DE KEU MIS.
blijft bestaan, zoolang blijven deze nationale onver
schilligheid, deze matheid en dofheid van geest, die
niet alleen alle ontwikkeling en vooruitgang belet,
maar zelfs niet weet te bewaren wat verkregen is, niet
te handhaven wat voormaals door krachtsinspanning
gewonnen en veroverd is, zoolang zal Nederland, van
schaamte blozend maar de regelmatigheid der uitspraak
erkennend, zich moeten getroosten zich door zijn
naasten buur, het kleine Belgenland, in roem, eer,
vooruitgang en welvaart te zien overvleugelen.
Al is het bij het overnemen van het boven
staande ons niet te doen om een tekst te hebben
voor eene boet- of zedepreek, toch kunnen
wij niet nalaten op te merken dat voor België
het zoo gevreesde, het zoo zwart afgeschilderde
clericalisme geen beletsel is geweest om tot
hoogen bloei te komen, want, hoe de zaken
daar te lande nu staan, België was en is nog
hetgeen met een clericaal land pleegt te noemen.
Is het dan wel noodig al wat clericaal is, en
al wat met alle geweld clericaal genoemd wordt,
tegen te staan in naam van den vooruitgang?
Is het werkelijk een gebrek der Nederlanders
-en wij houden het er ook voor dat zij
veel te veel wachten op het voorgaan van de
regeering. waarom doet dan de groote menigte
die zich met den naam van liberaal siert, al
het mogelijke om het particulier initiatief den
kop in te knijpen? Waarom wordt het aantal
bezoldigde baantjes eindeloos vermenigvuldigd?
Waarom oudervinden dan de anti-revolutionairen
niets dan tegenwerking en lagen spot, als zij
de vaan ontroUim. der vrijheid tegenover het
monopolie der liberale" regeering Zeker is het
dat het kaas en boter makende Noord-Holland
het minst met orthodoxie en clericalisme is
besmet. Bijna alle boeren zijn daar liberaal",
dus vanzelf hoogbeschaafd en hoogstontvvikkeld,
en voor die welvarende lui, wier vrouwen en
dochters met goud en edelgesteenten bedekt
zijn, moet worden gebedeld, opdat zij hunne
produkten ter Loudensche tentoonstelling zou
den kunnen zenden, 't Is of de meest ontwik
kelden" het meest behoefte hebben aan bedeeling.
Is het te verwonderen dat de liberale" leden
van gemeentebesturen en corporation de histo
rische erfstukken der vaderen voor grof geld
van de hand willen doen, als zij, rijkbedeelden,
nog te kort komen voor bet geven van baan
tjes aan hunne weinig werkende, niets onder
nemende, steeds solliciteerende zoontjes? Is bet
wonder dat die voorwerpen slechts kunstwaarde
hebben boven die van oud-zilver, nu de histo
rische waarde al minder wordt geschat sedert
de historie zelve voor hen met den dag in
waarde daalt? Wat is in de oogeu der ver
lichten" van dezen dag de historie des vader
lands anders dan eene antiquiteit? De tijd is
niet ver meer af dat de liberale" hoogere bur
gers, niet ingewijd in de schoonheden onzer
historie, in een museum op de gedachte zullen
komen, na historische kritiek van een paar
minuten, dat de geuzen eene firma of een gilde
van penningenfabrikanten waren, en dat slechts
enkele zeldzame exemplaren hunner industrie
tot het nageslacht zijn gekomen.
Is het nu in aller oogen goed dat de onge
lijksoortige bevolkingen van België en Neder
land niet meer onder dezelfde wetten worden
samengedrongen, dat elk zijn eigen weg kan
bewandelenis het nu uit met den wrok tegen
de ministers" van 'tjaar '30; waarom moet
dan nu -'bij kris en kras in Nederland het on-
gelijkfg^ rtige in hetzelfde vat worden gekuipt?
Zal c) nog eens 127 millioen moeten opgeofferd
word&i aan de koppigheid" van eene regeering
die het onvereeuigbare wil koppelen? Waarom
moet nu een observatie-leger" van inspecteurs
op de grenzen der vrije school worden samen
getrokken
Maa*-i zouden wij, onverbeterlijken, alweer
met historische lessen aankomen, en de historie
is slechts bruikbaar om aanleiding te geven tot
maskerades en gecostumeerde optochten, of, als
deze te duur zijn, tot illuminaties, vuurwerken
feestmalen; daar is voor het levende geslacht,
het realistische, wat aan te zien en te proeven,
vooral voor 't feestcomité, als het naar de heer-
schende gewoonte van bedeeling der meerge-
goeden, ten minste eene goede subsidie uit »gou-
vernements-middelen" heeft weten machtig te
worden.
$3 ld «lel Ito anpu, 2 Aug. De 22ste jaardag van H.
M. de Koningin werd heden herdacht door het doen
wapperen van een buitengewoon groot aantal vlaggen
en door eene wapenschouwing op het Molenwater,
waaraan de Schutterij en het garnizoen deel nam.
