CHR1STELIJR-flISTORISCH BLAD. V. 492. Donderdag* 11 September. Middelburg, 10 September 1879. HET ZUIDEN Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen Prijs per drie maanden francof 1,50. Enkele nommers- 0,05. Uitgever P. Gr. WIJTMAN, te MIDDELBURG. Prijs der Advertentiën: Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 16 regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 10 cents per regel. Van eene zijde van welke men dit allerminst wach ten zou, kwam in den laatsten tijd een omkeer in de denkwijze omtrent den strijd bij uitnemendheid, die in bijna alle beschaafde landen wordt gestreden, over het onderwijsvraagstuk. De republikeinen in Frankrijk hebben de eer, dat zij, terwijl in zoovele andere landen, alle liberalen zich met kracht en list van de volksschool meester maken, hun eigen welgekozen weg gaan. Hun pleidooi is voor de vrijheid, al brengt die vrijheid voor 't oogenblik dan ook geen voordeel aan. Het radicale republikeinsche Fransche ministerie had op zijn beurt voor weinige maanden een nieuwe onderwijswet aan de kamer en den Senaat voorgesteld. Naar den voorsteller, tevens minister van onderwijs, is deze wet bekend gewordeu, onder den naam wde wet Ferry." Art 7 dezer wet, het hart der kwestie luidt als volgt Niemand mag aan het hoofd staan van een open bare of bijzondere school, of op-zoodanige school onderwijs geven, wanneer hij behoort tot een niet erkende godsdienstige vereeniging. Als men- nu weet <dat door deze niet erkende gods dienstige vereenigingen in Frankrijk 61,000 kinderen door 6500 onderwijzers worden onderwezen, en dat jaarlijks circa 1186000 francs aan deze scholen wordt ten koste gelegd, dan kan men eenigszins den invloed berekenen door deze scholen op het Fransche volk uit geoefend, rekent men de som gelds die de inwoners voor dit onderwijs opbrengen, dan kan men de mate van vertrouwen berekenen, waarin dit onderwijs tot nu toe deelt. De groote kwestie was, en daarom hechtte de Fransche regeering zoozeer aan art. 7, de kracht der Jezuïeten te breken. 1509 Jezuïeten zijn thans als onderwijzers in Frankrijk gevestigd. De kamer van Afgevaardigden nam de onderwijswet ook met het befaamde art." 7 aan. Ec van den Senaat verwachtte men ook niet anders. Daar treedt echter op eenmaal een der welsprekend ste Fransche redenaars, een onvervalscht republikein, de ouu-minister Jules Simon op. Hij spreekt in naam der vrijheid tegen art. 7 der wet. Ik ben geen vriend der Jezuïten, tegen hen, de heftige vijanden der republiek is al mijn streveu gericht zoo spreekt Simon ik ben hun niet genegen, ik keur hun onderwijs af, maar ik ben een vriend der vrijheid. Voor mij is de republiek ten eerste en bovenal de vrij heid. Wat is vrijheid? 't Is een verheven ideaal, dat men belijdt gelijk het geloof, zelfs en vooral in verdruk king. Daarom eerbiedig ik de vrijheid, zelfs als ze 't mij moeielijk maakt, mij kwetst, overtuigd dat zij ten slotte altijd de zegepraal vau het goede en heilrijke brengt. Uit dat oogpunt 'beschouw ik ook art. 7. Dat artikel ontneemt de vrijheid aan duizenden ouders in Frankrijk die op de scholen der niet erkende gods dienstige vereenigingen vinden wat ze op andere te vergeefs zoeken. Een stortvloed van verdachtmaking en haat volgde in republikeinsche kringen op dit moedig protest. Dit belette evenwel niet dat een ander Franschman van grooten naam, de heer Littré, lid der Fransche Aca demie, in een der Eevues (maandwerken) de zijde van Simon koos. Littré kan evenmin als Simon van clerï- cale sympathiën