Nieuwe Goesche Courant, Ch r is teiijk-historisch blad voor Zeeland. IV. 676. MAT IO MAAL. HET ZUIDEN, Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen Prijs per drie maanden francof 1,50. Enkele nommers- 0,05. Uitgever: P. G. WIJTMAN, te MIDDELBURG. Prijs der Advertentiën: Per regel 10 ets.; Familje-berichten van 1—0 regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 6 cents per regel. GEMEENTE-BESTUUR. Personeele Belasting". De BURGEMEESTER van GOES brengt bij deze ter kennis van een ieder wie het aangaat, dat de kohieren no 3 en4 vai. het personeel voor deze gemeente, over het dienstjaar 1880—1831, op heden ter invordering zijn ge steld in handen zan den ontvanger dier belasting bin nen deze gemeente. Goes, den 13 November 1880, De Burgemeester voornoemd, J. G. DE WTTT HAMER. AANBESTEDIN Gr. Kleeding- der Politieagenten. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES zullen op Zaterdag 27 November 1880, des namiddags te één unr, in hunne vergaderkamer ten raadhulze, bij inschrijving trachten aan te beBteden Het leveren der kleeding van de politieagenten voor 1880, bestaande in zes Uniformjassen, zes Overjassen, twaalf Lakensche Pantalons, en zes Petten. Pe modellen der kleedingstukken en de monsters van het laken, liggen met het bestek ter visie van belanghebbenden ter Secretarie der gemeente van heden tot den dag der aanbesteding op eiken werkdag, van des vooimiddags negen tot des namiddags twee uren. Goes, 17 November 1380, Burgemeester eu \yethouders voornoemd, J. G. DE WITT HAMER. De Secreteris, H A RTM A N. Het optreden der bell-ringers muzieklief hebbers, die door groote vaardigheid aan een aantal tafelschellen eene wonderlijke, buitenge woon welluidende muziek weten te ontlokken heeft aanleiding gegeven tot veel geschrijf; en 't is er nog niet meê uit. Het spijt ons dat wij niet in de gelegenheid zijn geweest hunne uitvoering te hooren, maar uit de verschillende berichten weten wij dat die vier vreemde muziekanten hoogst fatsoenlijke Engelschen zijn, die met hunne talenten woe keren ten voordeele van christelijk-liefdadige instellingen. Wij vernemen ook dat de lui, die naar hunne uitvoering zijn gegaan, in de ver wachting dat het iets zou zijn als een bid stond, zijn teleurgesteld. De bell-ringers toch hadden zich eenige grappen" veroorloofd, maar niemand heeft nog aangetoond dat deze»grap pen" van onstichtenden of kwetsenden aard waren. Ten overvloede heeft Ds. Adama van Scheltema, dien wij hoogachten om zijn strijd tegen den sterken drank en tegen het liederlijk straatgezang, dien we eeren om het vele goede dat hij onder het Amsterdamsch volk teweeg bracht, deze Engelsche heeren den steun van zijn invloedrijken naam verleend, en na ge hoorde beschuldiging zelfs hunne grappen" voor zijne rekening genomen. 't Zal dus zoo heel erg niet geweest zijn. Betuigt'nu een blad als dq NRotterdamsche zijne verwondering over bet weinig christelijk" karakter der muziekuitvoering van de bell-rin gersdan behoeven onze vrienden zich niet dade lijk door zoo'n vijandig blad in eens in den somberen hoek te laten dringen, 't Is al erg ge noeg dat de vijandige pers ons en de onzen als heel somber gestemd voorstelt, maar laat zij er toch niet in slagen om ons akelig-somber tc maken 't Is ook voor ons nog de vraag of De Standaard wèl deed door dadelijk de kwestie te stellen Engelsch of Nationaalen den indruk te geven dat onwaardige luchthartigheid aan gene, en gepaste ernst aan deze zijde der Noordzee de Christenen kenmerkt. Wij dweepen 1) niet met al wat van Engel schen oorsprong is. Ds. Scheltema boude ons ten goede dat wij in niet-drinken en niet-rooken niet, zoo als sommigen, een der eerste kenmer ken van een geloovige zien. Wij zien er zelfs eenig gevaar in, dat een _y<?7ieeZ-onthouder zich om zijne onthouding, om zijn zelfbedwang verder