('iIIIIISTI;LIJk !lIST(II!iSt:II BLAD.
Donderdag 12 Februari.
taao.
hë t zuiden,
Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag
avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen
Prijs per drie maanden francof 1,50.
Enkele nommers- 0,05.
Uitgever
P. Gr. WIJTMAN,
ie
MIDDELBURG.
Prijs der Advertentiën:
Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 16
ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 10 cents per regel.
Middelburg, 11 Februari 1880.
HEER of DEERE
hoe moet het zijn
In den laatsten tijd zijn door de vruchtbare pen
van dr. Kuyper twee vlugschriften geleverd, dien de
kennismaking overwaardig zijn van allen die belang
stellen in den strijd onzer dagen.
Het eersteRevisie der Revisielegende getiteld,
valt geheel buiten het kader van on? blad. Dit vlug
schrift is gewijd aan den kerkelijken strijd, die tus-
schen de z. g. Irenischen en de Gereformeerden, wier
eminente woordvoerder dr. Kuyper is, vooral tenge
volge van de plannen tot stichting van eene Vrije
Universiteit, is ontbrand. Aan dezen zelfden strijd is,
voor een groot deel ook de tweede brochure getiteld:
Bede om een dubbel Corrigendum aan dr. A. W.
Bronsveldgewijd.
Dewijl nu Het Zuiden in kerkelijke kwestiën niet
meespreekt, en volgens haar duidelijk afgerond pro
gramma ook niet meespreken mag, laten we deze
zaken voor de leden van het kerkgenootschap, waar
binnen de strijd wordt gevoerd, en voor hen die
getuigen wenschen te zijn van het interessant duel, dat
in zoo schoone vormen, en met zoo groote beslistheid
van weerszijden wordt gevoerd.
Deze redenen kunnen echter niet gelden voor een
ander deel van laatstgenoemde brochure, waarin hel
der en duidelijk een taalkundige kwestie wordt uit
eengezet, die ook in onze provincie zoo menigmaal
aanleiding tot dispuut gaf.
Het geldt de eenvoudige vraag, welke is de betee-
kenis van de letter e achter het woord Heere, waar
mee o. a. in onze Statenvertaling de Godheid wordt
aangeduid
Zullen we die e verwerpen of behouden
We laten hierbij natuurlijk alles wat aan den persoon
lijken strijd herinnert weg, om alleen het oog te
vestigen op de zaak die het geldt.
Ziehier het betoog
De taal is ook graag rijk. En zoo dikwijls nu
door den loop der tijden voor éénzelfde begrip twee
woordvormen ontstaan, is het taaiinstinct van ons
volk er volstrekt niet op uit, om een dier beide
eerloos uit den dienst te ontslaan, maar er omge
keerd juist op bedacht, om alsnu beide vormen saam
te laten dienen, ze schakeerend door fijner onder
scheiding van begrip.
Overduidelijk is dit b. v. in de woorden eind en
einde. Een „einde weegs" zegt niemandieder
spreekt van een „eind weegs," voor het Fransche
„bout de chemin." Maar men zou van den Christus, met
het woord der Openbaring sprekende, niet anders
zeggen durven of kunnen dan: „Ik ben de alpha
en de omega, het begin en het einde."
De onnavolgbare nauwkeurigheid bleef geen
geheim, waarmeê ons Woordenboek, de fijnste scha
keeringen van onze woordvormen onderscheidt.. Wel
nu, raadpleeg dat Woordenboek maar eens over het
verschil van gaaf en gave. .Wij, vrouwen, heet het
zeer juist in Willem Leevend, hebben de gelukkige
naaf, om, ook over kleinigheden, interressant te
spreken." Maar ieder zal zeggenVerzuimt de
qave niet die in u is" (Tim. 4 14), overmits we
hier overtreden op heiliger terrein.
Niet anders is het met ark en arke. Van een
huismelker sprekend, die een heerenhuis op een
verloopen stand in een dozijn arbeiderswoningen
omtimmerde, zal ieder zeggen: „Hij vertimmerde
dat mooie huis in een ark." Daar van een arke
te spreken, ware onzin. Maar Beets, onder de taal
mannen ons een zegsman, spreekt in zijn Bijbel van
Doré, Gen. 6, wel terdege van: „Gij zult u een arke
maken."
