«BRISTÏLIJHISTORISdH SLID.
Zaterdag '24 Januari.
1880.
HET MJIDEN,
Verschijnt ellcen Maandag, Woentsdag en Vrijdag-
iVoNO ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen
Prijs per diue maanden francof 1,50.
Enkele nommers- 0,05.
Uitgever
fO. W IJTM AIN,
tb
MIDDELBURG.
Prijs der Advertentiën:
Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 16
regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 10 cents per regel.
Hebben wij het reeds bij de eerste stemming
uitgesproken, dat van de aanbevolen mannen
de he^r Snijders ons het best leek, onze over
tuiging dienaangaande is eerder versterkt dan
verzwakt.
Men noemt den heer Snijders lastigeen
vitter. Dit is het eenige dat wij tegen hem
hoorden aanvoeren, en dat is juist in aan
merking genomen uit welken hoek dit gezegd
wordt in ons oog eene aanbeveling.
De heer Snijders is niet zoo liberaal als wij
wel wenschen zouden, maar veel te liberaal
voor de aanvoerders der zoogenaamd liberale
partij.
Hij is bij de kiesvereeniging De Grondwet
in ougenade gevallen, zoowat op dezelfde manier
als eenigen tijd geleden de heer van Teijlingen
by haar m ongenade viel.
Hij wil niet loopen aan den leiband van
die kleine club, waarin eenige advocaten den
toon aangeven, en die lang vooruit in de so
ciëteit hare gunstellingen aanwijst voor plaatsen
in de regeeringskringen.
Nu was het van De Grondwet niet dom dat
zij een naam noemde, die bij zeer velen een
goeden klank heeft, en 't kan ons zoo heel
veel niet schelen op wien van beide de keuze
valt, met het oog op de eer van het vervullen
der opengevallen betrekking.
Wij wenschen den heer Lambrechtsen in
deze verkiezing geen nederlaag toe, en toch
den heer Snijders eene overwinning
Van den heer Lambrechtsen, geen versleten
man, maar toch afgaande onder de mannen",
zich eerder terugtrekkende dan op den voor
grond plaatsende om redenen van gezondheid
en leeftijd, verwacht men dat hij zal loopen
op het platgetreden paadje der liberale" partij,
dat hij het der toongevende club naar den zin
zal maken.
Van den heer Snijders, een man, rusteloos
woekerend met zijn talenten, vreest de tegen
partij een rekenen met de feiten, met de naakte
waarheid, een rekenen, dat zij liefst niet ziet,
omdat het van het platgetreden paadje afleidt,
en voert tot den weg van recht en billijkheid.
Men pakt den heer Snijders niet zoo ruw
aan in 't openbaar, als men onlangs den heer
van Teijlingen aanpakte. Toen is de bom dan
ook verkeerd gesprongen, geheel tegen, de be
doeling van hen die haar afschoten. Maar nu
kwelt en knijpt men den hoer Snijders in 't
verborgen, en als 't eenmaal openbaar wordt,
op welke wijze men hem van liberale" zijde
tegenwerkt, omdat hij zijn best doet om liberaal
te zijn, dan zal menigeen er spijt van hebben,
hem bij de stembus niet te hebben gesteund.
Niemand der zich liberaal noemenden durft
dan ook openlijk deze candidatuur van den
heer Snijders bestrijden. Waarom zwijgt de
Middelburgsche Courant? Durft ze nu geen
hulde brengen aan den heer Snijders, omdat
zij al te lang in dienst stond van het Grond
wet-clubje, dat hem om zijne rondheid niet
verdragen kan?
Ons neemt men het kwalijk dat wij de ver
diensten eeren van iemand, die in verscheidene
opzichten onze tegenstander is; men heeft er
geen begrip van, dat wij zóó liberaal durven
zijn.
Men heeft ons al zooveel kwalijk genomen!
Welnu, daar mag dan nog bijkomen dat men
het ons kwalijk neemt, als wij ons verblijden
over de mogelijkheid, dat tot lid der Provin
ciale Staten op dinsdag aanstaande gökozen
wordt de heer
,3. H. SNIJDERS,
en dat wij al onze vrienden verzoeken daartoe
mede te werken.
Middelburg, 23 Januari 1880.
Reeds gisteren is de Eerste Kamer uiteengegaan, na
elk hoofdstuk der Staatsbegrooting met overgroote
meerderheid van stemmen aangenomen te hebben.
We besparen onze lezers de opmerkingen door de
leden gemaakt, en het antwoord door de regeering
gegeven, omdat het ons niet gelukt is nieuwe ge
zichtspunten in de discessie te ontdekken. In korteren
en minder piquanten vorm werd herhaald wat we van
de Tweede Kamer hebben gehoord. Ook de regeering
bleef zich aan hare verklaringen in de andere Kamer
afgelegd houden.
Tegen Hoofdstuk Binnenlandsphe Zaken stemde, om
de onderwijswet, alleen de heer Yos de Waal.
