Nieuwe Goesche Courant, Christ ei ijk-historisch blad voor Zeeland ft>. I BINNENLAND. joniiowuii Jk\y oVuiuu"!". N°. 6*ï HET ZUIDEN, Verschijnt elketi Maandag, Woensdag en Vrijdag avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen Prijs per drie maanden francof 1,50. Enkele noramers- 0,05. P. O. Uitgever WIJTM AM, MIDDELBURG-. Prijs der Advkrtentiën: Per regel 10 ets.; Familie-berichten van 1- regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 6 cents per regel. Jhr. A. F. de Savornin Lohman heeft zich in een hevigen strijd gewikkeld, door in De Protestantsche Noordbrabander ziju oordeel uit te spreken over de Ned. Herv. Kerk. Aanleiding daartoe gaf een schrijven van ds. Tin- holt in De Banier. Ds. Tinholt verwijt aan verscheidene voorname lijk aa.; de bekende Dordtschc predikanten, dat zij zich volgens de Synodale inrichting lieten examineeren, beroepen, verkiezen tot leden van lagere en hoogere kerkbesturen, dat zij met deze besturen in correspon dentie treden, voor hunue vierschaar verschijnen, zieh van vonnissen der lagere- op uitspraken der hocgere besturen beroepen, en eindelijk toch weigeren zulk eene uitspraak te erkennen. De heer Lohman heeft daartegenover naar de his torie verwezen, en aangetoond dat onze vaderen wel eindelijk Filips. van Spanje hebben afgezworen, maar eerst diens rechten eerbiedigden. Zij hebben zich wel verzet tegen onrechtmatige bevelen en vonnissen van dien koning of liever graaf doch gingen niet tot tie afzwering over, voor dat alle middelen tot het verkrijgen van recht waren uitgeput. „Hoeveel te meer", zegt de heer Lohman, hebben wij de veroor deelde predikanten te stellen boven hunne rechters „nu wij staan tegenover een Synode, die geen over' heid is over, maar dienaresse is van de christelijke gemeenten." De heer Lohman doet verder duidelijk uitkomen dat hij er niet om treuren zou als het Ncd. Herv. Kerkgenootschap door hem wel onderscheiden van de Gereformeerde kerk mocht komen in te storten. Hij zou 't een voorrecht achten voor de „waarlijk deugdelijken" onder de predikanten. Deze laatste uitdrukking vooral heeft den toorn gaande gemaakt van ds. Buijtendijk, die in 't Wage- ningsch Weekblad bet volgende schreef „Ten slotte nog een paar opmerkingen over de positie, die de meeste onzer politieke autoriteiten tegen over onze kerk innemen. Tot nu toe hebben wij, die de kerkelijke inzichten van de Heraut niet deelen, ons met haar vereenigd, wanneer het den strijd gold voor de anti-revolutionaire belangen. Wc deden dit, wijl we slechts dan den gemeenschappelijken vijand eenige nederlagen konden toebrengen, wanneer wij saam ver eenigd ten strijde optrokken. We deden dit onder dc uitdrukkelijke voorwaarde, dat de politici van hun positie tegenover onze kerk geen misbruik zouden maken. Toch deden we 3t met vreeze en beven. We voorzagen de "mogelijkheid, dat de conditie immers slechts een onbeschrevene en vaak maar stilzwijgend gesloten in 't vergeetboek kon komen, en dat de afkeer van de Hervormde Kerk onwillekeurig zóó sterk worden kon, dat men bij voorkomende gelegenheid in de Kamer met hare vijanden tegenover haar zich in 't gelid zou kunnen gaan stellen. „De aanval van den heer De Savornin Lohman heeft die vrees in niet geringe mate aangewakkerd. Wat hij als publicist is, zal hij ook als Kamerlid zijn. En hij niet alleen. Lohman is een man van invloed. Ook Keuchenius. En uit de door verschillende Kamerleden aanvaarde benoemingen* ten laveure van de Vrije Uni versiteit blijkt, hoe deze heeren min of meer zich on der de macht van Standaard en Heraut hebben laten brengen, waarvan wij voor de toekomst onzer kerk, vooral wanneer eenmaal de grondwetsherziening aan de orde komt, de schromelijkste gevolgen tegemoet zien. ,,Tel ook op 't gebied