CHRISTELIJK HISTORISCH BLAD. Boiiderdag* 18 September. Van Lijnden van Sandenburg. A'0. 498. HET ZUIDEN Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag- wond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen Prijs per drie maanden francof 1,50. Enkele nomniers- 0,05. Uitgever: F». G. W IJ T M A N, TE AIIDDELBURG. Prijs der Advertentiën: Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 16 regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 10 cents per regel. 'wWi By de veelbesproken voorlaatste verkiezing van een lid der Tweede Kamer voor het district Goes was ons blad, van meetaf meer betrokken dan eenig ander. Ook daarom moet ons thans een woord van het hart. Bij gelegenheid dier verkiezing hadden wij, Zoowel als eenigen onzer Goesche vrienden, de eer om met Baron van Lijnden van Sanden- hurg van gedachte te wisselen. We hadden reden om aan te nemen dat ge noemde heer, losgeraakt uit de omarming van het Ministerie-Heemskerk, weer vrijer adem haalde. Immers dat zijn HoogEdelgeboren de can- didatuur aannam eener kiesvereenigingvan wie hij wist dat zij anti-revolutionair was, wensclite te zijn en te blijven, dat hij daar enboven haar program laat het dan aan het euvel van zoo velen uit dien tijd geleden heb ben en minder gedetailleerd zijn geweest onderschreef, gaf, niet waar alle hoop dat de j begeerte om tot het kamp der anti-revolutio nairen weder te keeren, bij vernieuwing hunne beginselen te belijden en hunne belangen te behartigen aanwezig, en welgemeend was. Daaraan meenden wij mocht, na die aanvaar ding en onderschrijving, niet getwijfeld worden. Het uiterste publieke belijdenis te vragen over hetgeen toen achter lag, was, dacht ons, wat te veel gevergd; wij meenden, dat zij reeds lag in de daad der aanneming van de candida- tuur en het program. Baron van Lijnden bleef echter in de minder heid hij word niet gekozen, en dientengevolge kwam het niet uit of wij ons in hem vergist had den; niet uit, of wij te goede gedachte hadden ge koesterd. Geruimen tijd verliep zelfs zonder dat er gelegenheid was om dat te weten te komen. Maar hoe vreeselijk zijn wij nu ontnuchterd! 't Is de troonrede van Maandag, die onze goede verwachtingen ten eeneraale den bodem heeft ingeslagen. Nu weten we, nu is het gebleken, dat wij ons vergist hebben. En dat publiek nit te spreken is ons behoefte. De eenige, wel wat armelijke troost, die ons hier overblijft, is, dat het verkieselijker is met iemand bedrogen te worden dan, dat het ande ren met ons worden. Wij laten hier volgen een gedeelte van een brief, die in de pen, maar door omstandigheden te laat klaar was am hem aan den betrokken persoon op te zenden. Het was Maandag eer we het wisten. „Maar ach, hoe geheel anders is het nuis het als ik de mogelijkheid aanneem dat Dr. Kuipers mformatiën juist zijn, dat Gij Hoogwelgeboren Heer U mede leenen zult om de beruchte schoolwet metterdaad in- en uit te voeren. Geloof me, het hart krimpt ons in een als we zien moeten dat Gij, die ons een broeder waart, aan de .miskenning van den Christus Gods en van het gedeelte der Na'ie dat Christus lief heeft door do in- en uitvoering dier wet uice Hand gaat leenen. Dat zal ons in onzen langen en hangen strijd het allergrievendste zijn. Als Gij den weedom van des Heeren arme volk bij de gedachte daaraan kendet, dan, dunkt me, ware het U onmogelijk. David en Zijn groole Nazaat zijn er ons in voor gegaan om het innerlijk grievende eif het diep smartelijke van zulke ervaringen in woorden uit te drukken. En die ons tegenover U te moeten herinneren en daaraan door den H. Geest herinnerd te worden ik hoop, daarvoor beware de Heere U en ons! De wet toch die het geldt is, wat hare geschiede nis, haren inhoud en haar doel betreft zoo jammer lijk gelijk aan de bepalingen en de maatregelen eenmaal tegenover Gods oude volk door Farao ge nomen. (De keus van Mozes wat was zij schoon, niet waar Daar komt nog bij, dat ons door het vast- en uiteengeslagen raken der tegenstanders eene ster der hope begon op te gaan door het beredderen van hun boel en het in- en uitvoeren van hunne wet gaat ons die ster zoo ontzettend droevig onder. Wel is waar, de Koning moet geholpen en het land geregeerd worden, maar minder duidelijk is het, althans mij, dat de schoolwet van Minister Kappeyne toch, dat zij iu elk geval, door wie dan ook, moet en zal in werking komen. En nog min der duidelijk is het, dat belijders van den Chris tus der Schriften daartoe de hand zouden mogen en moeten leenen. Onder deze omstandigheden