CÏIIUSmiJHISTOiUSCH BHD.
.V (SOS.
Dinsdag 8 Juni.
1880.
Bc Zondagschool.
HET ZUIDEN,
Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag
avond "ten 3 ure, behalve op Christelijke feestdagen
Prijs per drie maanden franco1,50.
Enkele nommers - 0,05.
F». Gr.
Uitgever
W IJ T M A IN
MIDDELBURG.
Prijs der Advertentiën:
Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 16
regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 10 cents per regel.
n.
Pe zondagschool is de zaak der gansche chris
telijke gemeente, zoo zeiden wij aan het slot
van ons vorig artikel, maar 't is er verre van
daan dat de gemeente dit zou erkennen, althans
hier te lande. Als drangredenen tot den zon-
dagschoolarbeid noemden wijmedelijden met
den verwilderden staat der kinderen, onbestemde
naar werk zoekende liefde tot den Heer, zen
dingsijveraansporende tot arbeid onder »de
heidenen in ons midden", en een zich zelf meer
of minder bewust persoonlijk of gemeentelijk
plichtbesef.
Dat medelijden, die liefde, die zendingsijver
dat plichtbesef, al deze drangredenen zijn in
onze omgeving veel meer persoonlijk dan ge
meentelijk. Enkelen worden er door bestuurd;
slechts hier en daar gevoelen zij dat de ge
meente achter hen staat. Slechts bij uitzonde
ring staat de gemeente hen ter zijde.
Wij spreken altoos van de toestanden in
onze omgeving.
Het begin der tweede eeuw van het bestaan
der Zondagschool worde daardoor gekenmerkt,
dat zij overal tot haar recht kome, aan hare
bestemming voldoe
Als het getij verloopt verzette men de bakens
De christelijke kerk wordt overstroomd, wordt
verwaterd door den stroom van 't moderne on
geloof, of beter gezegd door het oude ongeloof,
dat zich in modern (nieuwerwetsch) gewaad
hult en aangenaam tracht te maken.
Daartegenover openbaart zich een zeer ver
klaarbare en prijzenswaardige tegenstand, een
tegenstand, ten doel hebbende de oude waarheid
te verdedigen, te verheffen, te verbreiden.
Maar daar eigenlijk de waarheid immer jong
blijft, behoeven met haar niet oude vormen
oude gewoonten met alle kracht verdedigd en
weder ingevoerd te worden.
Toen de waarheid onder het roomsche bij
geloof nagenoeg geheel was zoek geraakt, was
het in de dagen der hervorming de aangewezen
weg, om zoo spoedig mogelijk door prediking
in de kerken de schare beter in te lichten. Het
volk, gewoon zich minstens eiken Zondag, ja
dagelijks, ter kerk te begeven tot het bijwonen
van het misoffer, vergaderde gaarne rondom het
spreekgestoelte, en gedurende meer dan twee,
bijna drie eeuwen ontving het gaarne zijn
zielevoedsel van den predikant. Eene groote
schare predikanten nam het werk over van de
ontelbare geestelijken, en in de dagen der ge
reformeerde republiek ontbrak het der kudde
niet aan herders, ontbrak het den herders niet
aan eene volgzame heilbegeerige kudde. Het
aantal arbeiders was aan de behoefte vrij wel
geëvenredigd. Op Zondag driemaal, en verschei
dene avonden in de week, was het kerkgebouw
de verzamelplaats, waar de verkondiger des
Evangelies de vanzelf opkomende bevolking ge
makkelijk kan bereiken.
Om eens bij Middelburg te blijven. Verdwenen
zijn de reusachtige kerken, die de markt en
het oude-kerkplein bedekten, geen spoor der
Vischmarktkerk is er overgebleven, daar kwamen
vroeger meermalen op denzelfden rustdag groote
scharen bijeen. Men mag daartegen aanvoeren
dat de bevolking is verminderd, dat in roomsche
tijden het Koor der Abdijkerk geen hoorders
kon bevatten, en in onzen tijd die Koorkerk,
althans om hoorders te bergendoelmatiger dan
vroeger is ingericht^ dat de Gasthuiskerk bleef
bestaan en druk gebruikt wordt, dat in de
st Pieterstraat eene reeds zooveel mogelijk ver
grootte kerk de st Pieterskerk, in de Segeer-
straat eene nieuwe stichting de kleine Visch
marktkerk kan gerekend worden vervangen te
hebben, dat over het algemeen de afscheiding
gemeenten met ijverige leeraars aanbracht,
waar de oude landskerk inkromp, toch is
het een feit dat het zielental, door elkander
aan eiken herder toevertrouwd, veel te groot is
ter behoorlijke verzorging, en dat het aantal
kerkgangers over het algemeen, hier en door ons
geheele vaderland, voortdurend afneemt. Zegt men
nu dat de pers de huisgezinnen overvloedig van
stichtelijke lectuur voorziet, het is bekend dat
de koopers van stichtelijke boeken en bladen
juist tevens de trouwste kerkgangers zijn.
