t> Ufh N L AND MENGELWERK. 11 AN DELS BERICHT EN. den overledene en wel in de woonkamer, die, op de stoelen na, gelieel van meubelen ontruimd is. Vóór het raam is de gopende lijkkist geplaatst op een tweetal schragen. De genoodigden nemen plaats; op het voor de begrafenis bepaalde uur begint men de klok te lui den. Een of ander persoon, meestal de onderwijzer van de plaats, leest iets voor uit een stichtelijk boek. Vroeger bezigde men daartoe uilsluitend den bijbel, en daaruit bij voorkeur het boek de „Prediker". In alles echter komt verandering, en sommige lezers ge bruiken gansch andere lectuur, als_gcdicbten van. De Geneatet, stukken van Zschokke, enz. Na 't lezen houdt de predikant een toespraakde aanspreker vraagt „of er onder de familie en kennissen nog zijn, die 't lijk nog wenschen te zien." Die behoefte daar aan gevoelt, neemt van t lijk een laatste afscheid. De dragers, gevolgd door den lijkstoet, dragen thans de of den overledene regelrecht naar 't kerkhof, als dit laatste zich in 't dorp bevindt, of als 't op eenigen afstand er van is verwijderd, dragen ze 't lijk van 't dorp. Daar gekomen, wordt de kist in een kapwagen geschoven en zoo naar de laatste rustplaats gevoerd. De klok blijft intusschen doorluiden totdat de stoet in het dorp is teruggekeerd. Familie en vrienden ver eenigen zich weer in 't sterfhuis drinken thee, roo- ken en kouten over alles en nog wat, gebruiken een broodje, en vertrekken tegen het vallen van de sche mering. Sierke drank wordt hier echter bij begrafenis sen gelukkig niet gebruikt, terwijl niet-Tesselaars zich lang niet altijd aan dezen vorm van begrafenis plechtigheid storen. De dragers werden voorheen voor hun dienst met een brood beloond thans ontvangen ze geld, t. w. van f 0,50 tot f 1,50. Een begrafenis van een volwassen persoon kost daar van f 40 tot fiOO. Het ijzeren schip Bay of Biscay uil Liverpool, den 30 October met een kostbare lading rijst van Rangoon naar Londen vertrokken, zal, naar men met bijna volkomen zekerheid moet aannemen, met haar 40 man sterke equipage reddeloos verloren zijn ge gaan. Het schip had reeds tegen het eind van Febru ari in Engeland moeten aankomen.Gedurende den vreese- lijken orkaan van den 20 Februari, waarin zoovele schepen in den Atlantisclien Oceaan te gronde gingen, zal het waarschijnlijk gestrand zijn. Schip en lading hadden samen een waarde van 40.000 pd. st. Ook een Belgisch stoomschip, Mercatorden 2 Maart van Antwerpen naar New-York vertrokken, is vermist. Het is 't laatst gezien in een groot vlottend ijsveld, vastzittend; een storm brak spoedig los. Er waren 21 koppen, geen passagiers aan boord. Van de Atalanta hoorde men nog niets. De stad Rome vierde dezer dagen haar 2634sten verjaardag. Het forum en het coliseum der eeuwige stad waren voor die gelegenheid 's avonds schitterend verlicht: De Vega is Zaterdag avond ten 107e uur, ver gezeld van omstreeks 200 stoomschepen, te Stockholm binnengeloopen. Mijlen ver was de kust verlicht met vreugdevuren. Op de landingsplaats was eene estrade gebouwd, waar het stedelijk bestuur de reizigers welkom heette. In het slot begroette de Koning de leden der expeditie. Nordenskiöld reed daarna, door de menigte toegejuicht, door de schitterend verlichte straten naar zijne woning in het gebouw der Academie van weten- Een geweldige brand heeft de helft vernield van het stadje Hull, in Canada, tegenover Ottawa. Achthonderd woningen