CflRISTKLIJk-ÜISTORlSCH BLAD. HP. o48. Donderdag 22 Januari. ZENDING FJ OPIUM. 5 i«s8«, f Verscliijut eiken Maantdag, Woexsdag en Vrijdag avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen Prijs per drib jiaandbn franco1,50. Enkele nomniers - 0,05. Uitgever P. WIJTMAN, te MIDDELBURG Prijs der Advertentiën: Per regel 15 ets. r Familie-berichten van 1- 'egels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 10 cents per regel. ii. Gesproken hebbende over het neutïaal on derwijs, van regeeringswege in Indië gegeven, xeidé de heer Elout Maar Nederland geeft zijnen koloniën nog iets anders, en dat steeds met voller teugen, Het heul sap van de opium. Daarin gaat het voort met steeds ruimer verstrekkingen, steeds ruimer pachtgebied te openen. Nadat de Voorzienigheid meer vasten voet op Atjeh geschonken had, is het eerste geweest, wat men als bewijs van dank daar heen gezonden heeft, opium. En onlangs las ik moge de Minister zoo al 'niet nu, dan na eenig onderzoek, het kun nen tegenspreken dat op dit oogenblik op Sumatra de papaver geteeldwordt. In eene conferentie namelijk met den Chineschen ambassadeur heeft deze aan een deputatie opgegeven, dat Engeland ook daarom niet toegaf aan de drin- gendo eischen tot niet langeren invoer van opium in China, dewijl zulks toch niet zoude baten, uit hoofde van het feit, dat de opium niet alleen in j Britsch Indie, maar ook in China, in Mozambique j (waar 50 000 morgen met papaver bezaaid zijn), op Sumatra en in Perzie wordt geteeld, en de in voer alzoo van elders toch zoude plaats hebben. De Minister is natuurlijk bekend met lielgeen hier te lande over dc kwestie ook door het Indisch genootschap is gedrukt of gesproken. Allereerst dus het belangrijke stuk van den baron Willem van Dedem. Voorts een klein stuk, twee jaar ge leden door mij op verzoek van den predikant Schuurman en den zendeling-leeraar Jansz uitge geven, en den Minister aangeboden, houdende een jammerkreet over de schrikkelijke gevolgen van het - opiumverbruik op Java. Met die kreten uit Java, zijn er ook kreten uit China opgegaan, waarvan ik de eer heb enkele trekken op de Ministertafel ter plaatse der gewone verzoekschriften neder te leggen, opdat de leden der Kamer daarvan, als ook aan ons ingediende verzoekschriften, zullen willen kennisnemen. Eene zinsnede zij mij veroorloofd voor te lezen „Laat ons den Hemel vragen", zegt de Heiden- sclie Chinees, „welke gruwelen en misdaden aan zulke ramp China hebben onderworpen. Sedert de schepping van Hemel en Aarde, is niets in eenig land ter wereld met de opium verwoesting te verge lijken. Die geesel is verschikkelijk om zijne ont zenuwende en vernielende kracht en om de onuit sprekelijke folteringen, waaronder zijne slachtoffers lijden." Omtrent de uitbreiding van het opium pachtge bied zij het mij veroorloofd den Minister het vol gende voor te leggen, waaruit toch blijkt dat men zoo al niets doen, dan toch iets laten kan. In de Bandagroep was de opium niet toegelaten en het was den administrateurs der perken 1) moge lijk met streng toezicht het-gebruik van opium te weren. Welnu, het verslag over 1877 door de firma de Bordes en Cie. te Banda aan de Nederlandsch- 1) Landstreken waar de opium niet mag veikocht Worden. Indische Handelsbank overgelegd, luidt als volgt: „Handhaving van de orde onder de werklieden is veel moeielijker geworden dan vroeger, toen invoer en gebruik van opium streng verboden waren sedert met ingang van Januari 1876 dat verbod is opgeheven, en de opiumverkoop op de Banda- eilanden werd verpacht, is het opiumverbruik zoo danig toegenomen, dat tegenwoordig alle Javaansche contractanten 2), vrouwen niet.uitgezonderd, aan dat heulsap verslaafd zijn, en hunne kleederen, ja, als daar niet streng tegen gewaakt wordt, zelfs hun rijst verkoopen en op stelen uitgaan, om maar opium te kunnen machtig worden. „De opheffing van het verbod van gebruik van opium wordt hier ook algemeen als eene groote ramp vooi^ het land beschouwd" Nu vraag ikwaar, mpet het met Nederland heen, wanneer men ginds munt slaat (om eene uitr drukking van mijn betreurenden zwager van Loon nog eens in herinnering te brengen) uit de ver woesting, de ellende, de verdierlijking van millioe- nen menschen, en wanneer men hier millioenen gouds, waarvan het tal bij iedere berekening telkens klimt maar ook telkens ongedekt blijft, zal bezigen om een stelsel 3) in te voeren, waaromtrent de helft der natie onverschillig en waarvan de andere helft uit heilig plichtbesef afkeerig is? Verder mededeelende hoe in Engeland door den zendeling Hudson Taylor een storm tegen het opiumgebruik is verwekt, hoe meer