In de stukken door de Eerste Kamer met de regee
ring gewisseld, heeft de minister van oorlog zich een
tsgenstahder van, persoonlijken dienstplicht verklaard,
omdat z. i. het leger door de invoering van persoon
lijken dienstplicht niet in waarde zou winnen.
Aan de leden der Tweede Kamer is rondgedeeld
de leidraad door de commissie van rapporteurs vastge
steld voor het afdeel ingsonderzoek van het Wetboek
van Strafrecht. Die leidraad bestaat uit een reeks van
vragen over het wetboek in zijn geheel en over de
verschillende onderdeelen.
Men leest het volgende bericht in onze groote
bladen
De Provinciale Slaten van Noord Brabant zullen
spoedig buitengewoon worden bijeengeroepen, ten einde
kennis te nemen van de plannen der regeering tot
verbetering van den waterstaatstoestand in dat gewest
en gelegenheid te geven om ook van hunne zijde aan
de regeering de noodige voorstellen te kunuen doen.
Deor een groot aantal ingezetenen van 's Hertogen
bosch wordt aan den gemeenteraad een adres aange
boden, waarin, onafhankelijk vau de plannen der
regeering verzocht wordt onverwijld maatregelen te
nemen om de stad watervrij te maken.
We juichen deze mededeelingen toe. Nu is het
tijd om het ijzer te smeden. Geheel te recht schreef
een Noord Brabander o. a. het volgende
Op het oogenblik melden de dagbladen, dat de
rivieren weer overal in haar bedding terugkeeren
dat 's-Hertogenbosch weer droog is en overal het
water valt; eerst nu zal men kunnen nagaan lioö
groot de schade is.
Want mer. herinnere zich voi ral, dat de districten
en polders, die thans geheel en al overstroomd wer
den, in de laatste jaren bijna met watervrij zijn ge
weest. Daarbij kwam nog de hooge waterstand van
dezen zomer, toen de inwoners van Grave op den
overstroomden Elfweg gingen spelevaren, wat sinds
het jaar 1816 niet had plaats gehad.
Het is dus nietjde ellende van het oogenblik, maar
de ellende van jaren lang die de bewoners van de
Maasboorden moeten dragen. Hulpbetoon en liefda
digheid mogen de radipen eenigzins kunnen lenigen,
daarmee wordt echter aan de chronische plaag geen
einde gemaakt.
Er zal misschien nog zeer veel water door de
traverse van de Beersche Haas loopen, aleer dit
geschiedt, m*ar dit neemt niet weg dat er door ge
heel Nederland in geheel de- dagbladpers sleehts
een stem moet opgaan over de watervrijmaking van
een onzer schoonste provinciën, een stein, die weer-,
klank vinde bij de Regeering en in de beide Kamers.
Noch goud, noch giften, noch kunde, noch moed der
waterstaats-beambten in de uren van gevaar kunnen
de rampen lenigen óf voorkomen die ieder jaar
zich ovt r Noord-Brabant uitstorten. Alleen krachtige
maatregelen zullen een einde kunnen maken aan
een toestond welke tot schande strekt van een na
tie die beweert dat zij haar grondgebied stuk voor
stuk aan de golven heeft ontwoekerd.
Met genoegen lazen wij in Het Westen;
In de debatten onzer Tweede Kamer toonde men
het over het over het algemeen eens te zijn, dat men
het volk niet genoeg tot spaarzaamheid kan opwekken
en aanmoedigen althans in dien geest sprak men bij
het debatteeren over het wetsontwerp tot instellen van
een post-spaarbank, dat verdedigd en bestreden werd,-
zooals het gewoonlijk gaat, en velen voorkwam als
een nieuwe lastpost voor den Staat, die reeds genoeg
hooi op de vork had en er niet meer op behoefde
te nemen.
Hoe het ook zij, wij verheugen ons over elke po
ging, die door hoogere en lagere machten, volksver,
tegenwoordigers, heeren, vrouwen en meesters wordt
aangewend, om de Oud-Iioilandsche deugd der spaar
zaamheid in het leven te roepen of te bevorderen
want in onze eeuw dienen grooten en kleinen, zij die
regeeren en geregeerd worden, zich daarop wel wat
meer toe te leggen, opdat de schatten niet weg
vloeien, maar als in de dagen onzer vaderen zóó
toenemen, dat men Holland nog eens als Napoleon X
het rijke Holland zal kunnen noemen, dat, als het
gevorderd wordt, ferm uit den hoek komen kan.
Als menige zuurverdiende penning wat zuiniger door
den werkman besteed en wat minder aan de ellendige
jenever ten offer werd gebracht, zou er wat meer
welvaart in de huisgezinnen en in de stad of het1
dorp, waartoe ze beliooren, gezien worden; wat min'
der „bedelarij" en loopen naar de Diaconiën pla
hebben, en van de kansels en in de publieke bh'
zóó niet behoeven gebedeld te worden, oih tocbr
in de behoeften der armen, gedurende den
zijn-'