cimsTiiiUHismiscH blad. ©e mm g. V o68. Dinsdag' 9 Maart. 1880. HET ZUIDEN ^Vers'cliijat eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag avond tea 8 are, behalve op Christelijke feestdagen Prijs per drie maanden francof 1,50. Enkele aorapiers- 0,05. 1?. Gr. Uitgever W IJ T M A N, MI DDELBüRd. Prijs der Advertentiën: Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 16 regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 10 cents per regel. Het kapitaal in portefeuille moet aangespro ken worden ter versterking van 's rijks middelen. Van deze gedachte zijn de heeren Gleichman en Vissering, onze vorige en onze tegenwoordige minister, beiden uitgegaan. Toch gaan onze ministers van een verschillend stelsel uit. De minister Gleichman wilde een belasting heffen van de kapitaals waarde, de minister Vissering van de renten. De minister Vissering hecht bovenal aan »het element van zekerheid en vastheid, dat in eene directe belasting niet ontbreken mag." Hij toont aandat politieke en andere gebeurtenissen zeer grooten invloed kunnen hebben op de kapitaals- waarde van effecten, zonder dat daarom de in komsten verandering ondergaan. Dit argument j is inderdaad van gewicht, maar niet iu die mate j ais de minister het doet voorkomen, watt ook de inkomsten uit effecten zijn aan afwisseling on derhevig, samenhangende met de tijdsomstan- digheden; onvoorziene gebeurtenissen kunnen de staking van rentebetaling of vermindering van rente ten gevolge hebben en stellig zijn zij van invloed op de inkomsten uit schuldvorderingen ten laste van bijzondere personen, die onvermo gend worden om aan hun verplichtingen te vol doen. Men moet echter toegeven, dat in den regel de kapitaals waarde meer zal lijden dan de rente, die de hel egde sommen afwerpen. De vraag is nu of aan eene heffing naar het kapitaal voordeelen verbonden zijn, die opwegen tegen de grootere mogelijkheid'Van kapitaalsver mindering. De minister Gleichman hechtte aan die voordeelen veel. Hij vond in die kapitaals- waarde een andere zekerheid, nl. de gemakke lijke berekening. Een rentebelasting zou, naar zijn meening, altijd iets onzekers of willekeurigs hebben, omdat het begrip rente een zeer samen gesteld begrip is, waarin niet alleen opbrengst van kapitaal, maar tevens aflossing en assurantiepre mie kunnen zijn opgenomen. Bovendien zijn er geldbeleggingen, met name in premieleeningen, die geen rente afwerpen, maar wier bezitters toch daarvoor ook belastingplichtig behooren te zijn. Verder werd door den heer Gleichman ge wezen op de moeielijkheid een er juiste bereke ning der inkomsten uit schuldbekentenissen, al thans wanneer men aftrek toeliet voor assuran tiepremie, aflossing, terugbetaling van kapi taal. Voor- en nadeelen zijn aan beide stelsels ver bonden en alle belastingen zijn slecht. Maar de nood zal er eindelijk wel toe drijven om wel licht na een nieuwen storm van afkeuring van de zijde der Amsterdammers dan toch maar het beste van het slechte te nemen. Dat twee procent wordt gevorderd van de rente van een kapitaal dat zoo gemakkelijk te bewaren is (pakhuizen behoeft men er niet voor te huren) en zonder bedrijfskapitaal (uitgezonderd een schaar) steeds productief blijft, is waarlijk niet onbillijk. De handwerksman en koopman betaalt bij mindere verdiensten heel wat meer dan 2°/o. Maaren zie hier de treurige zijde dei- zaak. Naar onze overtuiging zou geen nieuwe belasting nóodig zijn, indien liberale en conser vatieve regeeringen wat zuiniger huis gehouden hadden, en nog voornemens waren in de toe komst op wat eenvoudiger leest ons huishouden van staat in te richten. De nieuwe wet op het lager onderwijs zal millioenen verslinden, maar die millioenen zullen slechts voortzetten wat sinds jaren is begonnen. Wordt niet om een enkel voorbeeld te noemen nu van Rijkswege te Middelburg oen school voor lager onderwijs, gebouwd, plaats aanbiedende voor 200 kinderen voor ƒ80,000; is het niet van ouds bekend dat alles wat de Staat doet veel te duür.is En juist de Staat is het die in de laatste jaren altijd meel is gaau doen, en altijd minder heeft overgelaten aan den ondernemingsgeest zijner burgers. De oorlog van Atjeh heeft schatten verslonden toch met eenige pijnlijke jaren zijn we daar financieel weer door, maar de albemoeiïng van den Staat, die onderwijst en voor de gezondheid zorgt, ouderwetsche trap geveltjes bouwt en museums verrijkt, alle mogelijke tentoonstel lingen steunt en misschien nog bezwijken