Nieuwe Goesche Courant,
Christelijk-historisch blad voor Zeeland
Dinsdag- 16 November.
N°. 674.
BINNENLAND.
i ftlM).
i smi
n a a
HET ZUIDEN,
Vecschijnteiken Maandag, Woensdag en Vrijdag
avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen
Prijs per drie maanden francof 1,50.
Enkele nommers - 0,05.
Uitgever
P. G. WIJTMAN,
te
MIDDELBURG
Prijs der Advertentiën:
Per regel 10 ets.; Familie-berichten van 16
regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 6 cents per regel.
GEMEENTE-BESTUUR.
Slachterij.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
brengen ter openbare kennis, dat door Abraham de
Wilde Cz. is ingediend een verzoek om vergunning tot
oprichting eener Slachterij in het perceel wijk D No.
137 (kadastraal bekend in sectie D no. 1600.)
Voorts, dat het verzoek met de bijlagen op de secre
tarie zijn ter visie gelegd en dat op Zaterdag den 27
November 1880, des namiddags te éen uur, in het ge
meentehuis gelegenheid zal gegeven worden om bezwa
ren tegen de oprichting in te dienen en toe te lichten.
Goes, den 13 November 1880.
Burgemeester eu Wethouders voornoemd,
J. J. OCHTMAN, L. B.
De Secreteris,
HART M A N.
Oeconomische Spysultxieeliiig'.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
brengen ter openbare kennis, dat," blijkens ontvangen
bericïit, de commissie tot de (ECONOMISCHE SP1-JS-
UITDEEL1NG hare werkzaamheden voor het aanstaande
winterseizoen heeft hervat en dat de biljetten ter in
schrijving aan de ingezetenen zijn uitgereikt.
Burgemeester en Wethouders voldoen gaarne aan het
verzoek der commissie, om tot ruime bijdragen aan te
sporen.
Eene herinnering aan de heilzame strekking van leze
instelling, te weten de uitdeling eener verwarmende en
voedzame SOEP aan invalide armen in het koude jaar
getijde, zal wel overbodig zijn, maar Burgemeester en
Wethouders achten het niet overbodig er op te wijzen,
hoe de instelling, door de ruime deelneming en onder-
Steuning der ingezetenen opgericht en in stand gehou
den, een sieraad onzer gemeente en het zeer te bejam
meren zou zijn, als zij door gemis aan de noodige
fondsen moest ophouden te bestaan, of hare weldadige
werking moest beperken.
In plaats van de verderfelijke handreiking aan bede
laars langs de deuren, waardoor de luiheid gevoed en
de zorgeloosheid bij de; behoeftige klasse bevorderd
wordt, is het bijdragen tot uitreiking van het doel dei-
commissie veel beter middel om de armen wel te doen.
De leden der commissie, zijnde behalve de heer J.
a a FRANSEN VAN DE PUTTE, Voorzitter, de hee-
ren F. S A. KNITEL, D. M. MOLIJN, a. DEKKER,
D HILDERNISSE, E. VAN DEN BOSCH, J. KOOMAN
a'z., B. M. den BOER, M. STERK en Mr. P. J. A, VAN
DAM, Secretaris en Thesaurier, zullen zelf de biljetten
bij de ingezetenen ophalen of de giften in ontvang
nemen en Butgeraeesfer en Wethouders hopen, dat zij
alsdan in eene ruime inteekening of bijdrage het be
wijs zullen zien, dat de werkkring der commissie en
haar voortdurend bestaan op hoogen prijs worden ge
steld.
Goes, den 13 November 1880.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. J. OCHTMAN, L. B.
De Secretaris,
HARTMAN.
Zullende de aanvang en sluiting door het kleppen
der kleine stadhuisldok worden aangekondigd.
Goes, den 15 November 1880.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. G, DE WITT HAMER.
De Secretarie,
HARJMAN.
Aanvang" en sluiting dei* Graan- en
Botermarkt.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
brengen ter openbare kennis, dat zij op verzoek van
eenige graanhandelaren en in overleg met de Com
missie voor de graanmarkt eène wijziging hebben ge
bracht in de tijdstippen van aanvang en sluiting der
Graanmarkt en ter uitvoering van artikel 3 alinea 2
der verordening tot regeling der Boter- en Graan
markt, hebben bepaald, dat beginnende den 6 December
1880 de graanmarkt zal aanvangen des voor
MxiddagfS te lialf elf are, en gesloten zal zijn
des middags te lialf een ure, terwijl
de Ixyteiriiaarkt van af dien dag zal gehouden
worden aan de Politiewaelit van des
vooriniddags lialf" twaalf tot des
middags een ure.
