Nieuwe Goesche Courant, C h r i stel ij k - h istorisch klad voor Zeeland. 1880. Zaterdag 2 October. IV'. 685. Aan onze Lezers! HET ZUIDEN, OPLAAG 0OO EXEMPLAREN. Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen Prijs per drie maanden francof 1,50-, Enkele nommers- 0,05. Uitgever P. WIJTMAN, te MIDDELBURG. Prijs der Advertentiën: Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 16 regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 10 cents per regel. GEMEENTE-BESTUUR. Hoofdelijke Omslag. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES brengen ter kennis van belanghebbenden dat het le Suppletoir kohier van den Hoofdelijkcn Omslag voor 1880 door heeren Gedeputeerde Staten van Zeelaud, bij hun besluit van 24 September jl. no. 32, goedgekeurd en op heden aan den Ontvanger ter invordering uit gereikt is, zoodat ieder aangeslagene verplicht is zijn aanslag ten gestelden tijde te voldoen. Goes, den 29 Sept. 1880. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. G. DE WITT HAMER. De Secretaris, H A R T M A N. Belasting- op de Honden. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES brengen ter kennis van belanghebbenden, dat het Sup pletoir kohier der Belasting op de Honden over 1S80 door heeren Gedeputeerde Staten van Zeeland, bij hun besluit van den 17 September 1880 no. 36. is goedge keurd en op heden aan den gemeente-ontvanger ter in vordering uitgereikt, zoodat ieder aangeslagene zijn aanslag ten gestelde tijde zal moeten voldoen. Goes, den 29 Sept. 1880. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. G. DE WITT HAMER. De Secretaris, HARTMAN: Waar Het Zuiden van nu voortaan vereenigd met de Nieuwe Goesche courant zal verschijnen, komen wij met een woord tot onze lezers. Een vierjarig bestaan geeft ons het voordeel en voorrecht, dat wij niet als onbekenden tot de meesten hunner het woord hebben te rich ten. Zij weten wie wij zijn. En wie wij waren, wenschen wij met Gods hulp te blijven, immer getrouwer, zij het tot steeds grooter zegen voor ons goede Zeeuwsche Volk Aan wie ons nog niet kennen, roepen wij het woord van den staatsman Thorbecke toe wacht op onze daden!" Wij weten geen beter programma voor de toekomst te geven, vooral in dagen, waarin zooveel titels zonder wijsheid, zooveel lof zonder ware verdienste, zooveel weelde zonder rijkdom, zooveel preker, zonder het eenig Evangelie te vinden en te hooren zijn. Daarom zien wij er van af om de wereld 'nog eens te verrijken met een programma, vol be loften. Daarvoor zij a óns te veel lessen ge geven. Hoe menige onderneming, aangekondigd als tot heil der wereld, bloedde dood, en hoe menige arbeid van schijnbaar beginselvaste mannen-, bleek een stroovuur te zijn, welks aanvankelijk flikkerende, heldere vlam zoo spoe dig doofde. Men verwachte dus heden geen klinkend hoofdartikel met de politieke geloofs belijdenis der redactie en eene veelzeggende aankondiging voor de toekomst. Veel liever dan dit, komen wij met eene korte herinnering aan onzen vierjarigen arbeid. Deze kan door al de lezers van Het Zuiden worden beoordeeld en tevens hun die ons nog niet kennen, zeggen, welk ods doel en welke onze wenschen zijn. Het Zuiden is dat behoeven anderen ons niet te herinneren, wij zeiven weten dit maar al te goed met zwakke krachten opgetreden. Doch waar geen roem de onze mag en kan wezen, daar mogen wij het met ootmoed en dankzegging belijden tot hiertoe heeft ons de Heere geholpen Wij hebben ons beijverd om al het merk waardige, dat de dagelij ksche geschiedenis in zijn vluchtigen loop ons te zien en te hooren gaf, aan onze lezers mede te deelen, maar, zooveel het ons was gegeven, geplaatst onder het licht van Gods Woord en beschouwd uit het oogpunt des geloofs. Christen te zijn achtte de redactie de hoogste eefetitel, het Christendom het begeerlijkste goed maar in de beteekenis, door de Schrift daaraan gegeven. Daarom was Het Zuiden van meet af een orgaan der oppositie. Het moest dat zijn en steeds