zal voor den aandrang om van alle straatwegen buurtspoorwegen te maken, dat is de invreten de kanker die ons financieel evenwicht ver breekt en ons deze nieuwe belasting of een of meer dergelijke op den hals halen zal. Middelburg, 8 Maart 1880. De pleitrede, door den keer de Savornin Lokman op 1 Maart in de Tweede Kamer voor de belangen van Heille gehouden, schijnt aan de redactie der Mid delburgsche Courant volstrekt niet te bevallen. Zij had verwacht, misschien gaarne gezien dat de keer Lokman „groote woorden" zou gebruikt hebben, in ket algemeen zou geijverd liebben voor de eerbiediging van ket „kistorisck bestaan" der gemeen ten, en gewaarschuwd zou nebben zeker ook met groote woorden en in algemeene uitdrukkingen tegen ket streven van den alles opheffenden, vereen voudi- genden, naar ziek toetrekkenden en inslokkenden staat. Men verwijt onze partij zoo gaarne kolle klanken, groote woorden, predikatiën in de lucht, omdat van onze zijde zoo vaak moet gestreden worden voor hooge belangen, waarvoor de tegenpartij geen kart, geen ge voel heeft, of ket zou moeten zijn een gevoel van haat. In ket bepaalde geval van de voorgestelde vereeniging der gemeenten Sluis, St. Anna en Heille behoefde niet op nieuw te worden gezegd, waarom wij uit beginsel zijn tegen ket ingrijpen van de landsregeering in al lerlei plaatselijke belangen liet betoog van den keer Lokman zoo zegt de Middelhurgsche terecht. was alleen gegrond op redenen van billijkheid en nuttigheid. Op anders niets Maar toch in de eerste plaats op redenen van billijkheid. Het doet ons pleizier dat de Middelburgsche het moest uitspreken. Zij wete tevens dat onze woordvoerders, al komen ze niet altoos met eene breedvoerige uiteenzetting onzer beginselen voor den dag, tusscken deze beginselen en redenen van billijkheid geen onderscheid kennen. In een bepaald, gemakkelijk te overzien geval is het voldoende op redenen van billijkheid te pleiten komt er nuttigheid bij, des te beter. Maar de Middelburgsche meent dat er op alle manier wat achter zit: dat onder de samenstemming van anti-revolutionaire, roomsclie en enkele liberale kamerleden waaronder van Kerkwijk eene poli tieke bedoeling verscholen is, die 't noodig maakte dat de „liberalen" ziek als een éénig man rond kunnen hoofdman Six schaarden. Of men ons gelooven wil of niet, er zit volstrekt niets achter. Waarom zouden de onzen zich verklaren tegen den wensch van ket overwegend protestantscke en nog wel orthodoxe Sluis, dat is gaan kwijnen sedert ket van de zee is afgesloten, da't meer en meer als een uithoek wordt beschouwd en behandeld, dat als het ware eene voorstad wordt van Brugge, en zijn kandel bijna geheel naar dien buitenlandscken bloedzuiger ziet verhuizenwaarom zouden de onzen Sluis niet voorspreken, als het in de voorgestelde vereeniging een redmiddel ziet? Waarom zouden wij het in dit geval eens zijn met het Weekblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen's Westelijk Deel, welks redacteur aan de gemeente Sluis bijna een even kwaad hart toedraagt als aan orthodoxe predikanten en christelijke onderwijzers? Waarom zouden wij partij trekken voor Heille, waar alle voorname ingezetenen roomsch zijn? Ware er een ander middel om Sluis ter kulp'e te komen, van onze zijde zou er heel veel voor gedaan worden, maar de billijkheid verbiedt ons toe te laten dat Heille aan Sluis worde opgeofferd. Of Ket de Transvaal geldt of Heille, wij zullen pleiten voor historisch bestaan, voor historisch voort- bestaan, op grond van billijkheid; krachtens ons beginsel. En dat deed de heer Lokman. De reeds lang aanhangige zaak van kapitein jhr A. L. P. van de Spiegel, te Willemstad, is Vrijdag door de Tweede Kamer afgedaan. Het betreft een verzoek om eene hem (door den luit.-kolonel kom- mandant Mulert) opgelegde straf voor een krijgsraad te doen onderzoeken. Na kennis te hebben genomen van de indertijd door den minister van oorlog ver strekte inlichtingen, was evenwel de commissie uit de Kamer van oordeel, dat de klacht over rechtsweigering niet was gegrond, omdat de opgelegde straf het gevolg was van een geding, dat voor den militairen rechter aanhangig was gemaakt, zoodat ook de straf bij dezen behoorde. De Kamer heeft de conclusie van de commissie aangenomen met 40 tegen. 8 stemmen en daardoor eenparig het voorstel-van Eek tot inwilliging van het verzoek van den adressant verworpen.

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1880 | | pagina 1