GIlRimLIJHIISTORISfiH BLAD.
.V. 408.
Donderdag' 25 September.
ÜMT ZUIDEN
Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag
avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen
Prijs per drie maanden francof 1,50.
Enkele nornmers - 0,05.
Uitgever:
P. Gr. WIJTMAN,
TS
MIDDELBURG.
Prijs der Advertentiën:
Per regel 15 cts>; Familie-berichten van 1-
regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 10 cents per regel.
VBEKBNNIN Gh
i.
Voorzeker, er zijn in het leven van den Christen
heilige oogenblikken van lijdelijkheid, van werkeloos
toezien, van vertrouwend wachten. Van lijrW'iVp.'
tegenover den Potentaat aller Potentaten,
werkt en wie zal het keeren Van werkeloos toezien,
als al, wat mensvHenhanden te doen vermochten, ge
daan is, als men acht op den zegen van den Aller-
hoogsten God. Van vertrouwend wachten, omdat hij
met dien machtigen Potentaat een vast verbond ge
maakt heeft en hij voorzeker weet, dat de Allerhoogste
God zijn God is, dat alle dingen hem zullen mede
werken ten goede. En toch, waarvan dan die blik vol
teleurstelling, dat beneveld oog, dat hoofd vol rimpels,
dat gebroken harte, der zorgen vol, indien de men-
schelijke berekening faalt, de maatschappelijke som
niet uitkomt, indien Gods gedachten hooger zijn dan
zijne gedachten, Gods wegen anders dan zijne wegen?
Waarvan Is hij dan niet een mensch Heeft hij in
den raad des Allerhoogsteu gezeten en heeft hij de
eeuwen voorzien Neen, dat is geen strijd, als de
onderwerping niets kost, maar dat is strijd, als het
hoofd duizelt en het hart bloedt, den weenenden blik
ten hemel te heffen en als een kind te stamelen
Vader, Uw wil geschiede.
Dat is de houding, die den christen .past, die hem
ook eigen is.
Dat zijn oogenblikken, waarin hij zich toerust tot
den dagelijkschen kamp en den kamp van alle dagen.
Zeg niet, dat het verloren uren zijn. Wie de verschrik
kingen vau den strijd in de tent niet op zich voelde
aanstormen, gaat roekeloos in den slag of vlucht, eer
hij het kruit geroken heeft. Wie de ure des gebeds
verloren rekent, zal het met werken niet winnen en
wie zich den tijd tot weenen niet vergunt, o, hij zou
kunnen lachen met den ernst des levens.
Stook nu een vuur van Wittenberg naar Worms en
hij zal er verschijnen. Laat hem nu voor koningen en
stadhouders verschijnen en hij zal ze den wil zijns
Gods doen verstaan. Geef hem nu jaren van lijden en
bangen strijd „Ziet, hier ben ik, Heer!" Dat wordt
in de schole des geloofs geleerd en daar is het in de
laagste en in de hoogste klasse bouwen op den vas
ten grond der dingen, die men niet ziet.
Immers, teleurstelling en smart worden hem ge
schonken tot zijne heiligir.g, niet opdat ze hem tot
hun slaaf zouden maken. Zij bezoeken hem op last
van zijn God, hij moet ze niet zoeken, door weekge-
voeligheid gedreven. Zij moeten hem versterken, niet
verzwakken. De ure van overgaug, hij gevoelt het, is
daar. Nu staat hij op ea omgordt zich. Hij zalft het
hoofd en wascht het aangezicht. Hij vat de plooien
van den mantel samen en zij het ebbe of vloed, hij
slaat de wateren der levenzee. God weet, of hij er
droogvoets doorgaan, dan of het water tot aan de
lippen komen zal!
