GHRISTEL1JK-91ST0R1SC1 BLAD.
IV. 610.
Zaterdag 10 Juli.
1880.
-%j Q
HET ZUIDEN,
Verschijateiken Maandag, Woensdag en Vrijdag
avond ten 8 lire, behalve op Christelijke feestdagen
Prijs per drie maanden francof 1,50.
Enkele nommers- 0,05.
Uitgever:
P. Or. W IJ TM AIN,
tb
MIDDELBURG.
Prijs der Advertentiën:
Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 10
regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 10 cents per regel.
Christendom en partijgeest.
Onze vreugde over de schitterende overwin
ning der Engelsche liberalen onlangs behaald,
maakte weldra bij velen plaats voor veront
waardiging, bij de tijding dat Christenen die
zich de belijdenis van den Christus naar de
Schriften tot eene eere rekenen, uit partijbe
lang hadden medegewerkt tot de verkiezing in
Northampton van een godloochenaar als Brad-
laugh, de schrijver van de Vruchten der Wijs
begeerte1 een boek ongeveer als mr. van Houten's
welbekend God, eigendom enz. Toen Bradlaugh
de kroon op -zijn werk zette door een onver
holen getuigenis tegen den God des eeds, steeg
de verontwaardiging zoozeer, dat, naar veler
meening door dezen man alleen meer nadeel
ia toegebracht aan de liberale partij in Engeland,
dan door een tiental politieke fouten, als het kabi
net Beaconsfield had gemaakt. Een godloochenaar
gesteund door de stem en het geld der Chris
tenen om partijzucht gebracht tot de hoogste
plaats Als het Christendom zoo zegt terecht
een Schotmoet onderdoen voor partijgeest als
de godsdienst niet vertegenwoordigd wordt in
de personen onzer openbare mannen als ge
loofsleven en zedelijkheid geheel buiten reke
ning blijven, dan zijn de kiezers van North
ampton niet te veroordeelen, omdat ze hun
liberalisme door een atheïst willen vertegen
woordigd hebben. »En verder:" Ik ben niet
hard jegens wie van mij verschillen, maar ik
wensch geen liefelijke dingen te zeggen nu de
Christeneu zich behooren uit te spreken. De
zuurdeesem van staatkundige twijfelzucht ver
spreidt zich snel en liberalisme is 't groote
woord, waaronder het zijn vergift bergt."
Deze Bradlaugh-geschiedenis uit de laatste
dagen, bevat, indien ik mij niet vergis, een les
ook voor ons. Niet zelden hoorde ik beweren
dat het voor deze en gene in ernst de vraag
was, aan wien zijn stem te geven, aan de libe
ralen die, als mr. van Houten, ridderlijk er voor
uitkomen met allen godsdienst gebroken te heb
ben en daardoor van zelf vrij zijn van alle voor-
öf tegeningenomenheid in betrekking tot de
verschillende meeningen die zich onder Chris
tenen zoo krachtig doen gelden dan wel aan
een Christen, maar die op kerkelijk terrein onze
tegenstander is. De verkiezing in Northampton
zij hun een waarschuwend voorbeeld.
Neen, het is onmogelijk om, ter wille van
partijbelang hetzij dan politiek of kerke
lijk anders dan door tijdelijke dwaling,
niet te rekenen met geloofsleven en godsdienst
vertegenwoordigd in den persoon dien we kiezen.
De blik op maatschappelijke behoeften en
nooden is te verschillend om te komen tot een
wederkeerig eeren van elkanders beginselen,
(ik zeg niet van personen) en de wegen tot
redding aangewezen loopen te zeer uiteen om
daarop te zamen, al is het ook slechts een eind,
te wandelen.
De band, dooreen geloof en een hoop gelegd
is te sterk, dan dat tijdelijke geschillen in
dezen kwestiën-rijken tijd het voorbeeld van
Northampton zouden kunnen doen volgen.
Toch, ook tegen tijdelijke dwaling te waar
schuwen blijft een plicht der liefde, en omdat
eene gebeurtenis, als 't ware onder onze oogen
voorgevallen, meer overtuigt dan fraaie en lange
redeneeringen, wenschte ik inzonderheid
dezer dagen de aandacht op dit feit te
vestigen, ten einde door dit voorbeeld te toonen
wat ook de Nederlandsche Christenen dreigt.
d. K.
Middelburg, 9 Juli 1880.
De Tweede Kamer houdt zich dezer dagen meer in
't bijzonder bezig met de behandeling van onderwerpen
het leger in onze koloniën en het moederland rakende.
Woensdag was de beraadslaging aan de orde over
het wetsontwerp ter herziening van de wet van 29
Mei 1877, houdende wijziging van de wet, regelende
de militaire pensioenen bij de landmacht. Daarbij
werd door de regeeriDg, echter met ongunstig ge
volg, eene poging gedaan, om de Kamer te doen
terugkomen op het bij de genoemde wijzigingswet
reeds gevallen besluit, om de toelagen boven het
gewone pensioen, voor volbrachten Indischen dienst, ook
uit te strekken tot de officieren en minderen der land
macht, gelijk dit vroeger voor de zeemacht was ge
schied.
Het voorstel werd verworpen met 33 tegen 30
stemmen. Op verzoek van den minister van oorlog,
werd daarop de verdere beraadslaging over het ont
werp geschorst.