op den weg des heils zou kunnen wanen dan bij werkelijk is. Maar evenmin dweepen wij met eene stroef heid, welke nationaal genoemd wordt, en welke men tot een nationaal kenmerk zou willen vèr- hefien. Zeker, er is onderscheid tusschen landaard landaard, er is onderscheid tusschen de kerk genootschappen aan deze en aan gene zijde der zee, maar als wij belijden te gelooven eene heilige algemeene Christelijke kerk, dan hebben we als Christenen eerder internationaal dan uit sluitend nationaal te zijn. Maar dit daargelaten, 'tls nog de groote vraag of onze gereformeerde vaderen wel zoo diep ernstig waren in alle omstandigheden, als wij 't ons dikwyls hooren voorstellen. Denken wij aan het roemryk verleden, toen de vroomste en geleerdste mannen uit vaderland en buitenland zich bezighielden met de groote waarheden der Christelijke leer zoo goed en duidelijk zij konden te omschrijven, om de gereformeerde kerk zoo vast mogelijk positie te doen nemen tegenover de dwalingen van vele eeuwen, tegen over de dwalingen van een veelbewogen tijdperk van overgang, denken wij aan de roemrijke dagen van Dordt, dan stellen zich voor onzen geest de groote god geleerden, die zich jaren aaneen verdiepten in de vergelijking der meest gewichtige Schrif- 1) Omdat we Zeeuwen zijn blijven we dit woord met ee schrijven, 't klinkt met één. e zoo onverstaanbaar. tuurplaatsen, en we zeggen die mannen speelden niet met tafelbellen en maakten geen grappen", Maar zou er daarom in 1618 en '19 te Dordt, in kerkelijke kringen zelfs, nooit iets boertigs gezegd af gedaan zijn Wie dat ge looft heeft nooit dominés gekend, en maakt zich van hen eene heel saaie voorstelling. Terecht wordt er over geklaagd dat de gilden de gebreken daarvan wenschen ,.e niet terug zijn verdwenen. Er was toch veel goeds *n die uitingen van der vaderen volksleven, dat in de tegenwoordige erkende of niet-erkende vereenigingen nog niet geheel is wedergekeerd. Vraagt men nu of het in de burgerkringen onzer met hart en ziel gereformeerde vaderen zoo ernstig en deftig toeging als in eene ver* gadering der groote Synode, dan hebben we slechts te wijzen op de gilden-vergaderingen met de daarvan nog bewaarde drinkbekers, op de gebouwen, door de vaderen tot hun vermaak gesticht en gebruikt, zooals daar nog hier te Middelburg staanSt. Joris, 't Schuttershof en de tegenwoordige Infirmerie, zonder nog te spreken van de vele kolftuintjes, die op een of twee na verdwenen zijn; dan hebben we te wijzen op de liedekens, waarin de vaderen niet zelden hun hart lucht gaven, zelfs in droeve dagen, hunne vijanden kiezende tot doelen" voor de pijlen van hun dichterlijk vernuft. En zonder nu Jan Steen te noemen als schilder der gereformeerde zeden, vinden we in de meesterstukken der oud-hollandsche schilder school toch bewijzen genoeg, dat vroolijk ver keer, luim en boert door de vaderen volstrekt niet werden versmaad. Wil men op zijn beeldstormers alles »reini- nigen", dan vindt wij vernamen het nog deze week zelfs het beeldje van de godin der wetenschap op den staf van den pedel (bode) der Vrye Universiteit geen genade meer, en moet er (zie Standaard 18 Nov.) op ge wezen worden dat de Leidsche Universiteit op 8 Febr. 1575 werd ingewijd o. a. met ver toon van den god der dichtkunst en de negen Muzen. Komen we echter tot de praktische zijde van het vraagstuk, dan moeten we ons herinneren dat wijzelven jong geweest zijn, dan moeten we het oog slaan op onze kinderen, wier hart uitgaat naar genot. Het is een voorrecht als men, zooals de dich ter van Psalm 119, al zijn vermaak kan stellen in de Wet Gods. Wie den Heer dient, en onder zoekt wat ter Zijner eer door Hem zelf is ge schapen, door Zijne dienaren is verricht, door mannen vol des geloofs en des Heiligen Geestes

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1880 | | pagina 1