der verkiezingen de macht der christelijke gereformeerden niet gering. Wel brengen deze niét zulle een groot aantal stemmen uit, maar ze beheerschen hier en daar de keuze der candidaten, door hun medewerking te weigeren wanneerer iemand wordt voorgesteld, die hoe geschikt anders ook, bekend staat als een vriend der Hervormde Kerk, als een voorstan der van art. 168 der Grondwet. Hebben wij niet geaar zeld hun Donner, ongeacht het verschil van kerkelijk standpunt, in de Kamer te helpen brengen, ge behoeft niet te verwachten, dat zij tegenover een onzer mannen dezelfde vrijzinnigheid zullen betoonen. „Maar alzoo komen we er onder en zullen we op zekeren dag de smartelijke ervaring opdoen, dat we in de fuik gevangen zitten, dat de mannen die niet het minst door onzen invloed in de Kamer zitten, daar zullen optreden als vijanden en bestrijders van de kerk die ons lief is. „De vraag dient dus ernstig overwogen zullen we die rol nog langer spelen, ons nog langer laten ge bruiken om voor mannen de deur der Kamer te doen openen, die ons zoo bitter tegen zijn als de heer De Savornin Lohman Dit althans staat voor ons vast, dat het zooals het in den laatsten tijd ging, niet langer gaan mag. We laten ons noch door de Heraut- mannen, noch door de christ. gerelormeerden gebrui ken, om een graf te helpen giaven voor onze kerk, om als sleepdragers van een kerkbegrip dienst te doen dat nu eenmaal liet onze niet is. En zegt men „maar dan zal onze anti-revolutionaire partij haar beteekenis verlieze\i en zullen de kamerzetels der onzen den libe ralen ter prooi worden", we gelooven 't ook en Jt zal ons niet weinig smarten. Maar moeten we kiezen, dan liever dat, dan ontrouw te worden aan de belan gen der Hervormde Kerk. Wat de antirevolutionairen als ze eens aan de groene tafel komen te zitten, ten bate van de hoogste belangen onzes volks zullen pres- teeren, moet nog blijken, en er valt ook moeielijk op te vasten. Maar wat de Hervormde Kerk voor heil aanbrengt, dat ervaren we n'en cleplaise den heer Lohman eiken dag. De heer Groen wilde eerst Christen zijn, daarna staatsman. Zoo zeggen ook wij wij zijn allereerst Christelijk Hervormden en daarna antirevolutionairen". Dit schrijven van 't Wageningsch Weekblad nu is koren op den molen der „liberale" partij, die er aan leiding uit neemt om den heer Lobman als een drij- vertje voor te stellen, die 5t bij mannen van zijn eigen kleur al te grof maakt. Wij kunnen 't begrijpen dat mannen als de predi kanten Tinholt en Buijtendijk, wair zij gevaar voor hunne kerk zien, zich te weer st llen, en voor die kerk hoevele gebreken baar aankleven eene laDs breken. Toch gelooven we nog niet dal ze daarom het land aan de vrijzinnigheid der „liberalen" zullen over laten. De lens van Groen was eerst evangeliebelijder daarna staatsmandoch hij was een anti-revolntiouair staatsman omdat hij een evangeliebelijder was. Wie tusschen anti-revolutionair en „christelijk hervormd" scheiding maken wil, loopt, gevaar den weg in te slaan, dien we minister van Lijndeu zien bewandelen. We hebben eerbied voor het streyen van alle Ned. Herv. predikanten, die om der schare wil het lekke schip der Ned. Herv. kerk onder allerlei onaange naamheden blijven bevaren, het in veilige haven zoe ken te brengen. Zoolang zij het niet reddeloos achten, mogen zij zelfs niet anders doen dan er hunne krach ten aan wijden. Men neme het echter den begaafden pleitbezorger der Vrije School niet kwalijk, dat hij naast de Vrije Universiteit ook in de toekomst reeds het beeld ziet der Vrije Kerk. Het tijdperk dat de Ned. Herv. Kerk thans door leeft komt overeen met dat tijdperk uit de historie, waarin de graai van Hoorne, op hoop tegen hoop, naar Spanje reisde, om recht te zoeken. Men hield hem daar aan 't lijntje, en onverrichter zake kwam hij terug. Kunnen de heeren Buijtendijk en Tinholt het met Standaard en Heraut niet vinden, de vrije kerk voor hunne geestverwanten kan naast elke andere vrije kerk staan. Zegt de heer Lohman dat de predikanten de N. H. Kerk, bezoldigd door eene regeering, die zich volstrekt niet met hen inlaat, de eenige onverantwoordelijke ambtenaren zijn in 1) den Nederlandschen staat, dan is deze uitdrukking wat kras, voor mannen, wier bezoldiging om bekende redenen door staatshanden gaat, eu die geen dienaren van den staat zijn. 