meer worden. Helaas dat wij het zeggen moeten maar in ons vaderland met zijne schoone geschiedenis, wordt door zoovelen, die in hoogheid gezeten zijn, het Christendom ge acht als verouderd. Zijne geboden hebben uit gediend, zijne belijdenis wordt geacht als een struikelblok voor den algemeenen vrede, en zijn invloed onnoodig, zoo niet overbodig gerekend. Met zelfbewustheid, uit vrijen wil heeft men wetten uitgevaardigd, die Christus' Naam en Woord van de openbare School verbannen, opdat, zoo het heette, er eenheid zou kunnen zijn tusschen de zonen van hetzelfde vader land. Door den wil of het toegeven onzer Over heid geschiedt er op den Dag des Heeren zooveel, en worden er allerlei publieke vermakelijkheden geopend of geduld, dat zoovelen worden afge leid van het »ééne noodige", noodig onder alles, noodig bij alles, noodig boven alles, dat door dit alles de vriendelijk noodigende roepstem des Heilands niet wordt gehoord, en het leven hier beneden de prediking van oordeel en eeuwig leven overstemt. Tegen deze uitingen van den tijdgeest, die een geest is des ongeloofs, heeft Het Zuiden steeds geijverd. Wetende hoeveel goeds door woord en voorbeeld van regeeringen en hoog geplaatste personen kan uitgaan, hebben wij getracht om in onze Staten en Raden, waar het immer mogelijk was, mannen te doen kie zen, die ook in hunne daden getuigenis wensch- ten af te leggen van hun geloof aan de onmis baarheid der goddelijke wet ook in het maat schappelijke leven. Naar onze overtuiging moet in een Christenland de Christusheerschappij den boventoon hebben en houden, zal er blijvende welvaart en duurzaam geluk zijn. En voor ons is er geene Christelijke belijdenis, die zich niet naar buiten openbaart in woord en daad beide. Christus moet heersclien op elk gebied, niet alleen in het heilige der heiligen onzer zielen, maar ook in ons huis, maar ook in onzen handel en in ons beroep, maar ook op het terrein van de School, van de Maatschappij, van den Staat, van de Kunstja overal. En nu, nog eens. Wij hebben gedaan wat onze hand vond om te doen, opdat mannen verkozen zouden worden, van wie wij verwacht ten dat zij ditzelfde met ons bedoelden. Ge dachtig aan de schoone leus onzer vaderen: eendracht maakt macht", hebben wij opgewekt tot eenheid onder onze geestverwanten. Onze liefde bovenal was der Christelijke School gewijd. Zij was voor ons het Schibboleth in den strijd. Zij was voor ons het eerste, bijna zouden wij zeggen het hoogste, waarnaar wij streelden. Die plaats der christelijke opvoeding onzer kinderen, konden en mochten wij ons niet laten ontnemen. En juist daarom waren onze wapenen gekeerd en blijven zij gekeerd tegen een onderwijs en een staatsschool, waar onze Heiland niet mag binnentreden en Zijn woord wordt geweerd. Wel gingen de kerkelijke woelingen niet om buiten onzen gezichtskring en ons hart, maar, hoe belangrijk deze ook zijn mogen, hier was het alleen onze taak om als opmerkzame verslaggevers op te treden, terwijl wij het uitspreken van opinies aan andere bladen overlieten op het gebied der school spraken wij uit, welke de overtuiging en de wensch is van ons hart. En spraken wij telkens een woord, soms een scherp woord in het belang der Christelijke school, wij konden niet anders. De nood was ons opgelegd. Vooral waar onze tegenpartij, van hare tijdelijke meerderheid misbruik makende, de belangen of het bestaan dier school zijdelings of wel rechtstreeks trof. Ook was het zwijgen ons onmogelijk als protest tegen het onthei ligen van den Rustdag, of waar de gelegenheden tot bandeloosheid in steeds breeder kring werden geopend. Wij hebben daartegen getuigd en zullen dat blijven doen. Wij hebben verder getracht ons blad tot een nieuwsblad te maken, een nieuwsblad, zooals van zelf spreekt, dat in het snel mededeelen van tijdingen niet kan wedijve ren met bladen, die sinds tal van jar vestigd zijn en zich in weelde kn-

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1880 | | pagina 1