Zoo zou men een heel lijstje van soortgelijke
woorden kunnen voorleggen, en kunnen wijzen op
klage en klacht", op „tent en tente", op „hut en
huUe", „hulp en hulpe", „ziel en ziele", „eer en eere",
„stem en stemme", „vlam en vlamme" „vrouw en
vr.ouwe"maar waartoe te vermoeien met veel
heid van bewijzen Zie maar liever eens na, met
wat zuiver taalgevoel Beets b. t. in Ps. 27 schreef
„Hij verbergt mij in het verborgene van zijn tente
(niet tent)", en in Openb. 1 „Zijn haar was gelijk
witte wo lie en zijne oogen gelijk een vlamme vuurs."
Deze regelen gelden reeds in het gewone spraakge
bruik, maar veel meer waar het de Heilige Schrift,
dat monument van taalzuiverheid en taalschoonheid,
betreft.
:n de Duitschers dat Luther door zijne Bij
belvertaling aan het nieuwe Hoogduitsch de geboorte
schonk, in niet veel minder zin kan even lïetzeifde
van ónze Bijbelvertaling worden gezegd.
Die vertaling toch is als kunstproduct van Neder-
landsche taal een ongeëvenaard pronkjuweel. De
mannen die onder het woeden der pest in Leidens
veste dat onnavolgbaar HollandSch zoo rhythmisch
schoon op het papier lieten vloeien, zijn kinderen
huns volks, echte zonen onzer erve, Nederlanders
van het zuiverste type geweest. Ze waren mannen
yap loetenschapdie eerbied voor God, maar die ook
eerbied voor hun taal hadden, en er dus nooit, naar
de kwade ingeving van kerkelijke partijzucht, meê
omsprongen. Elk vraagstuk, dat zich voordeed, is
door hen dan ook stiptHijk en met zorg overwogen;
kalm en rustig ingedacht; met helderheid tot op
lossing gebracht; en meest met stricte consequentie
behandeld. Goede Nederlandsche taalkennersook
al gelooyen ze niets meer van wat die vertaling
inhoudt, plegen dan ook met dit o, zoo prachtige
Hollandsch nog steeds te dwepen
En met welk een zorg zouden dan wel niet
zulke mannen de vraag naar de vertaling van
Godes heiligen naam overwogen hebb.en We
weten uit de Dordtsche Acta, hoe heel de Synode
waarin lichten als een Voetius, een Walaeus, een
Bogerman blonken, z;ch met deze kwestie over de
vertaling van „Godes naam" heeft bezig gehouden.
En wie van achteren liun wijze van doen t,en deze
aandachtig naspeurt, bevindt dan ook, dat ze in
deze kwestie naar een vast systeem zijn te werk
gegaan en op het allernauwkeurigst de eischen'der
taal hebben gewikt en gewogen, om ze met de
rechten van Gods hoogheid en heerlijkheid van zijn
naam in overeenstemming te brengen.
De letterkundige, die geroepen wordt om zulk een
keurig bewerkten tekst voor lezers uit een anderen
tijd te bewerken, mag dus wel met de uiterste be
hoedzaamheid van alle kanten eiken tittel of jota
bezien, waarbij hij het waagt in dit welluidend sy
steem een ongelijkheid aan te brengen en mag ik
zeggen, wat ik denk, dan komt het mij zelfs voor,
dat, (nieuwe Bijbelvertaling natuurlijk daargelaten)
elke herdruk van den Staten-tekst in de benoeming
van het eeuwige Wezen niet anders doen kan of
mag dan letterlijk het gebruik van 1637 navolgen.
De schrijver roept daarna tot staving van zijn be-
weeren, het gezag van de grootste der thans levende
taalkenners, prof. Beets en prof. M. de Vries, in.
Eerstgenoemde heeft in zijne Bijbeluitgave het woord
Heere gewettigd, en tot laatstgenoemde heeft de schrijver
zich met verzoek om inlichting gewend en o. a. dit
antwoord ontvangen
De kwestie, Heere of Heer, is doodeenvoudig. Van
„den „tegenzin, waarmede men" (zooals gij schrijft)
„tegenwoordig het schrijven van Heere beoordeelt,"
„is mij niets bekend. Ik beweeg mij niet in de krin
gen, waarin dergelijke vragen als kerkelijke vraag
stukken behandeld worden. Ik oordeel alleen uit
„een taalkundig oogpunt en naar een zuiver taalge
voel.