dan 80 Engelschen en 100 Chinezen in China ijverig dat gebruik bestrijden, geeft bij den in druk weer, dien de talrijke verzoekschriften op de Engelsche regeering gemaakt hebben, in deze woorden De Engelsche Begeering heeft hulde gebracht aan het streven dier edela mannen. Zij heeft betreurd het spoor liarer voorgangers te moeten blijven be wandelen. De Engelsche Begeering heeft gewaardeerd èn het heilige der belangen, die het gold, èn wat ge schiedde om die belangen te bevorderenzij heeft erkend het recht en den plicht tot het doen van de stappen, en beloofd in overweging .te zullen nemen de middelen, aangegeven om het kwaad, zoo mogelijk, weg te nemen. Daaraan voegde de heer Elout toe Deze Minister 4) en ik dank hem daarvoor, heeft omtrent de opiumkwestie gesproken* even als de Engelsche Begeering. Hij betreurt het dat hij moet voortgaan in het spoor van zijne yoorgangers, en verklaart dat het opiumvraagstuk inderdaad als eene last op het geweten der bewindslieden drukt. Daarom waag ik het met vertrouwen den Minister eene ernstige, vigoureuse studie der kwestie op het hart te drukken, opdat hij, al het gewicht, al de diepte daarvan leere kennen, en de mid delen berame om van dien gewetensdruk bevrijd te worden. Wijsheid en zegen zouden, op het ge bed, niet falen en eene schoone taak, eene eervolle toekomst waren den Minister toebereid. 2) Personen die zich bij contract verbonden hebben gedurende zekeren tijd op eene plantage te werken. 3) Het schoolstelsel, de onderwijswet. 4) toen hij nog lid der Kamer was. Maar ik herhaal en hij vergeve het mij er is meer noodig dan eene oppervlakkige; over tuiging waarvan ".ve onlangs hoorden, een gevolg van een indruk, van invallende gedachte, en nog niet eens eene eigene, maar die van een ander, zonder dat men van inval op inval ooit komt op deugdelijken grond. Deze kwestie houdt duizenden waardige mannen bezig, en hoe heerlijk zou ,.et zijn, wanneer de Minister ook internationaal i kon medewerken tofc afwering vaneen vloek .er e Begeeringen en van eene gruwelijke ellende, ouier welke millioenen natuurgenoot en bezwijken. Vier middelen zijn in Engeland voorgesteld tot bereiking van dit doel. Vooreerst een tractaat tusschen Engeland en China, dat inhield opheffing van den Britschen opiumhandel, waartegen China een aanzienlijk jaar- lijksch bedrag zou uitkeeren ter gedeeltelijke ver goeding van Engeland's winstverlies. Een tweede middel is een nauwgezet toezicht in Britsch Indie op de uitvoering van de publieke werken. Het schijnt dat men daar en misschien is dit elders ook het geval bij de uitvoering van de publieke werken niet d;e spaarzaamheid en nauwgezetheid betracht, waaraoor misschien pi oenen konden worden uitgewonnen. - -f Een derde middel is het bebouwen van de 550 000 morgen, die thans in Britsch Indie met papaver beplant zijn, met voedingsmiddelen. Eindelijk, Britsch Indie telt op dit oogenblik 180 millioen zielen, maar het is niet voor de helft bebouwd en bevolkt; nu zou het vierde middel wezen, om het land tot zoodanige ontwikkeling te brengen door ontginning en kolonisatie, dat het het dubbel getal inwoners voeden kon, en dat de nieuw te scheppen bronnen van bestaan en bedrijf aan- den Staat eene aanmerkelijke vergoeding zouden schenken voor hetgeen men verliezen zou door het opgeven van den schandelijken opiumhandel. Het antwoord van den minister mdg hierbij niet ontbreken, bet luidt Bij de bespreking van de kwestie van de opium heeft de geachte afgevoardigde uit Leiden herinnerd aan de woorden, door mij vroeger in deze Kamer gebezigd, toen diezelfde vraag ter sprake was. Zij drukken nog mijn gevoelen uit, en niemand zou zich dan ook meer dan ik verblijden, wanneer middelen konden gevonden worden om het verbruik van opium te beteugelen of te verminderen. De Indische Begeering is nooit blind geweest voor het wenschelijke van die zaak, want natuurlijk hangt de welvaart der bevolking in menig opzicht samen ir het meerder of mindePgebruik van het heulsap. Ei zijn dau ook bij herhaling circulaires van de IndL sche Begeering uitgegaan en in het Bijblad te vin- dep, waarbij voorgeschreven werd om er bij hei benoemen van regenten op ie letten, of zij al dan niet gebruik maakten van opium m om degenen, die zulks deden, zonder consideratie voor ontslag voor t dragen. De jongste regeling omtrent de verkiezir^ van dessahoofden 6) bevat de bepaling, dat liet hoQ;. van gewestelijk bestnur onder anderen zijne gr keuring aan de verkiezing moet weigeren, w^'' QUT 5) in samenwerking met andere natiën. 6) dorpshoofden.

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1880 | | pagina 1