werden in de asch gelegd, zoodat er 4000 menschen zonder dak zijn. De schade wordt geraamd op 400,000 tot 600,000 p. st. Woensdag jl is de stad Hull in de Canadeesche provincie Ontario bijna geheel afgebrand. Daar zij grootendeels uit houten huizen bestaat, verbreidde het vuur zich snel. 800 huizen werden verwoest, tenge- yolge waarvan 4000 menschen zonder dak zijn. Men meent dat er tien zijn omgekomen, en begroot de schade op 2 a 3 millioen dollars. Een telegram uit Melbourne bericht, dat men in Australië op het oogenblik geen raad weet met liet. vee, en dat men daarom ernstig bedacht is op mid delen tot uitvoer op groote schaal. In Queensland alleen zijn thans 6,000,000 schapen en 3,000,000 runderen, latende, na aftrek van het verbruik in de kolonie zelve, eene hoeveelheid van 2000 ton 's weeks beschikbaar, tot uitvoer. De kunst is maar om de noodige geschikte scheepsgelegenheid te vinden namelijk met cfkoelingstoestel. Te Rockhamplon wer den onlangs een duizend schapen uitgekookt om hunne talk. Hoornvee was daar zoo goed als te geef. Op een dorpje in Amerika leefde eene onaanzien lijke vrouw, bij hare naburen wegens haar eenvoudig geloof bekend onder den naam van „Katharina met het groote geloof." Eens kwam een reizend prediker in dat dorp en, van de godzalige vrouw hoorende, begeert hij haar te spreken. Bij hare woning gekomen, ontmoet hij een oud moedertje, dat zoo even met een bundel rijs uit het woud is teruggekeerd. „Zijt gij Katharina met het groote geloof?" vraagt de predi ker. „Of ik een groot geloof heb, weet ik niet," ant woordt zij, „maar dit weet ik, dat ik een grooten Heiland heb." De Engelsche ministerieele crisis behoort tot het verleden. Zaïerdag werd de heer Gladstone naar Windsor ont boden, waar hem door de Koningin werd opgedragen een nieuw Kabinet saam te stellen. Hij nam dien last op zich, tegelijkertijd zichzelf aanbiedende voor de portefeuille van financiën in verbinding met het pre mierschap. Vooraf hadden Lord Hartington e i Lord Granville een gehoor bij de Koningin en hel is aan te nemen, dat zij beiden den heer Gladstone noemden als de eenige die aan het hoofd kon staan van een nieuw liberaal ministerie. De heer Gladstone keert alzoo terug tot dezelfde positie die hij in 1874 bekleedde. In Augustus 1873 belastte hij zich, bij het premierschap, met de porte feuille van financiën. Men zal zich herinneren met wat geestkracht hij zich op dit tweeledige ambt toelegde. Er is, gelooveu we, alle reden om Engeland en de wereld met deze uitkomst geluk te wènschen. De Kamer van Frankrijk was dezer dagen weder ge tuige van een dier schandalen, die soms doen twijfelen aan de geschiktheid der Franschen voor zelfbestuur. Er was een interpellatie aan de orde over het af treden van den heer Journalt, als secretaris-generaal van Algerie, tengevolge van geschillen met den gou verneur, A. Grévy, broeder van den president der republiek. De interpellatie was tot den minister van bmnen- landsche zaken gericht, maar deze was van oordeel, dat het slechts een geschil tusscheu twee ambtenaren gold, een geheel personeele kwestie. De heer A. Grévy was lot regeeringscommissaris benoemd, om in de Kamer zich te kunnen verdedigen. Dit geschiedde dan ook en de interpellant deelde zijn bezwaren mede. Hierbij liet hij zich woorden ontvallen, die door den voorzitter, Gambetta, verklaard werden te zijn een beleediging van den president der republiek. Hij