Nieuwe Goesche Courant,
Ch-ristelijk-historisch blad voor Zeeland.
Donderdag- 14 Oclobcr.
V. 600.
BINNENLAND.
HET ZUIDEN,
Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag
avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen
Prijs per drie maanden francof 1,50.
Enkele nommers- 0,05.
Uitgever:
P. G. WIJTMAN,
te
mDDELBURG.
Prijs der Advertentïën:
Per regel 10 ets.; Familie-berichten van 16
regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 6 cents per regel.
„De heftige strijd tussohen de clericalen en de libe
ralen brengt slechte manieren in de pers." Zoo klaagt
de MiddelburgscJie Couranten zij haalt ten bewijze
eene onhebbelijke uitdrukking aan, door de „ernstige"
Indépendance Beige gericht tegen den Courrier de
Bruxelles.
Men kan echter altoos nog een half uurtje aan deze
zijde van de Belgische grenzen blijven, en de slechte
persmanieren toch zoo maar voor 't oprapen vinden.
Zeker WeeJcblad richt een brief aan een zeer ach
tenswaardig predikant, en verwijt hem de evangelisatie
in verscheideue zoo goed als herderlooze gemeenten
in Zeeuwsch-Vlaanderen.
Wij nemen er het volgende uit over
„Ge moet er waarlijk eens op letten, als Gij er nog
niet speciaal uwe aandacht op gevestigd hebt, met welke
deftigheid zoo'n dom gezicht, dat zoolang als 't aan
eeu onbekeerde toebehoorde, onder een pet verbor
gen bleef, thans onder een hoed voortschrijdt, met
zijn bijbel, waarin hij naauwelijks lezen kan, onder
den arm
„Ik verwed dat Gij zelf in een lach zult
schieten, als gij zoo'n gehoedde-deftige-domme-kinkel-
tronie zijn mond ziet openen, om den Heer met zijn
liefelijk stemmetje, dat gewoonlijk nog door een tijd-
passeerinkje wordt verzoet, op een aangename voois
een psalmpje toe te zingen
Het schrijven, waarin het bovenstaande voorkomt,
is voluit onderteekend door een hoofdonderwijzer der
staatsschool, een man die mede hulponderwijzers helpt
opleiden.
Wij stellen echter de MiddelburgscJie voor dergelijke
taal allerminst verantwoordelijk. Even als wij, neemt
zij uit bedoeld Weekblad nooit iets anders over dan
plaatselijke nieuwtjes. Maar als ze, den strijd der
partijen gadeslaande, zich geroepen acht den dreigen
den vinger omhoog te heffen, dan mag zij ook wel
eens ten hartig woordje richten tot den redacteur-
hoofdonderwijzer, die haar toch wel erkennen zal als
zijae meerdere in de Zeeuwsche „liberale" pers.
Bij de plechtigheid van den doop der jonge prinses
Waren alle vreemde gezanten, behalve den pauselijkeu
nuntius, met hunne secretarissen tegenwoordig. Bo
vendien waren aanwezig alle ministers, de ministers
Van staat, de presidenten en de leden der hooge
staatscolleges, het militair en civiel huis des konings,
de dames du Palais en van het hof, de hoofdofficie
ren van het leger, de officieren van het garnizoen en
die van de schutterij, benevens tal van genoodigden.
Het geheel leverde in de Willemskerk een prachtigen
aanblik op.
Te half een kwam de groothertog van Sakseu-Wei-
mar en diens gemalin, de laatste gekleed in blauw
satijn, prins Frederik en prinses Hendrik, in wit
satijn gekleed, in de kerk. Tegen 1 uur verscheen
Z. M. de koning en H. M. de koningin, die in
blauw fluweel was gekleed.
Dadelijk nadat de vorstelijke personen hadden plaats
genomen, betrad ds. Yan Koetsveld den kansel. Na
het zingen van gezang 97, vers 1 en 3, hield ds.
Yan Koetsveld eene zeer welsprekende rede naar aan
leiding van Marcus 10, vers 144 „laat de kinder-
kens tot mij komen."
Hij wees op de groote tegenstelling tusschen Jezus
en de kinderen waarvan in dezen tekst sprake is
tusschen Jezus, de wijze en groote godsdienststichter,
wiens Kerk eeuwen en werelddeelen omvat en van
wien een nieuwe wereldgeschiedenis is uitgegaan op
wiens machtwoord kranken en dooden opstaan
en die teedere, hulpelooze kinderen, geboren in een
achterhoek van Palestina, gedragen op den arm hunner
moeders, terwpl zij zelf nauwelijks woorden of klan
ken kunnen stamelen. En toch voor die kinderen
staakt Jezus een oogenblik zijn heraelsch onderwijs,
ziet hen vriendelijk aan en spreekt„laat de kinder-
kens tot mij komen." Zoo is Jezus ook hierin ge
heel mensch, omdat het ware menschelijke goddelijk
is, want al wie waarlijk groot en edel is onder de
menschen trekt de kinderen aan. Een Pharao moge
door staatkunde gedreven, de kinderen der Hebreëen
aan de monsters van den Nijl hebben toegeworpen,
Herodes de knapen van Bethlehem aan zijn eerzucht
hebben geofferd, ons gevoel noemt hen on menschen.