Middelburg;, 2 Augnstus. Bij het gemeentebestuur
alhier is van de firma Wolterbeek Van Baggen Co.
te Amsterdam, het bericht ontvangen dat zij het ge
dane voorstel tot overname der gasfabriek c. a; voor
t 74000 aanneemt. Met 1 Januari 1881 zal de ver
lichting alzoo voor gemeentenrekening geschieden.
Middelburg, 2 Aug. De vereeniging tot bevor
dering van Fabrieks- en Handwerksnij verheid alhier
heeft de heer J. Sanders, hulponderwijzer, in 't bezit
van eene acte voor teekenonderwijs, aangezocht, en in
de gelegenheid gesteld om de cursus in handenarbeid
van den heer Groenevelt te Rotterdam bij te wonen.
Met October denkt genoemden heer, 's Woensdags en
Zaterdagsmiddag zijn onderwijs in carton-knippen,
vlechtwerk, zagen enz. hier aan te vangen.
Onnoodig te zeggen dat we ons verblijden dat ook
te Middelburg voor onze jongens de gelegenheid zal
geopend worden, om althans iets t-^ leeren van den
arbeid die in ieder huisgezin dagelijks te pas komt,
terwijl bovendien, naar we vertrouwen, dit onderwijs
huiselijkheid beoordeelen zal.
Het bestuur van de Knapen-vereeniging gaf een
blijk van practischen zin, door den heer Sanders reeds
nu tot onderwijs aan die inrichting uit te noodigen.
De generaal-majoor iV. van Willesinspecteur van
de infanterie, bezoekt heden Middelburg.
We meenen eene mededeeling aan de bezoekers
van het Zuider-Zendingsfeést aangaande de rijgelegen-
heid van het station Oisterwijk naar het feestterrein
en terug, vermeld op bladzijde 8 van het programma
schuldig te zijn.
Die gelegenheid is geopend daar het feestterrein
ongeveer 20 minuten gaans van het station ligt. Voor
den prijs voor 25 cents wordt men van het station
naar den Houdsbérg gevoerd. Voo~ denzelfden prijs
wordt men 's avonds ook teruggebracht.
De Eerste Kamer had geen tijd om een woord te
zeggen over het afdeelingsverslag over de wetsvoor-
dracht betrekkelijk de invoering van de schoolwet.
Toch erkende de meerderheid dat „de wet van 1878
gebreken heeft, ja, zelfs dat de wet van 1857 in menig
opzicht de voorkeur verdient boven de latere regeling,"
maar dat de invoering toch noodig werd geacht, om
dat het vraagstuk van 't lager onderwijs door het op-
zweepen der hartstochten door de kerkelijke partijen
„het politiek vraagstuk bij Sitnemendheicl" was ge
worden. Men had geen keus meer, maar moest wel
aannemen.
Ziedaar een gewichtige, maar wel begrijpelijke ver
klaring van de spoedige en stille aanneming der wet
door onzen Senaat.
Op 53jarigen leeftijd is te Rotterdam overleden
de heer J. van Stolk, lid van de Tweede Kamer.
In 1878 werd de overledene tegenover mr. Kerdijk
gekozen. Hij stemde geregeld met de liberale partij
overigens valt, indien we ons niet bedriegen, van
zijne parlementaire loopbaan niet veel te zeggen.
Z. K. H. de Prins van Oranje zal eerstdaags een
buitenlandsche reis ondernemen.
De Amsterdamsche kiesvereeniging; BurgerplicM heeft,
gelijk reeds gemeld is, tot candidaat voor de ver
kiezing van een lid der Tweede Kamer (vacature
Van Heukelom) gesteld den oud-Minister van Finan
ciën mr. J. G. Gleichman, met 40 van 75 stemmen.
De liberale kiesvereeniging JDe Grondwet koos
daarentegen tot haren candidaat mr. J. Kappeyne Van
de Coppello, en wel met 24 van de 40 stemmen.
Iieltige oppositie ontstond tegen deze candidatuur,
zoo zelfs dat de voorzitter der kiesvereeniging en ver
scheidene leden ontslag namen. Hoe men oordeelt
over den voormaligen premier kan ons een bekend
Noord-Hollandsch liberaal blad zeggen
„Wat algemeene en bijzondere juridische kennis,
wat welsprekendheivl betreft, wat aangaat vlugheid van
oordeel en buitengewone scherpzinnigheid, de heer
Kappeyne overtreft den heer Gleichman verre, zeer
verre. Maar hoe hoog we deze eigenschappen ook
stellen, voor de Kamer achten we iemand, die kalm
is en bezadigd, ab de heer Gleichman, beter dan.
iemand, die zich laat beheerschen door allerlei inval
len, zooals met den heer Kappeyne het geval is.
