ÜHRISIILIJHISTORISÏH BLAD.
Zaterdag 4 October.
.V'. 302.
HET ZUIDEN
Verschijnt eiken Mavntdag, Wosmsdag en Vrijdag-
woS'ü ten S ure, behalve op Christelijke feestdagen
Prijs per drib Kaamden franco1*50.
U nkele no miners- 0,05.
Uitgever
F*. G. WIJTMAN,
te
MIDDELBURG.
Prijs der Advertentiën:
Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 16
regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 10 cents per regel.
Middelburg, 3 October 1879.
Bij het kotte, maar heftige onderwijs-debat in de
Tweede Kamer heeft niet 't minst de rede vau den
Goeschen afgevaardigde jhr. rar. de Sizoomin Lokman,
•de aandacht getrokken. Men heeft die van liberale
zijde revolutionair in de hoogste mate genoemd. Om
onze lezers, vooral in het district waar mr. Lohman
gekozen werd, met kennis van zaken te doen oordee-
len, geven we hier de redevoering, met enkele nood
zakelijke inlichtingen van onze zijde, uit officieële
bronnen, terug.
Waarom sprak mr. Lohman na reeds
,/Ik had het voornemen niet deel te nemen aan de
discussie over hel Adres van antwoord. Uit defe
rentie voor de Kamer wensehte ik er mij van te
onthouden, reeds nu het woord te voeren maar eene
uiting van een der geachte sprekers heeft mij zoo
danig getroffen, dat ik mij verplicht acht iets, zij
het ook zeer kort, daarover te zeggen.
De heer Ruigere van Rozenburg had vooral daarom
het amendement' Elout bestreden, omdat dan opnieuw
de burgeroorlog die verleden jaar uitbrak en nu
gedempt is, zou ontstaan.
De heer Lohman antwoordt
„Het deed mij genoegen, dat men althans erkende
dat er tot 1878 inderdaad iii ons land een burger
oorlog is gevoerd. Dat is zoo, liet is in den waren
zin des woords een burgeroorlog, die de zonen van
hetzelfde land verdeelt, die de ouders scheidt van
de kinderen en vrienden van vrienden. Maar die
burgeroorlog zou nu gedempt zijn, omdat er eene
wet is samengesteld, die, zoo zij al niet de bedoe
ling er toe heelt, dan toch het gevolg hebben kan
om een gedeelte der natie te onderdrukken ten be
hoeve van het andere gedeelte.
Dat is niet het dempen van een burgeroorlog,
maar het aanwakkeren daarvan, en dan geeft een
mnn, die zoo spreekt, in mijn oog, alleen het be
wijs, dat hij niet weet wat er onder liet volk in
Nederland voorvalt.
Die burgeroorlog is niet gedempt. Wanneer wij
anti-revolutionairen, van deze plaats uit, spraken
over de schoolkwestie, maar er in het land niet
over gesproken was, dan kon men zeggen, dat wij
hier (lie kwestie levendig hielden maar wanneer
men in het land wil rondzien, niet alleen in liet
land der kiezers, maar ook in dat van het volk
achter de kiezers, dan zal men bevinden, dat dag
in dag uit geld moet worden geofferd, om de school
in stand te houden, waaraan de natie sedert 1SÜ6
gehecht iseene school toch, die niet enkel was
eene gemengde school, maar tevens voor het Prote-
stantschc gedeelte der bevolking, eene school met
den Bijbel, voor het niet-Protestantsche gedeelte
eene school onder den invloed van de Roomsck-
katholiekc geestelijkheid. Die school verlangt men
in stand te houden en daarvoor is dagelijksclie strijd
en opwekking noodig. En wat is dan ook daarvan
het gevolg? Dat het bij geene der verkiezingen in
hot land mogelijk is die kwestie te ontwijken,
misschien de verkiezingen voorde Provinciale Staten
uitgezonderd bij alle andere dringt zicli de vraag
op den voorgrond zijt gij voor of tegen de neu
trale schooi? En als men dan verleden jaar dien
burgeroorlog gedempt heeft, waarom heelt dan in
dit jaar lS/b de geheele kwestie geloojien over die
vraag: zijt gij voor of tegen het neutraal onderwijs?