bracht daarom in omvraag, of de interpellant uit de Kamer verwijderd zou worden. Het hielp niet, dat deze zijn eerbied betuigdede Kamer besloot zijn ver wijdering. Dat dit niet zonder spektakel geschiedde, spreekt van zelf. Over twee leden der rechterzijde werd de censuur uitgesproken, en ten slotte werd het ge drag van den gouverneur-generaal van Algerie goed gekeurd. Alleenspraak van een nachtwacht. „HeiWat een geweldige stormIk zal mij maar bergen hier achter den kerktoren, om niet neerge worpen te worden. Yan alle daken vliegen pannen en schoorsteenen 't lijkt wel dat de huizen zelf ver schuiven. Maar de kerk schijnt uit andere steenen en andere kalk gemaakt. Zij heeft iets van de rots, waar op ze gebouwd is. In dit hoekje heb ik het warm en wel, gelijk ik 't daar binnen duizendmaal goed heb gehad. O, wat stormen hebben reeds door de wereld tegen het huis Gods gewoedDe Zuidenwind, de Westen - wind, de Oostenwind hebben geloeid, zoodat duizend paleizen en trotsqhe kasteelen als kaf zijn weggeblazen. Maar Gods huis bleef staan, juist wijl 't op een rots is gegrond. Nu heeft de Noordenwind de overhand en hij ruischt dat men geen ander geluid kan hooren. Hij gaat tekeer, als wilde hij den Heere God 't woord ontnemen. Maar de kerk zal blijven staan, ook wan neer alle hooge muren en alle hooge boomen zijn omgevallen. Daar staat, meen ik, ergens in Jesaja geschreven: Gij zijt den arme een sterkte geweesteen sterkte den nooddruftige als hem bange was." En wat nu bijzonder voor mij past: Een toevlucht tegen den vloed (het noodweer zegt de Duitsche vertaling); want het blazen der tyrannen is als een vloed (storm) tegen den wand. Gij Heere God, zijt ons alles in allen geworden. Uw Woord zegt zelfs Gij zijt een dak tegen den regen voor den armen pelgrim. Ja, ja, storm, gij brult als waart ge toornig. Welk een nachtAls er nu eens brand kwamDaar liggen nu alle menschen in diepen slaap. Hoevelen hebben zich op hun leger uitgestrekt, zonder ook maar met een stillen zucht zich Gode te bevelen, die alleen behoeden en bewaren kan. De een is te moe om te bidden, de ander te goddeloos, de derde te gedachte loos. Wie weet of niet de meesten zich verbeelden dat de nachtwacht aangesteld is om voor een mstigen nacht te zorgen. David had meer gezond verstand. Hij zei: „Ik zal in vrede nederleggen en slapen; want Gij, o Heere alleen zult mij doen zeker iconen." In Jeruzalem waren natuurlijk ook nachtwachten, en die maakten het denkelijk niet beter dan ik. Maar David rekende er niet op. Hij had een helder hoofd: Gij alleen", zegt hij tot zijn God. maakt dat ik veilig kan slapen Zijn zoon Salomo, wiens gelijke in wijsheid onder de koningen en vorsten der aarde nooit werd gevonden, deed een uitspraak, die men in alle straten aan eiken hoek schrijven zal, zoodra de wereld eens uit haar verwarring tot zich zelf komt„Zoo de Heere de stad niet bewaartte vergeefs waakt de wachter." „Wel," zoo zou misschien een der hoogwijze mannen van onzen tijd zeggen, „dat 's wezenlijk de goedkoop ste politie. Schaf de nachtwachten dan maar afdat geeft alweer minder belasting!" Ja, ja, wacht maar spotters. Eens komt het toch zoover, dat er geen dieven, roovers brandstichters of moordenaars meer zijn. Dan vervallen ook vanzelf de nachtwachten, want er zal geen nacht meer zijn, gelijk de Openbaring zegt. Ziezoo, nu moet ik de ronde doen, en zien of geen booswicht in dezen nacht van