„Ook de leden van het Ministerie van zijn naam
schijnen'hem niet zoo heel brtr'kbaar te achten. Want
ware dit het geval, de heer Tak zou geen zetel heb
ben willen innemen, voor dat de heer Kappeyne we«
der zitting had genomen. Maar evenmin als de heer
Tak, schijnt de heer Gleichman er aan te deukeD, den
heer Kappeyne voor te laten gaan.
„En dit is maar goed ook. Wrij hebben, eerlijk
gezegd, genoeg van den heer Kappeyne. Zijn houding
omtrent de statistiek, zijn houding aangaande de
rijks-adviseurs voor oudheden en merkwaardigheden
van kunst, zijn houding omtrent de grondwetsherzie
ning, zijn houding als wetgever, in één woord zijn
gansche ministe.ieele leven heeft bij on3 wel ergernis
opgewekt, maar nooit ofte nimmer een gevoel van
achting ot eerbied afgedwongen.
„De heer Kappeyne kent wel de staatsmanskunst,
maar hij weet ze niet toe te passen. Hij misbruikte
zijn talenten en van daar dat zijn invloed nooit be
paald overwegend is geweest. Niemand om een trivi-
alen term te gebruiken, kon hem aan maar desniet
tegenstaande had niemand eerbied voor hem.
„Men vertrouwde hem niet. Hij nam met de libe
rale partij een loopje en als haar hoofd liet hij de
liberale partij een gek figuur slaan. Hij speelde met
haar evenals met de Kamer, en, niettegenstaande al.
haar leden zijn meerderheid erkenden, waren zij toch
blijde dat zij van den leider onislagen waren.
„Wat eeu verschil met Thorbecke Hij was leider
der partij ongevraagd. Men erkende zijn meesterschap
gaarne en voelde zich gerust onder zijne leiding.
Zoowel de liberalen in als buiten de Kamer waren
gerust als Thorbecke maar in de Kamer was. Zelfs
voor de anti-liberalen was hij een geruststellende ver
schijning. Geen wonder dan ook. dat de eerste de
beste vacature in een liberaal district door Thorbecke
werd ingenomen terwijl Kappeyne in een liberaal
district tot tweemalen toe het hoofd stoot.
„Wij hopen dat alle liberale districten het voorbeeld
van Amsterdam zullen volgen en Kappeyne maar
zullen, laten aan de schrijftafel, waar hij de Grondwet
kan bestudeeren en de Kamer en het land op die
wijze kan voorlichten.
„In de Kamer hoort hij niet thuis, evenmin als aan
de groene tafel. Daar behoort meer ernst, meer vaste
overtuiging, grootere plichtsbetrachting, hooger en vas
ter levensdoel toe, dan waarover Kappeyne kan be
schikken.
Na eenige mededeelingen van den minister van
financiën en eene herhaalde verzekering van den mi
nister van binnenlandsche zaken, dat het belang van
het bijzonder onderwijs bij de uitvoering der nieuwe
wet op 't onderwijs zal in 't oog gehouden worden,
is Vrijdag de wet tot verhooging der begrooting van
binnenlandsche zaken, ten behoeve van de uitvoering
der nieuwe wet met 23 tegen 6 stemmen aangenomen.
De 6 tegenstemmende leden waren Roomschen. Na
ontvangst van de Handelingen der Staten-Generaal
komen we op deze handeling terug.
Blijkens een bij het departement van koloniën ont
vangen telegram van 28 dezer, is uit Kotta Radja een
expeditie moeten gezonden worden naar Samalangan
op Atjeh's noordkust, omdat onze daar gelegerde troe
pen op eeue militaire wandeling door vijandelijke
benden waren aangevallen, op aanstokmg van de noe:
steeds te Kemala (achter Pedir) verblijf houden de hoof
den der oorlogspartij in Groot Atjeh. Het schijnt dat
niet ver van ons etablissement te Samalangan verschil
lende sterkte positien door talrijke vijanden uit hef
binnenland bezet waren. Daartegen is de uit Kotta
Radja gezonden troepenmacht den 15den dezer opge
rukt, doch, hoewel zij den vijand een gevoelig verlies
Loebracht, heeft zij met 6 dooden en 27 gewonden
moeten terugtrekken. Den 22sten heeft zij den aanval
herhaald, 's vijands hoofdversterking te vergeefs bestormd
doch de omringende sterkten genomen, ten koste van
een verlies van 10 gesneuvelden en 37 gewonden.
Daarop is de vijand naar de bergen gevlucht en heeft
hij onderhandelingen geopend met den inmiddels te
Kotta Radja overgekomen gouverneur en militaire
bevelhebber.
De radja van Samalangan schijnt aan de bedoelde
vijandelijkheden geen deel te hebben gehad. Zijne ge
zindheid en die der aan liem onderhoorige kampongs
wordt in het Indisch telegram soed genoemd.
Voorts meldt het telegram dat de staat van zaken in
Atjeh overigens bevredigend is.
Daar komt ons de Zwolsche Courant in handen,