(1HRISTIL1J R-9IST0KÏSG1 BLAD.
4
621
Donderdag1 ld Juli.
18U0.
Iliincdmtr OA
oon
het zuiden,
Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag
avond ben S ure, behalve op Christelijke feestdagen
Prijs per drie maanden francof 1,50.
Enkele Hommers- 0,05.
Middelburg, 14 Juli 1880.
Een monument voor Dunkier, den beroemden
musicus, werd voor weinige dagen op de Haag-
scbe begraafplaats Eik en Duinen onthuld, aan
de oprichting van een Sarphatimonuraent, ter eere
van den bouwmeester van het Paleis voor volksvlijt,
wordt te Amsterdam ijverig gewerkt, een standbeeld
te Arnhem voor den pas overleden letterkundige
Cremer wordt gewenscht, terwijl men reeds aanstalten
maakt om een gedenksteen te plaatsen in het huis
door Cremer te Loenen aan de Vecht bewoond. Even
eens is er sprake van een gedenksteen in het huis
bewoond door Nicolaas Tulp te Amsterdam bewoond.
Voor weinige dagen werden f30.000 voor 't op
richten van een standbeeld voor Graaf Jan van
Nassau, de stamvader van ons koninklijke Huis, en
de grondvester van ons volksbestaan, gevraagd. Herin
neringsfeesten, gedenkdagen zijn aan de orde van den
dag, ze zijn de moden van onzen tijd. In de histo-
tisch meest genoemde en bekende plaats van Zee
land, Vlissingen, vierde men Maandag ook zoodanige
dag. Te Vlissingen werd een „opgericht teeken"
voor den lieflijken dichter van Roosjeden Zeeuw
Bellamy, onthuld.
Weinige maanden geleden vereenigden zich te Vlis
singen eenige heeren in commissie, met het doel om
in den gevel van het huis, waar hun stadgenoot, de
dichter Jacobus Bellamy, 12 November 1757 geboren
werd (Oude haven Oostzijde) een marmeren steen met
"zijn-beeltenis te doen plaatsen. De nagedachtenis van
dien rijk begaafden burger mocht Vlissingen niet ver
geten, integendeel, verlevendigen.
Vooral op aandrang van den schrijver van Zelandia
iÜustrata vormde zich de commissie. Leden daarvan
waren, in alfabetische orde, de heeren Dr. J. W.
Callenfels, Johs. Dijserinck, VoorzitterW. C. van
Duuren Dutilh, ds. N. A. de Gaay Fortman, past.
W. J. van der Meer, J. H. de Ruyter, A. Smit, F.
C. Stewart Schultz, E. G. J. Stuart, P. G. de Vey
Mestdagh, Penningm.P- Forbes Wels en F. Wibaut.
Haar beroep op de „Vlissingsche medeburgeren"
bij gedrukte circulaire, om eene kleinigheid af te zon
deren voor het beoogde doel, van niemand werd
meer dan vijftig cent aangenomen werd met den
meest gewenschten uitslag bekroond. De geheele ver-
eischte som werd binnen korten tijd bijeengebracht
door zeer kleine giften van de burgerij der verschil
lende gezindten en ook door afstammelingen van hen,
die Bellamy, wiens aanvankelijke bestemming bak
kersknecht was, in dc gelegenheid hebben gesteld om
te studeeren.
Maandag had de onthulling van dien gedenksteen
plaats, en wel op feestelijke wijze. Te 12 uren veree
nigden zich de genoodigden, waartoe, behalve enkele
autoriteiten, ook behoorden de heeren Becius en Carp,
die de eerezetels innamen, de leden van het bestuur
der Middelburgsche afdeeling van de kunst en welen-
Bchap bevorderende maatschappij V. W., vertegenwoor
digers der pers, enz. op het raadhuis (de commissaris
des konings was door uitland?gheid verhinderd tegen
woordig te zijn) waar zij door den burgemeester, den
heer A. Smit, hartelijk welkom werden geheeten. Van
daar begaf men zich naar de Oude haven voor de
Woning van mevr. de wed. RuijterKindt, waar des
tijds Bellamy woonde. Onnoodig te zeggen dat tal
van belangstellenden en nieuwsgierigen aanwezig
waren op de plaats van het feest, die door vlaggen-
tooi een feestelijk aanzien had.