storm zijn slag wil slaan. Die lui blijven anders nog al buiten mijn be reik. Zij weien, dat ik op mijn post ben. „Zoo de Heere de stad niet bewaart", worden ook de nachtwachten lui en verzuimen hun werk. Ik zou al dikwijls daar ginds in de kroeg gezeten hebben, en me bij de warme kachel wat hebben laten inschen ken, had ik niet gelezen, dat van een luien, trouwe- loozen hond het bloed geëischt wordt dergenen, die door zijn schuld omkomen. Er moet toch iets schrikkelijkers zijn dan d? vlam men der hel, namelijk, dat de Heere eens tot iemand zeggen zalGij booze en luie dienstknecht. Ja, als de Heere de stad nietbewaari, kunt gij zooveel wachters aanstellen als de arms Keizer van Rusland om zijn paleis heeft. De stad zal toch heeten „Schrik van rondom." Daarom zeker hebben mijn voorgangers, in den „Christelijken tijd", als zij op de wacht gingen, ge zongen „Thans trek ik op voor de avondwacht God geve u al een goeden nacht. Moog lijf en ziel en have en goed Door zijn genade zijn behoed De beschaafde lieden uit onze dagen willen dat niet meer hooren. Zij weten wel, dat het 's avonds anders worden kan dan Jt des morgens was, en in den nacht veel kan gebeuren. Maar als ze geloofden dat de Heere God hen behoedt en bewaart, zouden ze wel verplicht zijn Hem voor 't een of ander te danken. Dat doen zij liever niet, en zetten daarom veeleer hun vertrouwen op den nachtwacht. Zij denken die bewaart de stad voor twaalf stuivers per nacht, en als hij die krijgt behoeft geen mensch hem te bedanken. Dwaze menschen, hoe zult ge uzelf in vei ligheid brengen, als de groote noodstormen komen, waarvoor ook de nachtwacht zich bergen moet. Hoor daar klinkt de brandhoorn uit de andere wijk. Wat moet dat worden in zoo'n nachtJa, ge weld kunnen we allen wel maken, maar waar hulp noodig is, zijn onze armen allen te kort. Al zette men ook alle spuiten aan 't werk, zij konden de stad niet redden, zoo niet een of andere geloovige ziel tot den troon der genade snelde, roepende: „Heere! straf ons niet in uw toornen kastijd ons niet in uw grimmigheid." Doch Gods erbarmen over de kleine kinderen,-'de zieken en zwakken is grooter dan zijn grimmigheid tegen zijn vijanden. Daarom alleen staan onze steden. 't Wordt al weer stil. De wind gaat liggenMorgen zullen de menschen zeggen't was een looze schrik Maar uw volk, o Heere, weet, dat Gij eene trouwe wachter zijt, gelijk we zingen „Zijn genade Is 't die ons door het duister leidt. Wie in Hem rusten, vroeg en spade, Die draagt hij tot in eeuwigheid." Naar P. Geyser, te Eiberfeld. Ons telegram van de Rotterdamsche markt is heden niet ontvangen. l-njzeii van Effecten. Amsterdam, 24 April 1880. Noderl. Certific. Werkelijke schuld. dito dito dito dito dito dito Loten stad Amsterdam dito dito iiotierdam Rusland Obligatiën 1798/1815 Certiiic. Inscr. 5e serie 1854 Dito dito 6e serie. 1855 Obligatiën dito f 1000 1864. dito L. 100 1872 ditoL. 100 1873 dito 1S77 dito dito leening 1867—69 Loten 1864 Loten 1866 Aand. Spoorw. Gr. Maatsch. Oblie, dito Aand. Kie w-Best Oblig. spoorweg Poti-Tiflis. dito dito Jelez Orel dito dtto Jelez-Griasi. dito dito Charlcow Azow dito Baltische spoorweg 27a pet. 65*/i( 3 y 78 4 y 1017, 3 1087. 3 y 102 5 y 957. 5 y 587, 5 7J7: 5 tr 917, 5 867s 5 y S6'7,6 5 905/, 5 767. 5 n 1427» 5 y 1397. 5 y 136 5 c y 927, O 4 y y 857, 5 V y 35 3/, 5 y 3 y 527»

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1880 | | pagina 3