ZUURKOOL bij TAMSON, Nietrwjtraah.
f5
JdïS&V uii
jcj^/me handen van schoolcommissie, ge-
flïTet nióVl.' »lib"»le" dagbladschrijvers van een
W 1- Jwbal tot een beetje lauw water is ver-
i -v etL*r- cierJoaie bladen hebben dus ook weder
Uj6k T ■"een geheel valsch licht gesteld.7'
jwie;ie*jt Y~~7- ^eel naoeïelijk aan te wijzen welk een
ino^0nyjn^vll3n iovloed ouderwijzers van kweekscholen
van 'lessen {voorbeeldige ot' wocfeZlessen) uitoefe-
g£; "Eerwaf de jongelui weten dat hunne toekomst in
tj ,.nt bij de is van de onderwijzers, die den uitslag
- fdelburf fns *n de hebben. Als ons hatelijkhe-
iormaallessen geslikt, werden oververteld,
dtoos met verzoek die niet verder te ver-
vooral geen zegsman te noemen, uit vrees
Xen verhaler zou worden ingepeperd. Op 't
Eenige van voor lasteraars te worden uitgemaakt
r v wij namen van personen en ook de feiten
God nam otj1331" *s ous bekend dat toch schampere
cliis 8* weke,geQ *eQOeS wordeu gericht aan 't adres
loxe kweekelingen, van die echte juffrouws-
proes, uo JNc Alleen de toon, waarop iets word gevraagd
d, is soms al voldoende om iemand het
tr de wangen te jagen.
kneepjes, zulke smadende stembuigingen zijn
[rijdao. 28 ldtastelijke feiten, maar zij zijn en blijven
chisatie
voor hen, die ze verduren en aanhooren
el de wederlegging van zulke feiten door
-<// bladen waard is, blijkt weder volkomen
jndergeteei00r(]en zelve der Middelb. Cl., die de protes-
|de ontVj bladen De Hollander, De Standaard eu Het
J van G Ernaar in eens voor clericaal, dat is roomsch
pail A. uitmaakt. Terwijl zij beweert, dat er niet
Pko van ld is, kan de redactie der Middelburgsche
JonZ H -= -it n,la..n I
I s ^5 %9taild vau E. H.prim Frederik is gelukkig
i i vooruitgegaan, dat de prins niet meer bed-
f 0,5 o] i '9'
1 v. P., f 0erdag avond is te Amsterdam eene bijeen
gehouden tot bespreking van het algemeen
[yV. t. Den hper Domela Nieuwenhuis uit den
etverd verzocht de leiding op zich te nemen.
Katz hield eene welsprekende rede, waarin hij
die.e, dat door het algemeen stemrecht de Ver-
^rgeteekei Staten, Zwitserland, Frankrijk en Duitschland
pstigd, enfvaart waren gekomen, terwijl hij in het tweede
[gniging weerlegde, wat tot bestrijding van het alge-
K'ijk t-e'urecht werd aangevoerd.
cPZenaan eigenlijke discussie had niet plaats. Alleen vroeg
verf laauwez*?eD' tot e*Sen voorlichting, welk feitelijk
k- .iaat (de behoeftige stand) heeft van de
"jigvan het algemeen stemrecht.Hieropantwoordde
Katz, dat het algemeen stemrecht mannen in
Katfsvertegenwoordiging roepen zal, die bestaande
ken zullen opheffen, gelijke belastingen zullen
Kf Jollen, wetten op fabriekarbeid in het algemeen
I met j| brengen, op afschaffing der voordeelen van
Overk., ^bezitters zulleu aandringen en aanleiding zul-
^§Lven tot een verhoogd staatsleven en eene ge-
fften iAj ;e ontwikkeling des volks, zonder iugrijpende
f de on/«^jgen
rvoorstel des voorzitters vereenigde zich de ver-
r VaarlijHen g met de volgende verklaring, waarover geen
I daaroiG iSlagiug werd gevoerd
dien, vergadering overwegende dat recht en plicht
r Eie' (^1 kan der moeten gaan o. a. dat de onthouding
j- Nu (t stemreeht aan de meerderheid is eene schen-
»au het burgerschapsrecht; ook dat voor eene
nke^AJj-jj^g en regeimatige hervorming het stemrecht
j ^t I ;n verleend moet worden; ook dat een regelma-
Vde» Jjruk verstorend werkt op de rustige ontwikke-
PUJ es volks spreekt de wenschelijkheid uit om
KElemeeu stemrecht iu te voeren."