't Zou echter kunnen zijn dat er in deze krasse uit drukking iets profetisch lag. Opgeleid aan de «topuniversiteiten, als toegift het onderricht genietende van synodale professoren, worden de predikanten der toekomst al meer en meer gebracht onder anti-christelijke en revolutionaire in vloeden. De innige samenwerking van staat en synode maakt het noodig, broodnoodig, dat de vaan der vrijheid hoog worde opgeheven. De heeren Buijtendijk en Tinholt gelooven stellig niet dat de mannen der Vrije School en de Vrüe Universiteit alleen de vrijheid voor zichzelven begeeren. Vrijheid voor elk „kerkbe grip" moet ook de leuze ziju van allen, die de waar lijk vrije school liefhebben, ook al leggen zij niet gaarne den klemtoon op 't woord gereformeerd Voor hetgeen in of aan de N. H. Kerk dood is, mag immers wel een graf gegraven worden? Wat daarin leefthet betoone zich zoo levend en zoo levendig als de reeds bestaande vrije kerk! Aan de „liberalen" blijve de weinig eervolle taak van dooddrukken Is waarlijk Lohman een drijvertje hij gelijke op het drijvertje, dat het licht draagt in den nacht! 1) Wij onderschrappen. Het groote politieke nieuws van den dag is, dat, naar men meent 10 leden der Tweede Kamer, zich van de liberale partij, zooals die iü den laatsten tijd vereenigd optrad, hebben afgescheiden, om onder aan voering van een nieuwen leider, den heer Tak vau Poortvliet, hun eigen weg te bewandelen. In de laatste dagen moeten, ten huize van den heer Tak daartoe drukke vergaderingen zijn gehouden. Een deel der „liberale" kamerleden, 14 man sterk, had het bij hare geestverwanten reeds duchtig verkorven, door met de oppositie voor uitstel der behandeling van de rentebelasting tc steramen. Onder de leden die in dit geval uit den partijband sprongen, telde men de meest geavanceerde leden der „liberale partij" de trouwe garde van den ex-leider en oud-minister Kappeyne. Het waren de heeren j van Eek, Van Leeuwen, Van Kerkwijk, de Bruijn Kops, Lenting, Van der Kaay, Bergsma. Frcger, Holtzman, Hombach, de Meijier, Lieftinck, Miran- dolle en Tak van Poortvliet. Moeielijk is het te weten te komen, waarom die 14 liberalen uit het partijverband sprongen. De heer Kops zei, dat er in de afdeelingen gewichtige besprekingen ge/oerd waren over deD toestand onzer financiën en de richting der begrooiing in het geheel. De tijd tot ernstig onderzoek was dus nn eerst aan gebroken. Sprak de heer Kops de waarheid De liberale bladen gelooven 't niet, zij spotten er meê. Toch kunnen o.i. aan deze 14 mannen de oogen zijn opengegaan voor den af grond, aan welks rand we onmerkbaar gevoerd zijn. Er is jaren lang geroepen om een grondige regeling van het financieel stelsel, waardoor iedere burger naar billijk heid en vermegen zou bijdragen tot het dragen van den algemeeuen last. Elke nieuwe minister van finan ciën beloofde zulk een stelsel te zullen aanbieden. Ook de heer Vissering4 volgde dat voorbeeld. Maar hij doet wat ziju voorgangers deden hij laat alles bij 't oude. En als er dan nieuwe tekorten ontstaan, dan wordt maar fluks een nieuwe lap op 't oude kleed gezet, een nieuwe belasting voorgesteld. .uat

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1880 | | pagina 1