Vergeef mij, vrienden, zoo ik u een oogwenk
met mijn stille mijmeringen bezighield. Zij moesten
mij van het hart, eer ik voortschreef. Zóó gaat
het beginsel vóór den dood, het „waarom" vóór het
„daarom". We hebben vreemde dagen doorleefd. Onze
ziel werd geslingerd van vreeze tot hope en van hope
weder tot vreeze. Ook al hadden wij de gewenschte
reede gevonden, zou het te verwonderen zijn, zoo de
vermoeide schipper na zóó moeielijke reize, een oogen-
blik wenschte adem te halen? Kom, doorloopen wij
.de geschiedenis der laatste dagen. Wij kunnen ze in
zes woorden samenvatten Kappeijne en het Volks-
petitionneraent, de Juni-verkiezing cn de Crisis, Van
Lijnden en de Troonrede.
De man, die de minderheden zou onderdrukken,
trad op, met het geweld van den fanatieken haat, met
de wapenen van het genie, met de overhaasting van
een advocaat, die in het studeer-vertrek vreemd bleef
aan de eischen van het practische leven. Die beloofde
en bedreigde en Doch ons oordeel zij barm
hartig over den held van éónen dag, die lang genoeg
zijn rol speelde, om door zijne geestverwanten uitge
floten te worden. Hoe hooger taak men zich stelt,
des te belachelijker figuur wordt men, zoo men die
niet volvoeren durft. Ja, belachelijk, indien onze arme
kinderen, onze millioenen en de kostbare tijd, die onze
kamers nog verspillen zullen, om eenstemmig te wor
den, ons niet jammerden. Éénstemmig eerst over de
uitvoering der wet, zoo zij ooit geschiedt en dan één
stemmig hierover, dat men toch geen rijksdaalders uit
geven kan, als men nog geen guldens bezit en dat het
toch ook een gansche natie beter is de tering naar de ne
ring te zetten dan een klein of groot bankroet te maken.
De geweldige Kappeyne met zijn verpletterende onder
wijswet en die arme minderheden met hun geuzen-
petitionnementen. Ach, wat zullen dezen En zóó
geweldig was die man, dat velen dier petitionarissen
zelve vraagden hoe kan de koning ons bij mogelijk
heid recht doen. Doch ook zóó onwankelbaar de
trouw van den Allerhoogsteu God, dat velen van
hem zeidenwil Kappeyne ons vernietigen en kan de
vorst ons geen recht doen bij God is ons recht en
in de afwijzing zelve onzer verzoekschriften, schuilt
de vervulling onzer wenschen. Zij profeteerden het
niet, neen, maar zij geloofden het. En eer nog Kap
peyne voor het werkelijk leven op de vlucht sloeg,
had juist de afwijzing der smeekschriften als eene
electrische vonk millioenen harten tot heiligen ijver
ontstoken, tot rustig en welberaden verweer aange
vuurd en tot eerie krachtsontwikkeling gespannen,
die den snoevendeu tegenstander 'straks den mond
snoeren zou. Wilt ge eene proeve Welnu, sinds
wanneer werd in den boezem des volks, in den school
van het huisgezin meer over het onderwijs gerept dan
juist na de afwijzing der petitionarissen?1 Sinds wan
neer werd het christelijk onderwijs zóó in massa en
zóó krachtig gesteund Sinds wanneer gevoelde de
Kerk meer, dat er een onafscheidelijk verband bestond,
tussohen haarzelve en de school. Deuk aan de gewes
telijke bladen die er verschenen, aan de Unie,.die werd
opgericht, aan vooral aan de Juni-verkiezingen.
Deuk aan dat alles en vraag het u zei ven, mijn
lezer, of er, schoon de Christen, een mensch zij van
vleesch en bloed, die lijden kan en lijden móet, en
na zich den Heer gegeven te hebben met lijf en
ziel, ook lijden wil, ook stof voor hem zij, daarna
met vertrouwen zijn weg te bewandelen, geloovénde
de dingen, die hij niet ziet, vast overtuigd dat het
verleden, het heden en de toekomst zijns Heel
zaak ten goede komen zal.
Middelburg, 24 September 1879.