1 net v
j brievd1-
prheeren Godefroi, Patiju, van der Kaay, de
RH! ©o-e11 Lohman en van der Hoeven zijn benoemd
pÉ^etA «5. c'Porteurs' bij het aanstaand onderzoek van het
ffr ejc van strafrecht ia de sectiën.
Tc
\ft)
m.' Ma
"rang t
i tiug. iu
wde opp
,ciket woc7
■^zeiY..an
il uicfifbn
h Catw.ijck
h betoogde
kgeeren va jmgrijke discussie die aan het verwerpen van
kabinet zal ie is voorafgegaan, noopt ons, ook met oog 1
jjdoor het te< besprekking eenigszins uitvoerig deze beraad-
rI Mr h i) weer te geven.
zegt b' •ie van den heer Keuchenius luidde aldus
)t, van oordeel zijnde dat, in afwachting
EUiening van het kiesrad, de invoering der
lager ouderwijs behoort te worden uitge-
over tot de orde van den dag." Het ge-
motie-Keucheniu3, tot uitstel der
'g van de onderwijswet tot na de herziening
i kiesrecht werd verworpen met 56 tegen 22
Voor stemden, een liberaal, de heer van
i 9 Roomschen Barge, Reekers, Haffmans,
van Nispen, Lambrechts, van der Hoeven,
Luyben en 12 anti-revolutionairen van der
jout, SchimmHpenninck, van Dedem, Mackay,
Keuchenius, van Berkhout, Lohman, Bichou,
peuuinek van der Oye en van Wassenaer.
uuiaivecrae woord duidt dé wijziging in de oorspron
kelijke redactie aan. Eerst was gesproken van kieswet
ihaus van kiesrecht. Voor deu heer van Houten was
dat een reden te meer, om ziju steun aan de motie
te verleenen. Wel verklaarde de heer Sohimmelpeu-
ninck v. d. Oye dat dit woord niet bedoelde
een handreiking aan den heer v. Houten, maar slechts
gesteld was in den vroeger door den heer v. Wasse
naer ontwikkelden geest, maar voor den heer v.
Houten was de redactie een bevestiging van zijn steeds
volgehouden stelling, dat de schoolwetstrijd zich be
hoort op te lossen iü denkiesrechtstrijd. Iu zoover
ook was de motie de bevestiging /an zijn tegenstand
tegen de politiek van de regeering. Hij meende echter,
dat de meeste liberalen met de motie zouden kunnen
medegaan, voor zoover zij althans de herziening van
het kiesrecht niet onbepaald willen verdagen. En
wat zouden wij dan verliezen door uitstel der in
voering van den onderwijswet Bleek de wet niet te
zijn een nationale wet, is bet dan goed zoo vele
schatten te besteden, die ten laste van het Rijk en
van de gemeenten komen Veel meer nog konden die
liberalen met de motie meegaan, die zich niet geheel
hadden vereenigd met de schoolwet. Hunne financiëele
bezwaren ziju verdubbeld, ja verdriedubbeld. De te
groote centralisatie is blijven bestaan. Zij, die leer
plicht willen, kunnen niet tevreden zijn. Is het dan
niet goed de gelegenheid aan te grijpen, om door be
tere regeling van het kiesrecht tot een meer nationale
schoolwet te geraken Die gelegenheid werd door de
overzijde geboden. Werd de zaak, wanneer zij goed
was, daardoor minder goed Neen, waar politieke
overtuigiug niet behoeft te worden opgeofferd, is het
meermalen gebeurd, ook onder Thorbecke, dat door
samenwerking tusschen verschillende fractiën een be
paald doel wordt bereikt. Daarenboven, de antirevo
lutionaire partij is niet meer de protesiantsche partij
van vroegerzij heeft allengs eeu meer democratische
karakter verkregen.
Op 'tpunt van geloof echter bleef de heer v.
Houten nog van den heer Keuchenius verwijderd.