Dat gevoel sprak nog dezer dagen bij het geheele volk
tegen den moordenaar van een kind. Kinderen
zijn de bloesems dezer wereld. De prediker schetste
vervolgens de verschillende betrekkingen, waarin het
Evangelie Jezus ten opzichte van kinderen voor
stelt, hoe eenmaal Jezus de twistende discipelen,
die 't oneens waren wie de eerste in het Godsrijk
zou zijn, tot zwijgen bracht met de woorden
„Wie onder u de eerste denkt te zijn, zij de laatste
en u aller dienaar", en tegelijkertijd een spelend kind
tot zich riep, het in zijne armen ontving er bij
voegende „wanneer gij niet zijt gelijk dit kindeke,
zult gij zelfs in het Koninkrijk Gods niet ingaan."
Vergaten de discipelen deze les niet, toch ontbrak
hun 's Heilands reine kinderzin. Later, toen Jezus een
gastvrije woning was binnengetreden, waren het weder
om de discipelen die eenige schroomvallige vrouwen
tegenhielden, haar kinderen door hem te laten
aanraken maar Jezus wenkte de kinderen van
verre toe en sprak„Laat de kinderkens tot mij
komen en verhindert ze niet, want hunner is het Ko
ninkrijk der Hemelen." Nog eens leert het evaDgelie
ons de betrekking van Jezus tot de kinderen, op
Palmzondag namelijk, toen de Heer zijn intocht deed
in Jeruzalem. Zoo trekt Jezus de kinderen en trekken
dezen wederkeerig Jezus aan. Want vooral het para
dijs, de kindsheid van het menschdom, bovenal de
gelijkenissen en lotgevallen van den Zaligmaker trek
ken de kinderen aan en 't is alsof in zijne laatste
ure de Heiland nog de bede uitte „laat de kinder
kens tot mij komen."
Daarna verscheen de grootmeesteres, gekleed in
paarsck satijn, met gevolg, volgens het pro
gramma, met het vorstelijk kind, plaats nemende
links van den kansel. Ds. Van Koetsveld zette zijne
predikatie voort, waarbij hij wees op het gewicht van
den doop en van een Christelijke opvoeding.
Ten slotte sprak de prediker de hoop uit dat de
koninklijke telg moge opgroeien tot eene waardige
erfgename van den koninklijken naam, als een waar
dige telg van het huis van Oranje-Nassau en vooral
als eene ootmoedige burgeres van het koningrijk der
hemelen, ter eere van Nederland, dat klein onder de
volken, maar groot is door Gods genade.
Na de toediening van den doop werd een gebed uit
gesproken en daarna gezang 218, vers 8 gezongen.
De koning drukte na het eindigen der plechtigheid
zijne gemalin innig de hand.
Een tallooze menigte deed levendige toejuichingen
hooreu, toen de grootmeesteres op straat het konink
lijke kind voor het portier van het rijtuig aan het
volk vertoonde.
Z. M. heeft aan de armen eene belangrijke gift ge
schonken.
Bij gelegenheid van de doopsbediening aan de
jeugdige prinses Paulina heeft Z. M. de Koning
benoemd in de orde van den Nederland-scJien
Leeuwtot kommandeur mr. van Golstein, minister
van koloniën
tot riddersmr, Pols, advocaat-generaal in den
Hoogen raadmr. Kist, procureur-generaal te Am
sterdam mr. Verloren, president der Rechtbank te
Utrechtmr, Greeve, kantonrechter te 's Gravenhage;
mr. Broers, deken der orde van adv. te Utrecht; de
heeren Alberda, lid der Staten van FrieslandAlings
directeur van het doofstommen-instituut te Groningen
Schol, Rijckevorsel, leden der eerste kamer; Gratama,
Lenting, Borret, Sanaberg, Corver Hooft, Van Asch
van Wijk, leden der tweede kamer, en Veruiers van
der Loeff, lid van den raad van state.
In de orde van de Eikenkroontot ridder
grootkruis graaf Schimmelpenniuck van Nijenhuis tot
grootofficier de generaal-majoor Diepenbrugge en de
kolonel van Bel; tot kommandeurs: de kolonel Iierm-
sen van 't le regiment infanterie, de luitenant-kolo
nel J. Rosmale Nepveu. adjudant des konings; tot
officieren de majoors der genie Baron Schimmelpen»
niuk van der Oijs, en Gijsberti Hodenpijl, en de
kapitein P. J. Straatman. Tot ridders de heeren Tel-
ders en de Ridder, ambtenaren bij het kabinet des
Konings, en de onder-adjudant-ordonnans Van Strae-
ten. Tot ridder le klasse van den Gouden Leeuw van
Nassaude vice-admiraal Van Capellen.
I)e Minister van Waterstaat, Handel en Nijver
heid, tot wiens departement ook de Posterijen behooren
gelijk men weet, heeft eene inderdaad zeer lofwaardige
verandering gebracht in de voorschriften ten aanziei;
van de aangeteekende brieven, geadresseerd aan per
sonen ten plattelande. Ter gemoetkoming toch aan het
bezwaar, dat voor vele personen ten plattelande ver
bonden is aan het afhalen van aangeteekende brieven,
heeft de Minister, in afwachting van eene in bewer
king zijnde algemeene herziening der bepalingen, welke
den dienst der hulpkantorea regelen, o,a. vastgesteld