Het blijft een teeken dezes tijds, -dat Honder
den en duizenden zich aan den invloed der
Evangelieprediking onttrekken, of onwillekeurig
daarvan vervreemden.
Zet de deuren wijd open, luidt de klok zoo
veel gij wilt, zij die 't meest behoefte aan de
prediking gevoelen gaan kerkwaarts, zij die 't
meest behoefte daaraan hebben blijven weg.
Prediking in de kerk is niet meer het mid
del om de massa te bereiken. Als zoodanig
heeft die prediking gedeeltelijk uitgediend. On
der dien vorm verliest het Evangelie meer terrein
dan het wint. Alleen vasthoudend aan de ge
woonte van kerkgaan, volbrengt de gemeente
niet geheel hare roeping.
Men kan van kerkzuivering, van aaneenslui-
sluiting der gelijkgezinden heil verwachten, en
onzes inziens te recht, maar daarmee brengt
men het heil niet aan het volk. Het cijfer der
verloren schapen tot dat der kudde staat iu
onze dagen voorwaar niet als één tot negen en
negentig
De tevredenheid onzer trouwe kerkgangers
met eene prediking, welke hunne behoeften
bevredigt, heeft iets zelfzuchtigs, waarvan
zij zich niet bewust zijn, iets farizeesch,
dat hen met zekere minachting doet nederzien
op de zeven dagen werkende beambten van
post, telegrafie, spoor, stoomboot, brug, pont-
veer de tollenaren onzer maatschappij, en
op de kroeg-, concert- en schouwburgbezoekers,
de ontelbare zondagsreizigers, de onverschil
ligen de zondaren van onzen tijd.
Zou men lid der gemeente van Christus zijn,
eenige guldens jaarlijks voor de zending onder
de heidenen offeren, en den geheel binnen eigen
bereik liggenden zendingsarbeid niet met alle
kracht steunen, verrichten?
Kan men, als lid der gemeente van Christus
het verzuimen der oude gewoonte van kerkgaan
bij anderen betreurende, met afkeurenden blik
op .de verzuimers nederziende, kan men heV
nalaten nieuwe wegen in te slaan, om het. volk
met het ééne noodige bekend te maken
Nu ja, men vindt het wel goed dat sommigen
zich bezighouden met den arbeid, onder de kinderen
der lagere klasse. Als ex eene feestgave wordt
gevraagd, om die kinderen op het een of ander
te onthalen, onttrekt men zich niet. Maar eigen
kinderen ter zondagschool te zenden, alzoo een
voorbeeld te geven, alzoo den zondagschool-
arbeid te eeren, daartoe komt het maar
zelden.
Het is nu reeds zoover gekomen dat de meeste
kinderen der mingegoeden door de zondagscholen
worden aangetrokken, en, zoover de inrichting
dier scholen toelaat, er den weldadigen invloed
van ondervinden, maar de kinderen uit meer
gegoede standen maken er nog zeer weinig
gebruik van. Hielden meer gemeenteleden uit
de nu eenmaal hooger gerekende standen zich
met de zondagschool persoonlijk bezig, en zochten
zij kinderen van hunnen stand rond Gods Woord
te vereenigen, er zouden vanzelf tot de zondag
scholen van mijnheer A. en mevrouw B. kin
deren toevloeien, die even goed behoefte hebben
aan bijbelsch onderricht als de kinderen, die
nu de meerderheid der leerlingen uitmaken. De
ondervinding leert dat de kinderen gaarne ko
men, en het hun niet veel moeite kost kame
raadjes en kennissen tot medegaan te bewegen.
Werden er vele harten, huizen en beurzen
voor de zondagschool ontsloten, het aantal be
zoekers zou meer dan verdubbelen, de opeen-
hooping van kinderen in enkele lokalen zou worden
vermeden, de leermiddelen zouden beter wor
den, en van elk kind kon meer werk gemaakt
worden.
Het zoo, als de arbeid door de gemeente
meer werd gedeeldgeen onbegonnen werk zijn,
zooals 't nu meestal is, om de kinderen aan
huis te bezoeken, met de ouders in aanraking
te komen, en aan vele afkeerigen of onver
schilligen het christelijk leven van zijne aange
naamste zijde te leeren kennen. Door de kin
deren wordt de weg tot het hart der ouders
gebaand.
De behandeling der 129 vragen en antwoor*