Gisteren had eene discussie plaats over het wetsont
werp tot reorganisatie van het korps officieren van
gezondheid. De heeren Idserda, Van der Schrieck en
Kool stelden de hoofdstrekking van het ontwerp op
prijs, dat eene gelukkige oplossing van sinds jaren
bestaande moeilijkheden belooft.
De voornaamste berwaren betroffen de regeling der
practische studiën voor de reeds dienende officieren
van gezondheid, alsmede de voorgenomen organisatie
der reserve voor oorlogstijd. Voorts beval de heer
Kool de belangen der paardenartsen en de oud-predi
kant Lieftinck die der militaire apothekers in de
aandacht der regeering aan.
De minister van oorlog beantwoordde uitvoerig de
sprekers en verdedigde de applicatiesc-hool en de in
stelling van het reservecorps. De minister verklaarde
geen bezwaar te hebben om aan de oudste officieren
met den rang van kapitein, den titulairen rang van
majoor toe ti kennen, teneinde het evenwicht in de
bevordering te bewaren.
Bij de behandeling der artikelen kwam de heer
De Bieberstein op tegen de voorkeur van leerlingen
der gymnasia en hoogere burgerscholen, welke bij het
examen voor klerken van het departement van oorlog-
gegeven i3. De minister antwoordde dat de bedoelde
uitsluitende bepaling in de voorwaarden aan de
aandacht ontsnapt is en dat zij voortaan zal vervallen.
in het ontwerp gebracht, zijn van dien aard, dat,
wat deze betreft, de openbare beraadslaging niet vol
doende voorbereid kan geacht worden.
Nu de heer Schaepman tot lid der Tweede
Kamer in het kiesdistrict Breda is gekozen,
zal de vraag ter sprake worden gebracht, of een
roomsch-katholiek geestelijke kan worden toege
laten. Predikanten zijn toegelaten, nadat zij als zoo
danig hun ontslag hadden genomen en hun ambt had
den nedergelegd. Uitdrukkelijk is dit laatste geschied
door den heer van Hoëvelldoor de predikanten, die
later in de Kamer zitting kregen, is dit niet gedaan.
Maar een roomsch-katholiek geestelijke kan zijn radi
caal niet afleggen alleen zijne functien staken.
De N. B. C. zou er voor zijn, dat de Kamer tegen
den heer Schaepman niet het artikel in zijne vólle
scherpte deed gelden, maar zich tevreden stelde met
de verklaring van den nieuw gekozene, dat hij geen
kerkelijke betrekking bekleedt.
Te Deventer overleed gisteren jhr. C. M. Storm
van 's Gravesande. De overledene was gedurende 32
jaren (18471879) lid van de Tweede Kamer. Alge
meen om zijne kunde en rechtschapenheid geacht,
werd hij als een der steunpilaren der /,Oude garde''
gelijk de trouwe volgelingen van Thorbecke genoemd
werdeD, steeds beschouwd.
De Commissie van rapporteurs uit de Tweede Kamer
over het ontwerp rentebelasting oordeelt een nader
onderzoek in de afdeelingen noodig. De wijzigingen,
Voor de eerste maal presideerde jhr. van Karneleék
de vergadering der Provinciale Staten van Zeeland.
De voorzitter opende die vergadering met de vol
gende rede
Mijne heeren Reeds meer dan een half jaar gele
den viel mij het hooggewaardeerde voorrecht te beurt
van door 's koniugs vertrouwen geroepen te worden
om Hem in Zeeland te vertegenwoordigen.
Tengevolge van voor mij treurige omstandigheden
kan ik eerst heden de eer hebben als voorzitter van
uwe vergadering op te treden.
Dat uitstel geeft mij echter, naar ik hoop, het voor
deel dat ik bij deze gelegenheid niet zoo geheel
vreemdeling veor u ben als anders het geval ge
weest ware.
Bij mijne komst verleden jaar als 's konings com
missaris in deze provincie genoot ik de eer verwel
komd te worden door eene deputatie uit uw midden,
aan wie ik, onder dankbetuiging voor de nameus u
gesproken welwillende woorden, de verzekering gaf,
dat wat mij ook ontbreken mocht van de eigenschap
pen, vereischt voor de vervulling van het mij opge
dragen ambt, ik ten minste niet te kort schoot in
warme belangstelling in dit schoone en de belang
stelling zoo waardige gewest.
Ik vlei mij dat de tijd die sedert verloopen is, de
overtuiging daarvan iu Zeeland ingang verschaft heeft.
Aan mijn kant heeft de ondervinding in dien tijd
opgedaan, de waarde verhoogd die ik van den aan
vang af aan mijn eer^ollen werkkring hechtte. Zij
heelt mij ook het vertrouwen geschonken dat uwe
welwillende medewerking, mijne heeren, mij in de
uitvoering mijner taak niet zal onthouden worden.
Het volle gewicht van die taak besef ik zoo veel
te meer, wanneer ik naga wie mijne voorgangers
waren, welke verdiensten zij zich bij deze provincie
of bij den staat verworven hebben.
Onder Hoogeren Zegen hoop ik evenwel, op hun
voetspoor, de belangen die mij zijn toevertrouwd, te
behartigen met al de krachten die in mij zijn uw
bijstand, uwe waar het noodig is, verschoonende
tegemoetkoming zijn echter daarbij onmisbaar.
Het doet mij leed, mijne heeren, bij dit eerste
woord, dat ik in uwe vergadering spreken raag, de
groote verliezen te gedenken, die zij sedert hare laatste
bijeenkomst geleden heeft. Mij, die hier voor het