De christelijke pers en het
Strafwetboek.
Naar het oordeel van De Standaard is de behan
deling en aanneming van het Strafwetboek, gelijk dat
in de laatste weken plaats had, een bewijs van zede
lijk onvermogen op" politiek gebied.
Om den inhoud van het Strafwetboek is het in de
eerste plaats geoordeeld.
„De tegenstelling der in God wortelende en der
tegen den Allerhoogste ingaande beginselen kan al
bezwaarlijk sterker uitkomen dan bij een Wetboek
van Strafrecht. „Straf* en „recht* beide toch zijn rea
liteiten, die in een geheel ander licht voor u treden,
al naar gelang ge uw standpunt kiest in de zich zelf
genoegzame maatschappij van het menschelijk leven,
dan wel in den Alleenzelfgenoegzamen God, uit wien
alle ding is en om wien alle ding alleen bestaat. Een
Wetboek van strafrecht brengt u rechtstreeks in aan
raking met uw Catechismus, en door uw Catechismus
met den Woorde Gods en al de ontzettende vragen,
die menschen en raenschen verdeelen, als daar zijn het
karakter der zonde, de toerekenbaarheid der schuld,
de vrijheid van den wil, de heiligheid van den eed,
een toekomend oordeel, het doel van alle straf, de
zedelijke vrijmaking van het kwaad, het recht om straf
uit te oefenen, ja, de macht over 's menschen leven,
het perst en dringt zich alles schier in elk artikel van
dit Wetboek saam.
Een strafwetboek, rustende op de geopenbaarde be
ginselen van de Heilige Schrift, zal dus een geheel
ander zijn, dan een Strafwetboek, gebaseerd op de be
ginselen der moderne wereldbeschouwing. Elk;Wetboek
van dien aard is de inkleeding en belichaming van een
systeem. J5n r.u kan noch mag het verheeld, dat het
Strafwetboek, dat Dinsdag jl. onder den hamer van
den Voorzitter doorglipte, wel metterdaad en in der
waarheid eene doorgaande verloochening is van de
beginselen, door de Christenen beleden, en een incar
natie van de beginselen, beleden en verkondigd door
de woordvoerders onzer moderne maatschappij.*
Niet miuder om de wijze waarop het tot stand
kwam.
„Een parlement moet, naar zijn hooge bestemming,
reeds de naam van parliamentum duidt het aan, een
plechtige samenkomst zijn, waarin de gedachten, die
zich in het hart der natie verdringen, tot uiting komen.
Wetgevende macht is de Staten-Generaal volstrekt
niet. Wetgever is alleen de Koning.
Maar eer de Koning een wet maakt en dus die wet
kan uitvaardigen, is hij gehouden, die wet zedelijk
vast te hechten in het liooger bewustzijn der natie
ze als te schrijven op de tafelen van haar hart.
En daartoe nu strekt de wetsbespreking met de
Volksvertegenwoordiging.
In die Vertegenwoordiging moeten dan de beginselen
die in het volk leven of ook dat volk verdeelen, in al
hun diepte gepeild, aan het woord komen. Wat voor
het eene en tegen het andere beginsel te zeggen valt,
moet door kundige denkers, vaardige tolken, bezielde
tribunen bepleit. Zoo ontstaat er een worsteling van
de gedachten in het woord. In die worsteling mag
geen kwartier gegeven, noch gerust eer de overwinning
door feitelijke nederlaag van den „zwakkere in begin
sel* beslist en uitgemaakt is. En geen recht mag vast
gesteld, geen straf gedreigd, geen macht den rechter
geschonken worden, dan nadat elk der ontworpen be
palingen, door het debat in helder licht gesteld, zich
in zedelijken zin wist te rechtvaardigen voor het be
wustzijn der natie.
