van Christus" driegen, om te doen, wat Gods meest tot eere en den naaste meest tot heil is. Zonder te wenschen, dat geloovigen zich aan de maatschappelijke bestrijding onttrekken, integendeel, wensch ik toch en streef ik er naar dat zij de boven genoemde en alle voor bet hoogere leven gevaarlijke gewoonten in het volksleven uit geestelijk beginsel en met geestelijke wapenen bestrijden. Over het vele, dat in onze dagen ernstig denkenden daartoe driDgen moet, ware een boekdeel te schryven brenge daarom ieder de zaak biddend voor het aan- gezich des Heeren, met de vraag„Heer, wat wilt Gij, dat ik doen zal Ik ben zeker, dat de liefde, welke Hem voor ons schande en kruis verdragen deed, menigeen zal toefluisteren„merk op dit kwaad, dat gij bevordert, op dat goede, dat gij niet kunt doen of steunen, en gebruik niet langer uwe vrijheid ten beste van een geheel nutteloozen, enkel vleesche- lijken lust-" Op slechts twee punten wijs ik met eenigen na druk. Waardoor zijn slavenhandel en negerslavernij zoolang in stand gebleven Waar de onvermijdelijke wreedheden het mensck- en God onteerend stelsel hebben doen vallen, is het door niets zoozeer besten digd als door het iu schijn goed behandelen van christen slavenhouders. Iu schijn Ook zij toch waren gedwongen den slaaf het „mensch- zijn" te beletten, en, onder een schoonen sehijn toch strijdende tegen Gods Woord, bestendig den bovenal zij wat kwaad was in de oogen des Heiligen. Zoo is niets aan kwade, het maatschappelijk leven als geheel beheerschende gewoonten, gelijk de drinkgewoonten en het tabaksgebruik meer tot steun dan dat geloovigen, niet door de liefde van Christus maar door een vleeschelijk zwak gedrongen, ze als onschuldig, geoorloofd en goed stempelen. Mijn tweede punt is, dat het in gewone tijden dragelijke in bepaalde tijden tot zelfs een schandvlek op ons geloofsleven worden kan. Nauwelijks gaat er eene maand voorbij, dat niet deze of die mij raadpleegt over betrekkingen, die het offer der heerschende drinkgewoonten zijn. Zonder uitzondering bijna is het zoeken naar eenig toovermiddelwant anders mag het begeerde genees middel niet heeten, dat aan het slachtoffer, liefst bui ten zijn weten toegediend, een afkeer van den drank zal geven. De heilige God schiep niet zulke middelen om in welk denkbaar geval ook, den zondaar te ont trekken aan de gevolgen van het kwaad. Mijn be stendige raad is: „Laat de liefde van Christus uzelven en uw gezin dringen om tot behoud van den patient geheel-onthouders te worden. Zoo iets, dan zal dit offer tot zijn hart en geweien spreken en alleen me nige verzoeking afsnijden." In den regel is die raad niet welkom, haast schreef ik „nooit is hij welkom!" Allerlei redenen, die enkel zelfzucht cn menschen- vrees bedekken, moeten dienen tot bewijs, dat juist dit offer onmogelijk is! Moest dat zóó zijn in de ge meente van Christus Bewijst dit de heerschappij des Heiligen Geestes of die der gevierde gewoonten Maar 't zelfde geldt meer algemeene uooden. Kerk en school eischen geheel buitengewone offers. Wie kau in deze dure tijden en 'bij steeds drukkender be lastingen ze uitzuinigen op de noodzakelijke behoeften des dagelijkschen levens En nu, is het niet een algemeen verschijnsel, da:. de nuttelooze, geheel noo- delooze behoeften van gewoonte ook onder Christenen nog sterker spreken en zich gelden laten dan die, welke tot werkelijk levensonderhoud noodig zijn? Hoevele duizenden guldens van geloovigen doen den tabaks-, wijn- en bierhandel bloeien, houden daarvoor paleizen in stand, die den Christus van zijn kruis moeten doen vragen„deed Ik dat voor u, en is dit uw liefdebetoon jegens Mij Ik oordeel niemand, een ieder zij in zijn eigen ge moed ten volle verzekerd, maar waar ik boven alles strijd voer tegen de armoede aan liefde, blijkbaar in het door geloovigen huldigen van deze de wereld overheerschende gewoonten, daar kan Ik noode dulden dat ik verlaagd word tot „een bestrijder des dranks" of dat de drank „mijn vijand" genoemd wordt, of dat ik wordt voorgesteld als de geheel-onthouding tot het sine qua non des christelijken levens te maken. Is dan des Christens vrijheid alleen een vrijheid van doen en genieten, en niet ook- van nalaten en ten offer brengen Is het der gemeente waardig, dat een woordvoerder voor eene zaak honderd- en honderd maal moet zeggen, wat hij niet is en niet drijven wil, en dat men toch telkens weer komt met den sluitpaal die het wel door hem voorgestane belemmeren en verlammen moet Houdt mij, broeders, dit laatste woord ten goede, want ik bid u, oordeelt zeiven, is het niet hard, innerlijk zich bewust te zijn waarlijk voor den Heer en Zijne zaak te staan en te strijden, en ook door broederhand naar in den grond der zaak onheilig gebied verwezen te worden'? Met opname dezer regelen zult gij mij en, geve het God, ook de zaak van Zija heilig koningrijk ver plichten. C. S. ADAMA YAN SCHELTEMA. P. S. Opzettelijk heb ik de „teedere" snaar van volksvermaak niet aangeroerd, maar hoeveel op dit gebied zon anders en beter zijn, als niet vele plaatsen van ontspanning voor vrouwen ontoegankelijke tabagies waren, en als niet allen, tot concertzaal en comedie toe, er op waren aangelegd om het buffet te doen tieren en het drinken te veraangenamen? Hoe weinigen is het om kunst, om iets edels, hoe velen om het gezellige glas en zinnelijk genot of ook maar 't bannen van verveling te doen .AJDV iffUTKN TJLÏffN Onze geliefde Ouders P. HUIJ3SOON en M. DE MÜIJNCK, zullen D. V. 28 November hunne 25-jarige Eclitvereeniging vieren. Hunne dankbare kinderen. Hillegom 1880. De ondergeteekende betuigen hunnen harte- lijken dank voor de vele bewijzen van be langstelling, ondervonden bij bet overlijden van bunnen oudsten lieveling JAN LEENDERT. MiddelburgJ. A. PODWER. 25 Nov. 1880. E. POUWER—Smallegange. In de Meestoof DE ZON" bestaat gelegen heid spoedig MEEKRAP te bereiden. Opgaaf biervan gelieve men aan den onderge teekende te doen. W. L. KAKEBEEKE, Boekhouder.

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1880 | | pagina 3