De heer Johs. Dijserinck, voorzitter der commissie,
hield op welsprekende wijze, eene korte doch kern
achtige toespraak.
De gehouden toespraken werden met fanfares van
het muziekkorps Ons Genoegen bezegeld.
De gedenksteen bevat het portret van den dichter
met het eenvoudige opschrift
Aan
JACOBUS BELLAMY,
geboren 12 Nov. 1857,
Vlissings burgerij
1880.
't Is haut reliefuit Carrarisch marmer, op een
zwart gepolijst medaillon, arduin. Het portret is ge
nomen naar de uitnemende schilderij van Cuylenburg,
eigendom van het Zeeuwsch genootschap der weten
schappen. De uitvoering van het geheel is zeer net en
alle hulde mag gebracht worden aan den jeugdigen
beeldhouwer G. J. den Hollander, Middelburger van
geboorte, leerling der Antwerpsche academie.
Eene Bellamy-tentoonstelling was door de zorg der
commissie in de trouwzaal van het raadhuis geopend.
Daar vinden wij vooreerst een rijken schat van hand
schriften, ten gebruike afgestaan door liet Zeeuwsch
genootschap der wetenschappen en ook door enkele par
ticulieren.Verder treft men er aan, een zooveel mogelijk
compleete verzameling gedichten. Merkwaardig is het,
dat Bellamy zich indertijd zooveel naam heeft gemaakt,
dat in 1790 bij Ignaz Alberti, te Weenen, eene
Duitsche vertaling van de meeste zijner gedichten is
uitgegeven.
Als zeker voor Vlissingen het meest aantrekkelijke
der tentoonstelling moet genoemd worden het oor
spronkelijk geschenk, dat de gemeenteraad in 1785
aan Bellamy gegeven heeft als blijk van dankbaarheid
voor de opdracht zijner „Vaderlandsche gezangen."
Dit geschenk bestaat uit een kostbare uitgaaf der wer
ken van Cats, Flavius Josephus en Basnage.
Ook is er voorhanden het Album amicorum Jacobi
Belamii. waarvan slechts een beperkt aantal bladen is
gevuld.
Verder het kostbare medaillon portret van Bellamy
van de hand van Anthonie Jan Mans velt, een
geschenk van Bellamy aan Fransje Baane (zijne be
kende,/Phyllis"). Door den voorzitter werd medegedeeld
dat in Utrecht nog woont een dochter van dr. W.
A. Ockerse, (een der intiemste vrienden van Bellamy)
die thans 85 jaar oud, Fransje zeer goed heeft gekend
daar zij vaak bij haar ouders in den Haag logeerde.
Onder de handschriften vind men gedichten, brieven
en ook het dagboek van Bellamy. Een zeer belangrijk
document is de oorspronkelijke brief van de voor
naamste Vlissingsche ingezetenen, die geld hebben
bijgedragen, om den vroegeren bakkersknecht te laten
studeeren.
Ook ontwaart men er een teekening van het monu
ment op Bellamy's graf in de St. Nicolai-kerk te
Utrecht, en een papiertje gedagteekeud 1825, bevattende
de namen van het viertal Zeeuwsche studenten, die het
gedenkteeken hebben gesticht, zijnde de heeren D.
M. Superville, J. C. Schorer, A. M. Becius (te Mid
delburg nog in leven) en J. G. van Sonsbeeck.
Ook zijn een aantal portretten van tijdgenooten van
Bellamy van zijn leermeesters en vrienden tentoonge
steld. Merkwaardig is daaronder het geteekend portret
van Jona Willem te Water, die predikant was te Vlis
singen en later hoogleeraar te Leiden werd.
Boven het onthulde beeld van Bellamy was Maan
dagavond een prachtige lauwer van gas ontstoken, als
hulde, door de Engelsche maatschappij, die de gas
fabriek heeft gekocht, gebracht-
De Ticeede Kamer zette Maandag de behandeling
van 'net wetsontwerp tot invoering der nieuwe onder
wijswet voort.
Bij het begin der zitting vroeg dc heer Moens het
woord om zich te beklagen dat het gebeurde in de
zitting van Vrijdag in bet officieële bijblad niet dui
delijk is weergegeven. Daar had moeten staan dat hij
Pbijs der Advertentiën:
Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 16
ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 10 cents per regel.
onmiddellijk na de beschuldiging van den heer Wint-
gens het woord gevraagd heeft en ook in de rede van
den heer Wintgens, dat deze bij het uitspreken zijner
beschuldiging, zich tot den spreker wendde en hem
met den vinger aanwees. Thans krijgt men een ver
keerden indruk en eene onjuiste voorstelling voor het
publiek daarbuiten.