Men roept- mij toe dat "dit zoo niet is. Ik heb niet
gezien wat er gebeurd is in andere provinciën, dan
waar ik woon, en weet niet wat achter de schermen
geschied is maar wel weet ik dat in alle bladen,
en overal waar men zich openlijk uitliet de vraag
was; zijt gij daarvoor of tegen? Jk weel, dat onder
de mannen aan de overzijde menigeen is dien de
liberale partij alleen daarom tot de haren gerekend
hééft, omdat zij zich van te voren verzekerd had
dat zij voor de neutrale school waren, en ik mag er
bijvoegen, dat hetzelfde verschijnsel zicli ook aan
oiizc zijde voordoetdaar zijn ook mannen te vinden,
die hier niet zouden zitten, als zij niet gekozen waren
omdat zij voor de vrije school zijn
Men heeft onzen strijd tegen de Staatsschool ge
noemd revolutie cn agitatie. Er is aan de overzijde
gezegd, dat, wanneet wij op wettige wijze or.s ver
zetten tegen de bestaande wetgeving, wij dan revo
lutionairen zijn Dat zeggen liberalen Zullen wij
dan terugkeeren tot de tijden, toen het Nerlerlandsche
volk eenvoudig zeide De heeren moeten het weten,
wij zullen ons onderwerpen, niet aan de wet, maar
aan de opinie der heeren die hier zitten Zijn wij
dan geen vrij volk meer en mogen wij niet op wet
tige wijze tot het laatste toe agitatie voeren tegen
de bestaande wetgeving als zij in strijd is met het
recht
De liberale Schoolwetman Moens erkent zelve dat
het amendement Elout reden van bestaan heeft
„Mij dunkt dat wij heden morgen van den lieer
rapporteur Moens de erkentenis hebben gehoord, dat
er inderdaad een strijd bestaat tusschen de wet en
het recht; want wat wordt er in het araendement
gevraagd Dat die wet zal worden ingevoerd na de
noodige voorbereiding, ook tot toekenning van de
rechten van een aanzienlijk deel der natie.
Er is dus eenvoudig gevraagd, dat die rechten aan
een deel der natie zouden worden toegekend of er
kend, omdat zij naar onze bewering door de wet
ontnomen zijn. En wat heelt de heer Moens geant
woord Dat is onmogelijk men kan de wet niet
invoeren en te gelijk de rechten toekennen aan een
aanzienlijk deel der natie. Dat is zoohet kan niet
geschieden, omdat die wetinderdaad is eene mis
kenning der rechten van een deel der natie.
Moet de eenmaal aangenomen wet uitgevoerd
worden
„Maar heeft men gezegd, gij staat tegenover eene
wet die eenmaal is aangenomen, en op dat stand
punt plaatste zich gisteren ook de Minister van Bui-
tenlandsche Zaken. Die wet moet ingevoerd wor
den en wij kunnen niet anders doen dan ons
houden aan die wet; als gij wetsverandering wilt,
welnu, treedt dan zelve op, maar eisclit niet dat wij
die tot de "meerderheid behooren, de wet veranderen;
zijt gij meerderheid ot zijt minderheid Ik ant
woord daaibij: wij zijn verreweg de meerderheid
van het volk, en alleen door eene zeer partijdige
indeeling van de kiesdistricten is het mogelijk dit
te ontkennen.
Den heer van Eek met zijn bekende wstooler per
hoofd" antwoordde de heer Lohman
„Men heeft wel geschimpt op dat petitionnement
van 300,000 ruenschen die verklaarden zich {niet met
die wet te.vereenigen, maar men heeft er toch geen
petitionnement van 300,000 ingezetenen tegenover ge
steld, die de wet wel wenschen. Men heeft zich zelf
veroorloold te schimpen op de aanzienlijke bijdra
gen 'door de natie geofferd voor de vrije school en
gezegd: gij, rijken, hebt dan niet meer dan f 10.000
jaarlijksche bijdragen kunnen bijeenbrengen. Maar
men vergeet dat die gelden'volstrekt niet door de 1
rijken zijn bijeengebracht en dat in deze collecte
geen groote giften zijn gedaan alleen te Utrecht zijn
in de verschillende bussen 12000 centen gevonden, en
het is niet waarschijnlijk dat de rijken hunne dui
zenden, in centen hebben gestort. Neen, het waren
de mindere menschen die liunne offers brachten voor
de vrije school.
Men moet ook rekening houden met de tien mil-
lioen, die reeds voor de bijzondere school zijn ge-,
offerd, waarvan de lieer Elout eergisteren sprak, en
waar tegenover niet eene vrijwillige bijdrage van de
voorstanders der Staatsschool staat. Men heeft ook
niet gelet op het aanzienlijke deel der bevolking, de
Catholieken, die ook de Staatsschool niet willen. Als
men de kieswet niet durft wijzigen, uit vrees dat de
kiezers dan in deze Kamer eene groote verandering
zouden brengen kan men dan wel zeggen, dat het is
eene wet van de meerderheid, niet van de minder-
derheid? Men kan wel op eene wijze, die ik nu niet.
kan nagaan, uitcijferen dat de anti-revolutionairen
bij deze verkiezingen 200 stemmen minder hebben
uitgebracht dan vroeger, maar zeer zeker is het dat
die partij de éenige was, dié dit jaar verandering in
dé Kamer heeft gebracht, en dat zij daarom recht
heeft de Kamer te vragen voorbereiding te doen tot
handhaving van de rechten van een aanzienlijk deel
der natie. Verleden jaar is gebleken, dat de liberale
partij niet in staat is geweest, om welke reden dan
ook, die wet in te voeren, en dat er veel sterkere
oppositie tegen die wet bestond dan men hier ver
wachtte. Het groote petitionnement heeft plaats
gehad nadat de wet was aangenomen de bijdragen
sedert dien tijd voorde bijzondere school ingekomen,
zijn allen na dc aanneming der wet gestort. En
mogen wij nu niet zeggen, dat een groot deel der
i natie de wet niet wil?