Z. K. H. de Kroonprins der Nederlanden he<
uit Bex in Zwitserland, waar hij thans bij zijne tan
Prinses Maria van Wurtemberg verblyf houdt, ei
brief aan liet Haagsche dagblad het Vaderland gi
richt. Aanleiding tot dit schrijven was, eene afkeurii
door het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenha
uitgesproken over de afwezigheid van den Kroonpri
bij de opening der Staten-Generaal. De Prins bren
in herinnering een dronk door jhr. Monk voor ei
drietal jaren op den overleden Kroonprins
waarbij ook zijne uitlandigheid werd gegispt. At
dronk werd door laatstgenoemd dagblad den vol
verkondigd, en de toenmalige Prins Alexander en 1
conservatieve hoofdorgaan werden daardoor kwaï
vrienden.
De Prins verontschuldigt zijne afwezigheid door
wijzen op de smart door hem geleden aan het zie
en sterfbed zijns broeders de belangrijkste pasi
van den brief laten we hier woordelijk volgen
rMijne droefheid laat mij niet toe in hét operiba
te verschijnen. Ik gevoel mij daartoe te zeer geschc
en gedrukt en wil reeds bij voorbaat de verklari
afleggen, dat ik liet volgende jaar mij ook zal oi
houden bij de. opening der Sta'
woordig te zijn, zonder dat het schotschrift van
Dagblad eenigen invloed op deze beslissing heeft
geoefend. Zoodanige geschriften laten tra ij volkorf1
koud.
Ik reken het mij tot een ee:' door dit Nieuwsbl
door het slijk te worden gehaald, vooral daar-ik
overtuiging in mij draag, dat het mij niet aan l
langstelling in 's lands zaken ontbreekt en^dat, z<
dra de inwendige kracht wederom daartoe bij i
zal zijn teruggekeerd, ik niet in' gebreke zal blijv
op een meer duidelijke wijze te topnen, dat ik i
geheel wensch te wijden aan de belangen van c
geliefd vaderland. Het zij mij veroorloofd hier
nog een oogenblik stil te staan. Op een feestmaal,
Amsterdam gehouden, gaf -mijn onvergetelijke o<
Prins Hendrik openlijk te kennen, dat hij hoopte,
indien het eenmaal de Voorzienigheid zoude behag
hem tot zich te roepen, zijn neef zijn voetstappen zou
drukken. Deze opdracht werd door mij aanvaard
in de laatste tijden kwamen mij dikwijls" de toen j
sprokene woorden voor den geest. Smart en zicleh
over de door mij geledcne verliezen zijn oorzaak
de eenmaal aanvaarde opdracht .op dit'huidige oogj
blik niet kan worden uitgevoerd. Dit is slechts
stel maar geen afstel."
Aan het slot van des Prinsen, brief heet het lt.
„Ik kan niet nalaten hieraan toe t& voegen, dat
de rampen, die mij sedert twee jaren troffen, de li
stad voor mij een levend giraf is geworden, waarin
het zwaar valt. terug te lceeren."
We kunnen niet zeggen* dat dit schrijven op
een .aangenamen indruk maakt. Het openbaar schrijd
in een dagblad, waarbij men een ander partijorgi
op heftige wijze de les leest is voor een aansta®
troonsopvolger gewaagd, zeldzaam tot' nu toe zei
Eenmaal sprak Prins Alexander ten aanhoorc
heel het land. een woord voor de openbare school
even heftige wijze. Of dit, een en ander voor de pi
tie van den zóo we 'hopen constitutione<
koning der toekomst niet gewaagd is, mogeu ande
beslissen. -
Maar er is meer.
Arm Nederland .welks vorsten van zoodanige c
st'tutie zijn, dat de een zich verwijdert van
vaderlandschen bc j, om niet weder te keerèn
om naar zijn If .t e rustplaats geleid te worden,
de andere zijn 'vaderstad, en woonplaats '„een ley
graf noemt, waarheen het zwaar valt terug te keer'
Houw- en droefheid hebben ten allen tijde
op eerbiediging, treurige verliezen als ons Yo