vooral zal zulks de vreugde der zoogenaamde liberalen verhoogen en de smart der ware christenen vermeerderen. Immers onder deze omstandigheden, nu het nog niet gebleken is dat zij zeiven daartoe bij machte zijn, krijgt zij door Ulieder in- en uitvoering eenen zekeren christelijken stempel. Ware zij eenmaal door onze tegenstanders inge voerd; ware door hare uitvoering de laaste hoop reeds voor de christenen verloren gegaan dan, dan stonden we voor een geheel ander vraagstuk. Dan, niet waar, was het de vraagmag iemand Minister worden, indien hij reeds ingevoerde wet ten, die rechtstreeks tegen de wetten van het Gods rijk indruischen, verder moet ten uitvoer leggen? Doch nu is het de vraag- mag de christen hel pen om haar in te voeren, om haar mogelijk te makenom haar werkelijkheid te doen worden Mag hij dat nu het nog niet gebleken is, dat de tegenstanders haar kunnen en durven in voeren en ten uitvoer leggen Mag een christen de laatste hoop, dat de zwaar dere druk, de nog stoutere miskenning niet zal komen, zijnen medechristenen ontnemen en daar door zooveel smart bij hunne smart veroorzaken Had het geen conditio sine qua non') der aanvaarding van het bewind kunnen zijn? En was het niet mogelijk bij die voorwaarde leblijven Of stond men metterdaad voor de keus: invoering zelfs door een christen, of regeeringloosheid Was het uitgemaakt dat anders het Land niet kon geregeerd worden Ik ben overtuigd dat het moeielijk wordt als men niet anders kan dan van twee kwaden een te kiezen. l) Een voorwaarde zonder welke niet. Maar, daaraan immers waren we nog niet toél^J Niet één, maar twee uitwegen bleveu toch nog over? De teerling is geworpen, geen der uitwegen I wordt bewandeld. .»Dan moeten zij maar onder- I drukt worden" zoo klinkt nog eenmaal het onbarmhartig antwoord. Maar als nu in weerwil daarvan Baron van Lijnden zijne gemeenschap j met de christelijk historische partij nog niefcj ook in zoovele woorden opzegt, dan h%het onze 1 roeping om die aan hem op te zeggeib^^-jjijl Dat is roeping, terwijl alleen daardoor dferi^ zekeren christelijken stempel van deze wet kan weggenomen worden. En immers dat moet. Ten minste, dat in de eerste plaats doet ons schrijven. rag Wat Jhr. Six betreft Is onze teleurstelling niet zoo groot. Reeds bij zijn optreden werd door ons ge- zegd, dat we in de zaak die ons 't meèst teri harte gaat niets van hem hadden te wachten.! Immers we wisten dat onze comnibssarii? des" konings in 't openbaar verklaarde, hoewel^TÜts^y leedwezen, niet te kunnen medewerken tot he^ stichten van eene christelijke school voor on- en minvermogenden te Middelburg, en steeds de daad bij het woord heeft gevoegd. Middelburg, 17 September 1879. De Troonrede waaruit we de belangrijkste passages reeds in ons vorig nommer hebben medegedeeld en besproken, luidden woordelijk als volgt: „Mijne heeren „Het is mij aangenaam, de vertegenwoordigers van het Nederlandsche volk weder bijeen te zien. „Bij mijne echtverbintenis ontving ik door mij hooggewaardeerde blijken van de algemeene deelneming. „Niet minder openbaarde zich opnieuw de liefde van mijn volk bij den rouw, waarin ik met mijn huis werd vedompeld. „Mijne betrekkingen met de vreemde mogendhede^ zijn van den meest vriendschappelijken aard. „Zee- en landmacht vervullen steeds met toewijding' hare belangrijke plichten. „De gedrukte toestand van nijverheid-, handel en scheepvaart heeft zich ook hier Ie lande doen gevoelen, „Maatregelen tot bestrijding van de besmettelijke longziekte zijn met een goed gevolg bekroond. Ik vrees daarentegen, dat in onderscheidene deelen des lauds de oogst zal lijden onder de gevolgen van de ougunstige weersgesteldheid en van de hooge water stander.. Onder deze omstandigheden ïs eene minder ruime opbrengst van sommige rijksbelastingen te wachten. „Versterking van de inkomsten der schatkist zal op den duur noodzakelijk zijn. Daarbij zal zooveel mogelijk ook op betere verdeeliug van lasten moeten worden gelet. „Handhaving van de vrijgevige beginselen ten aanzien van handel en nijverheid, waarbij het vader land steeds wel heeft gevaren, blijve, nevens de ver betering onzer handelswegen, het middel om de veer* kracht des volks te steunen en de welvaart te be« j vorderen. I „De vaststelling van een nationaal wetboek van strafrecht beschouw ik als eene zaak. waarbij 'liet be- lang en ook de eer des vaderlands in hooge mate zijn betrokken. Inmiddels zal mijne regeering aan de her-

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1879 | | pagina 1