De heeren Van Eek en Heijdenrijck kwamen tegen
dit verlangen, namens de commissie voor de steno
graphic op. Deze heeft gehandeld naar den thans
gebruikelijken regel om geen interruptien of toejui
chingen op te nemen dan wanneer die invloed hebben
op het debat. Eene andere gedragslijn, de vermelding
van alle bewegingen, zou tot de grootste ongerijmd
heden leiden. Voor het beklag van den heer Moens
bestaat dus geenerlei aanleiding. De heer Heijdentfjck
zeide niet naar de motieven voor het vevl'angen te
willen zoeken maar zeker had de hee; Moens geen
reden om op de zaak terug te komen, want het publiek
heeft ruim genoeg aan het voorgevallene.
De heer Wintgens erkende dat de heer Moens tus-
schentijds voor een persoonlijk feit het woord heeft
gevraagd. Maar bepaald onwaar noemde hij het, en
de leden die in zijne nabijheid stonden erkenden het,
dat hij met den vinger op den heer Moens gewezen
zou hebben. Misschien heeft toevallig zijn oog op
hem gerust.
De heer Moens handhaafde echter zijn beweren op
gezag van een vriend van den heer Wintgens, die
hem verklaarde het zelf gezien te hebben. Hiermede
was dit incident afgeloopen.
De crediet-wet werd voorts bestreden door de
heeren Keuchenius en de Bruyn, en in eene zaakrijke,
korte rede van den heer Lohman.
De Goesche afgevaardigde merkte op dat de hoofdzaak
is of aan het geheele Nederlandsche volk de nieuwe
schoolwet jaarlijks oen'som van fimillioen waard is.Wel
noemde de minister Kappeyne indertijd de geldkwestie
bijkomstig, maar spreker ontkent dit, en dit b'ijkt nu; nu
staan de uitgaven voor de schoolwet tegenover de ver
diensten, het nut van die wet. En nu vraagt hij welke
verbeteringen geeft de schoolwet voor die 6 m'llioen?
Hij critiseert de bepalingen der schoolwet en verklaart
dat er schrikkelijke overdrijving in heerscht, wat trak
tementen, schoolbouw enz. betreft, en weinig of geen
goeds. De invoering der schoolwet zal de verwachtin
gen teleurstellen, maar tevens de verbittering doen
toenemen. En mocht de vrije school verdwijnen door
de nieuwe schoolwet, dan zullen de onderwijskosten
voor den Staat nog verdubbelen.
Ook hij zal zijne stem onthouden aan elke begroo
ting, strekkende tot vermeerdering der uitgaven voor
de invoering der schoolwet. Het zal niet baten, want
de liberalen zijn door antecedenten gebonden. Hij be
paalt zich dus tot dit eenvoudig protesthet nageslacht
zal zich verbazen over de liberale partij, die niet schroomt
millioenen voor de openbare school aan te wenden om
een onbereikbaat ideaaleen christendom boven ge
loofsverdeeldheid te bereiken. Het Kabinet maakt hij
geen verwijt van de invoering van deze wet, evenmin
als de nakomelingschap het doen zal. Het Ministerie4s
en kan niet anders zijn dan een dienaar van de meer
derheid der Kamer. Waarom echter waren er geen
mannen van minder allooi te vinden Wat zal het na-k
geslacht de liberalen laken, die nooit een ernstig pogen
waagden om vrede te stichten.
Heden voortzetting der beraadslaging en waarschijn- 1
lijk aanneming van het wetsontwerp.
Gisteren heeft de Ticeede Kamer in de aflleelingen
onderzochtde raming der huishoudelijke uitgaven van
de Tweede Kamer, de aanvullingen van Hoofdstuk
III en IX der Staatsbegrooting en de wijziging der
wet op het hooger onderwijs. Tevens kwam het nieuw,
onderzoek der rentebelasting in de af deelingen ter sprake
De commissie uit de Tweede Kamer, benoemd to
onderzoek der geloofsbrieven van dr. H. J. AM
Schaepmanstelt voor dien heer toe te laten. L
De commissie bestaat uit de heerenMees, va£
Leeuwen en Heydenrijck.