Verre van hem om in ziju openbare betrekking onge
loof te bevorderen. Maar toch mocht hij vragen, of
de kracht der door hem voorgestane beginselen niet
blijkt op te wegen tegen de kracht der van de andere
zijde verkondigde waarheden, die niet in staat zijn
ondanks zooveel propaganda, om het ongeloof te be
strijden.
i, De triumf auu de ongeloovigen", zeide ook de
heer Lieltinck, of aan hen, die als ougeloovigeu wor
den uitgekreten, verbeterde hij later, toen de heer
Haffmans acte nam van zijne betuiging: /,de triumf
zal ons ziju". Had de heer Schimmelpeunink van der
Oye zoo even de motie den liberalen aanbevolen als
middel van retraite, de heer Lieflinck antwoordde .-
neen, geen retraite. Gij hebt de trom geroerd, de fluit
bespeeld, de bazuin geblazen; wij blijveu aaneenge
sloten tot dat het volk van onze overwinning getui
gen zal
De motie zou tot onbepaald uitstel leiden, (zoo ging de
heer Lieflinck voort) het kiesrecht was maar niet zoo cp
eenmaal „op te knappen". Spreekt men van uitstel vau
een jaar, iu elk geval, dathet zoolang zal moeten duren
is nog volstrekt zoo zeker niet. Bovendien, kunnen
wij nu op eenmaal de schoolwet weder laten rusten
om even het kiesrecht onderhauden te nemen Is
daarin bij voorbaai een waarborg gebgen voor een
betere vertegenwoordiging? De leerplicht ontbreekt
nog, maar het begin daarvan ligt reeds in de wet en
daaruit zal hij zich verder ontwikkelen. Wilde meu
den Minister van Binnenlandsche zaken nu nog tijd
van overdenking geven (zcoals de heer Schimmelpeu-
ninck v. d. Oye verlangde), dan miskeude men den
ernst van dien Staatsman. En is 't waar, dat voor
de volledige uitvoering van de wet nog wel 28 jaar
zullen moeten verloopen, welnu, dan is het hoog tijd,
dat wij beginnen.
De andere sprekers van de liberale partij hielden
zich meer aan de strekking van de motie. De
heer v. Deldeu kenmerkte de motie als een revo
lutionaire daad. Hare bedoeling is niet eenvoudig
uitstel van de invoering der wet van 1878, maar vol
gensspreker wel deze: de wetgevende macht van 1878
was wel de wettelijke maar niet de ware, niet de eigen
lijke vertegenwoordiging des volks daarom moet deze
eerst worden opgezocht door verandering van het kies
recht en dan zal de regeling van het onderwijs op
nieuw der vertegenwoordiging worden onderworpen.
De vorige motie-Keuchenius bracht ous twee kamer-
ontbind iugeude tegenwoordige behoeft ze niet te
brengen, want daardoor ontbindt de Kamer zich van j
zelve. Eeu Kamer, die verklaart dat zij een wet heeft I
aaugenomen, die strijdt met het belang des lands en
die door een andere Kamer moet worden verbeterd, ver
nietigt zich zelve. Zoo spraken ongeveer ook de heeren
Bergsma, Veiling, Meinesz, Rutgers van Rozenburg,
en van der Linden, bij welke sprekers van conservatieve
zijde zich de heer Oorver Hooft aansloot. Ware voor
gesteld geworden, zeiden de beide laatstgenoemde spre
kers, de wet in te trekken ot te wijzigen, dan had
men daarover kunnen beraadslagen. Zoolang de wet
bestaat, moet zij worden gehandhaafd en kan één
Kamer haar niet eenzijdig ter zijde plaatsen. De wet
gever zou hier bovendien ingrijpen in de rechten der
Kroon, aan wie de bepaling van het tijdstip van in
voering is overgelaten. Was de Kamer, naar 't oordeel
van den heer Keuchenius, niet bevoegd wetten te
maken, waarom is de heer Keuchenius dan uit Bata*
via gekomen om in haar midden zitiing te nemen, en
waarom verwijdert zich dan ook de heer van Houten
niet
De heeren Schimmelpenninek v. d. Oije, Elout, van
Nispen en Haffmans verdedigden met den heer
Keuchenius (wiens rede we later mededeelen)
diens motie. De eerste gelijk reeds uit het hier
boven vermelde bleek, meende, dat eigenlijk de
liberale partij dankbaar moest zijn voor hare redding
uit de moeite en dat de regeeriug er aanleiding in
kon vinden tot nadere overdenking. De heer Elout
herinnerde aau de onderdrukking van de vrijheid,
hij meende, dat de motie een gewettigd middel wat
om tot een betereu toestand te geraken, zonder dat
zij daarom nog een contra-revolutie behoefte genoemd
te worden, terwijl zij daarentegen gelegenheid gaf in
het financieel bezwaar te voorzien. De motie, zeide de
heer v. Nispen, is slechts een raadgeving aau de
kroon, om tot herziening van het kiesrecht over te
gaan binnen de grenzen der grondwet. Dit kan men
niet revolutiouair noemen. Evenmin, voegde de heer
Haffmans er bij, als 't revolutionair was, toen onder
het kabinet v. d. Putte de herziening van de kieswet
werd voorgedragen.