Van zulk een worsteling behoort dan een weêrklank
door heel het land uit te gaan. Het moet spannen op
het Binnenhof. De daar bestaande spanning moet over
gaan in de pers. En uit de pers moet de beweging
uitgaan, die allengs het meêlevend volk in die hooge
debatten doet deelnemen en partij kiezen. Door het
besef van die volksbelangstelling moet de toon van den
strijd nog verhoogd worden. En het einde moet zijn,
dat het gevoerde debat de beginselen over en weer
nogmaals vaster deed wortelen: dat het rechtsbesef bij
heel het volk weêr wierd opgewekt; en dat de natie,
alsnu ouder zulk een strafwet zich buigend, wêer klaar-
lijk en helder weet, op wat autoriteit, in welk geval
en door welke macht, op wat wijs en op welken grond
er gestraft zal worden.
Staat de natie nog zeer laag, gelijk in Rusland ef
Bulgarije, dan wordt het recht haar opgelegd. Maar
heeft een volk, gelijk ten onzent, een historie, leeft hefc
met bewustzijn, wierd het mondig, dan is een behan
deling van zulk een materie naar lageren maatstaf dan
we aangaven, eenvoudig een vlek op zijn eer, een ver
kleining van zijn histoiische beteekenis, een bedenke
lijk symptoon voor zijn zedelijken welstand.
En hoe ging het nu?
Een Kamer, die de figurante speelt, die in heel haar
optreden betuigt: „Uitnemende Minster, de Staten-
Generaal, ontzonken aan haar roeping, is voor zulk een
grootsche taak te klein, te onbeduidend, te machteloos
geworden. O, doe gij het voor ons af. Dicteer ons uw
Wetboek. En mocht de vorm eischen, dat het ook zoo
nog de revue bij ons passeere, o, kom dan, en geen
onzer zal u ophouden. We zullen niet debatteeren, we
zullen zwijgend bij uw arbeid toêzien, en de sleutel
tot het geheimnis zal liggen, niet in hart, noch in ons
woord, maar in den zeer prozaïschen hamer van onzen
president.*
Het voorstemmen van de anti-revolutionaire leden
geeft de Standaard een afkeurend woord in de pen.
Zelfs het scherper optreden van dit nieuwe wetboek
tegen de onzedelijkheid is niet in staat die houding
te rechtvaardigen.
„Want al bieden we ongeveinsd onze hulde aan allen,
die het zedelijk besef hierbij hoog hielden, toch toont
reeds het feit, dat ook de moderne Minister en tal van
moderne Kamerleden hiertoe meewerkten, hoe weinig
ook hierbij de zuivere eisch onzer beginselen ons werd
gegund.
Dat men voor eene onderwijswet rustende op tegen
overstaande beginselen nooit stemmen zou, maar wel
voor een strafwetboek, dat stellig niet minder der
Majesteit van de Souvereiniteit onzes Gods raakt is
eene inconsquentie door de Standaard gewraakt.
Geheel anders is het oordeel van de ProtestantseM
Noordbrabander
iVDe grenzen op elk terrein juist te stellen, ziedaar
het moeielijkste probleem dat een strafwetboek heeft
op te lossen. Men beweert dikwijls dat de liberalen te
pliilantropisch, te humaan zijn en zulks ten koste van
het recht der maatschappij. Dit moge waar zijn ten
aanzien van het strafstelsel, omdat het vooral de libe
ralen zijn die een overdreven vrees hebben voor licha
melijke kastijding, Maar in het midden gelaten de
vraag of celstraf van langen duur zooveel humaner is
dan eene korte, juist toegepaste lichaamskastijding,
ten aanzien van de vraag welke feiten strafbaar zijn,
zijn de liberalen, (conservatieven meegerekend) eer te
geneigd om het recht van den Staat, van dc Overheid
te verscherpen dan om het te verzwakken.
Eene vergelijking van het oorspronkelijke met het
thans aangenomen ontwerp evenzeer als met de bepa
lingen van den Code Pénal, (ons tegenwoordig straf
wetboek,) ?ou dat duidelijk in het licht stellen. Ook bij
de amendementen gedurende de behandeling ingediend
bleek het. Geen amendement, waarbij het strafrecht der
Overheid werd uitgebreid vond ernstige bestrijding.
Daarentegen bleek de poging om de Kamerleden tot
beperking te nopen, meermalen vergeefsche moeite. Som
migen beweerden dat men het ten aanzien van het een
of ander misdrijf de grenzen maar zóó moest uitbrei
den dat alles er onder vieldan had altijd het Openbaar
Ministerie nog de niet-vervolging in zijne hand Een
systeem, dat ook door tyrannen menigmaal is gehuldigd
en dat wij nog in enkele wetboeken terugvinden, waarin