En eindelijk, nog eena voor de duizendste iraalj
wat is ons verlangen, welk is ons streven -
„Maar moet dan de tegenpartij de wet invoeren in
den zin van de anti-revolutionairen Neen. Wij
vragen niet eene wet die ons alleen bevalt, of aan
de overzijde alleen bevalt, maar en dit is het
echte anti-revolutionair standpunt een wet die
aan allen bevalt, die de rechten van allen handhaaft.
Dat recht van allen is niet om Christelijk onderwijs
ol neutraal onderwijs te genieten, maar dat recht van
allen is om aan de ouders de keuze over te laten
van dc school voor hunne kinderen. Dat recht zou
in vorige jaren door de liberale partij niet in twij
fel zijn getrokken. In vroegeren tijd, toen er nog
„ouderwetsche liberalen* waren, waartoe de heer
van Twist, zooals hij in de Eerste Kamer zeide, zich
rekende te behooren, erkende men dfyolle sociale
krachten in de maatschappij zich vnjoüjk moeten
kunnen ontwikkelen. Teen erkende men vi.r. men
alles aan het vrije initiatief moest overlaten én cl*
de Regeering niets te doen had dan te leiden en te
zorgen dat elke .sociale kracht zich vrijelijk en-ge
lijkelijk kon ontwikkelen. Toen heeft men niet ge
zegd wat men thans zegt, dat de liberale partij ge-
roepen is een zeker beginsel te doen triomfeeren, A]
is dat beginsel de waarheid, dan zou ik nog zeggeu,
laten wij die waarheid niet doen triorafceren doof
regeeringsmiddelen of staatsgeld, want dit is dwang,
maar door middel van overtuiging. Al was ik af
keerig van de Christelijke school, dan nog zou ik
zeggen laten zij, die deze school willen, gelijk
staan met degenen die iiaar niet willen. Dit- zou het
beste middel zijn om de neutrale school ingang if
doen vinden bij de natie.
En dit is ook een antwoord aan deir"g<£AD0i
spreker uit Middelburg. Hij heelt gevraagd Wat wilt
gij Bijzondere scholen en kerKelijke scholen II
antwoord: wij willen bijzondere scholen; ma r wij
kunnen die niet verkrijgen zoodra die bijzondere
school tevens kerkelijk is. In menige gemeente be
staat er van overheidswege en van aen kant dei
aanzienlijke burgerij een oppositie tegen de bijzon
dere school, zoodra zij heeft eene kerkelijke kleur
Dan laat men niet meer de vrijheid aan de bijzondere
school. Men laat alleen vrijheid aan de bijzondere
school, die dezelfde kleur heeft als de school var
het Gouvernement. Hetgeen waarvoor wij strijden
is niets anders, dan het recht van de natie, dat de ouderi
rijk of arm, zullen kunnen kiezen de school waai
zij hunne kinderen verlangen op te voeden. Die keui
kunnen wij nooit aan anderen overlaten en wij kun
den daarom niet erkennen het recht van deze Kamei
om uit te maken, welke opvoeding de beste is. Wan
neer de wet van 1878 eenigermate veranderd werd
in dien zin dot, even als in Engeland, degenen dit
eene eigene school willen oprichten van wege de ré
goering denzelfden steun kunnen ontvangen, die di
zoogenaamde neutrale school ontvangt, aan zoii'di
wet erkennen de rechten ook van een aanzienlij]
deel der natie. Wij vertegenwoordigen noch, de libe
rake partij, noch de anti-revolutionaire partij, maa
liet gansche Nedcrlandsche volk. Daarom zal il
stemmen voor het amendement van den heer Eloul
Bij de Tweede Kamer is ingekomen de sp M-weg.
begrooting: voor 1880. De uilgaven ziju geraamd
13 millioer., waarvoor 5 millioen overschotten v
vroegere diensten ten goede komt, zoodat voor h
volgende jaar een uitgave van 8 millioen te dekke
blijft. j
Noch bij de lijnen die in aanleg zijn, noch b
concessie-aanvragen komt eenige lijn in onze pro
vincie voor.
Gisteren is met het onderzoek van de StaatsbegfQi\
ting voor 1880 in de afdeeliug der Tweede Kam
een begin gemaakt. Tot rapporteurs voor de alg<
raeene beschouwingen en voor Hoofdstuk I, II, VI
A en de Middelenwet zijn gekozen de heeren Mirai
dolle, Goeman Borgesius, Borret, van Tienhoven e
Idzerda.
De stukken betreffende de verkiezing van den he
du Tour zijn bij de Tweede Kamer ingekomen. 1