Op die wijze echter, hernam de heer v. d. Linden,
zou meu twee vliegen in een klap willen slaan. Van
zulke moties houdt hij niet. Had de heer Keuchenius,
in zijn repliek antwoordende op de beweering, dat de
Kamer door aanneming vau de motie zou aftredeu,
gezegd dat een groot deel verklaard had reeds te
hebben geabdiceerd, hierop zeide de heer v. d. Linden
„De liberale partij heeft geen zitting, als men wil, iu
dit kabinet. Maar zoo zij eensgezind blijft, niet op
personen wilt letten, wel naar beginselen wil haude-
len, dau zal de liberale partij regeerende richting
blijven."
Doch onstaatkundig en niet in 't belang des lauda
zeide ten slotte de heer v. d. Putte zou het
wezen, om op dit oogenblik het kabinet omver te
werpen. Dat zou, meende hij, het practisch gevolg
dezer motie ziju.
Bovendien kwam hem de plotselinge sympathie voor
het kiesrecht verdacht voor van de zijde van hen, die
onder zijn kabinet een voorstel tot kieswethervorraing
afstemden, terwijl ook het onbestemde der motie een
reden was ora haar niet aan te nemen. De verdeeld
heid onder de liberalen is, zeide die Spr. nog minder
groot is dan onder de antirevolutionairen en kat
holieken.
In den loop der beraadslaging had de heer Hey*
denrijck ook de volgende motie voorgesteld
De Kamer van oordeel, dat aan de invoering vau
de wet op 't lager onderwijs behoort vooraf te gaan
de regeling der financieele vraagstukken, die daarmede
in verband staan, gaat over tot de orde van deu dag.
Voor de bestudeering van die talrijke fiuaucieele
punten, meende de voorsteller, is invoering van de
wet onmogelijk.
Deze motie werd echter zonder beraadslaging ver
worpen met 46 tegen 27 stemmen. Vóór steraden de
heeren Bichon, v. Berkhout, Lohman, Arnoldts, Oor
ver Hooft, v. d. Hoop, Heydenrijck, Keuchenius,
Verheyen, Reekers, Barge, v. d. Sclirieck, de Jonge,
Kerens, v. Nispen, Lambrechts, v. d. Hoeven, Brou
wers, v. Wassenaer, Elout, Borret, Luyb;n, de Bie-
berstein, Wintgens, Schimmelpenninek, Schimmelpen
ninek van der Oye en Insinger.
De algemeene beraadslagingen over de begrooting
van binnenlandsche zaken werden nu hervat.
Op uieuw wijdde de heer de Savorniu Lohman een zeer
uitvoerige rede aan de kwestie van het onderwijs, daarbij
het standpunt der antirevolutionairen uiteenzettend, ter
wijl de heerBredius, op eenige bijzoudere punten v$n
binnenlandsch bestuur de aandacht vestigend van den
minister, bij dezen vooral aandrong op bespoedigde
invoering van de schoolwet.
De voortzetting van de discussie werd daarop tegen
Maandag bepaad, maar tevens beslist, dat de twee
daaropvolgende Zaterdagen zitting zal worden ge
houden.
Serh, School cn lending.
Bij gelegenheid van het 25jarig jubilé der Theolo
gische School te Kampen op Dinsdag en Woensdag zul
len als feestredenaars optreden de docenten S. Van Vel-
zen, A. Brummelkamp enH. de Cock. Het feest wordt
ingeleid door den Heer H. Beuker, predikant te Am
sterdam, president der curatoren, en gesloten door
den Heer J. Bavinck, predikant te Kampen.
De Wekstem was Zaterdag, ter gelegenheid van
het 25jarig jubilé der Theologische School te Kam
pen, in feestgewaad verschenen en geeft een beknopt
overzicht van de geschiedenis dezer School.