„Het is een onwe>1 ersprekelijk verschijnsel in de
„taal, dat, waar twee vormen van hetzelfde woord
„nevens elkander bestaan, de spraakmakende gemeente
„liefst niet één van beide wegwerpt, maar de beide
„vormen aanwendt, om een onderscheid van begiip
„aan te duiden. Daardoor wint de taal allengs aan
„rijkdom en fijnheid van uitdrukking. Zoo hebben
„wij hier twee vormen, het oude heere en het
„nieuwere afgekorte heer, dat echter in den 2den
„naamval nog den ouden zwakken vorm des heeren
„behouden heeft. Zal men nu het antieke heere
„overboord werpen, nu heer het gewone woord is
„geworden Zeer zeker niet, maar heer blijft nu het
„gewone alledaagsche woord, heere wordt antieker,
„dus deftiger, plechtiger, en naar het voorbeeld van
„den Statenbijbel, die ons aan dien vorm in die be
tekenis gewend neeft, recht eigenaardig de bena-
„ming der Godheid. Heere is dus in 't algemeen
„boven Heer te verkiezen. Dit neemt echter niet weg,
„dat ook de jongere vorm Heer zijne rechten heeft,
„en menigmaal te pas kan komen, hetzij tot afwisse
ling voor het rhythmus van een zin (als b. v. in h,et:
de Heer heeft gegevep, de Heer heeft genomen, de Naapu
»„des Heeren zij geloofd) hetzij waar men Heer niet be-
„paald als benaming bedoelt, maar in de beteekenis
„van gebiederdominus (niet Dominus, maar dominus),
„als b. v. in de Heer der Heerenenz.
„Ziedaar dus mijn advies Heere zeer stellig te
„behouden( in den vocativus kan 't wel niet anders),
„maar Heer daarnevens te gebruiken, ea wel bepaal-
„delijk voor de beide gevallen, die ik zoo even
„noemde.
Geen taalgeleerde zal er anders over denkenzegt
prof. de Vries.
De Spaarbank der Afdeeling Middelburg van de
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen had de vrien
delijkheid ons haar verslag over 't afgeloopen jaar
toe te zenden.
Wij, van onze zijde, meenen aan een op ons rus
tenden plicht te voldoen, door even de aandacht onzer
lezers te verzoeken voor deze nuttige instelling, die
gedurende 60 jaren hare reputatie van accuratesse en
soliditeit op een, boven alle bedenking verhevene
wijze, heeft gehandhaafd.
De cijfers, die we voor ons hebben, zijn in verge
lijking gebracht met die van een vorig jaar.
In ronde cijfers, bedroeg het totaal van den inbreng
inl879 f 80910, in 3150 posten, tegen f 77683, in 3071
posten over 18 78. Terugbetaald werd nuf 73396 in 1515
posten, tegen f 63142 in 1410 posten over 1878.
Het kapitaal aan de inbrengers verschuldigd was op
31 December 1879 f 384.636, tegen 363.327 een
jaar te voren. De waarde der bezittingen van de bank
was f 479.015, tegen f 450.87S in 1878. Het waar
borgfonds bedraagt thans f 94378, tegen f 87.550 in
1876. Dit vertegenwoordigt eene waarde van 24.54
pet. van het aan de inbrengers verschuldigde kapitaal,
tegen f 24.10 pet. in liet vorige jaar. In 1879 kwamen
45.6 nieuwe inbrengers en werden 309 rekeningen afge
sloten, tegen 350 inbrengers en 287 rekeningen in 1878,
Het aantal inbrengers bedroeg op 31 Dec. jl. 3124
met een gemiddeld te goed van f 123,12l/e, tegen
2977 met f 122,04'/2 in 1878. Daarvan waren op 31
Dec. 1879 boven f 1000 28, van f 500 tot
f 1000 112, van 100 tot 50 421, van f 50
tot f 20 555, van f 20 tot 5 556, van f 5
en minder, 480 inbrengers.
De Staats-courant bevat de benoeming van de hee»
ren mrs. A. E. J. Modderman, minister van justitie,
en W. C. Borsius, lid van de eerste kamer, tot ridder
van de orde van den Nederlandschen Leerno.
Te Goes hebben zich 27 sollicitanten, 21 jongens
en 6 meisjes, aangemeld voor het toelatings-examen
op de rijksnormaallessen.
In eene maandag gehouden algemeene vergadering
der afdeeling Walcheren van de maatschappij tot be
vordering van landbouw en veeteelt in Zee'and is de
rekening over IS79 goedgekeurd met een batig saldo
van f 637,58.
Tengevolge van het bedanken van den heer A. M.
Tak te Middelburg voor zijne benoeming tot vice-
voorzitter, is als zoodanig benoemd de heer J. Sie
mens, burgemeester van Serooskerke, terwijl in dien?
plaats tot lid van het bestuur werd gekozen de heer
P. Melis, te Serooskerke.
Als afgevaardigden voor het hoofdbestuur werden