verdacht worden. Om zijn radicalisme weigerde voor weinige jaren de nu overleden bisschop van Orleans, Mgr. Dupanloup, hem als lid der Fransche academie te erkennen. Ziehier het betoog van laatstgenoemde in hoofdzaak Er moet vrijheid vau onderwijs zijn voor allen. Strijd moet alleen gevoerd worden met zedelijke wapens, ook tegen de jezuïeten, wier scholen men den oorlog moet aandoen door eene breede ontwikkeling van het Staatsonderwijs en het afsnijden van alwat doelloos of overtollig is. Het ultramontaniscie kan men op tweeërlei wijze bekampen, door het preventieve en door het repressieve stelsel. In het preventieve systeem passen uitzonderingswetten, het repressieve wil slechts krachtige toepassing der gewone wetten. In rustige tijden nu zijn uitzonderingswetten te verwerpen, en het lijdt geen twijfel dat het heden, dank zij der Eepubliek, zich onderscheidt door eene groote mate van rust en door begeerte naar vrede. Wat de leer der Jezuïeten aangaat, zij is niet genoeg te brand merken als gevaarlijk voor den Staatalle inrichtingen wilzij vernietigen, en zij zou noch de menschen noch de ideeën vergiffenis schenken, als deze zich niet aan haar onderwierpen. Maar gesteld, men sloot de inrichtingen der jezuïeten. Wat zou men dan zien gebeuren? In de plaats der sociëteit zou de overige geestelijkheid, gesteund door de ultramontaansche familien, optreden, die alleen aan het officieel pro gramma van den Syllabus gelooven. En zoo zou men in stede van de openbare partijgangers van den Syl labus, verborgen machten krijgen, wier werking niet te overzien is. Gewonnen zou er dus niets zijn. Het beginsel der Eepubliek moet zijn verdraag zaamheid. „Alzoo geven wij de vrijheid aan hen, die haar aan anderen onthouden. Wij weten wel dat zij de vrijheid misbruiken, om den baas over ons te spelen maar de tijd zal ons recht laten wedervaren. Wij zeiven kunnen de tijdgenooten de oogen niet openen, maar de toekomst zal het doen. Ziet naar Lourdes en zijne geschiedenis. Daar zijn verschijnin gen, daar zijn tallooze mirakelen, daar zijn vrome, opgewonden scharen van bedevaartgangers, die van verre komen om te gelooven en te aanbidden. Alles wat men in Azië bij de godsdienstige feesten der Brahminen en Boeddisten waarneemt, ziet men daar. Doch in weerwil van dit alles ligt het niet in onze bedoeling de geloovigen te Lourdes te storen. Wij moeten ons er toe bepalen, de republikeinsche meerderheid bestendig op de gevaren te wijzen, die van ultramontaansche zijde dreigen. Verder kunnen wij niets doen". Tot zoover het betoog van deze twee heeren. Zij hebben een gewichtigen dienst aan de zaak der vrijheid bewezen, en hunne woorden zullen waarschijnlijk ook voor Nederland niet vergeefs gesproken zijn. Niemand onzer, zoomin als de liberalen en radicalen zal de zedeleer en de daden der Jezuïeten verdedigen. Dat de staat streng toezicht houdt, hooge eischen stelt, wie zou het wraken Maar dat de staat zich direct of indirect het monopolie voor 't onderwijs toeeigent, en zich belast met het leveren van een soort onfeilbaarheidsleer is te erg, om ons over eiken te» genstand vau welke zijde die ook komen moge niet te verblijden. Uit dat oogpunt is de geschiedenis der, waarschijn lijk doodgeborene, wet Ferry te belangrijk om er niet een oogenblik bij st'l te staan. Het Weekblad voor Delft maakt de zeer juiste op merking dat drie stroomingen door ons volksleven gaan. Men vindt Eooraschen, anti-revolutionairen en radicalen. En toch is bijna alles wat macht én invloed in den lande heeft liberaal. Dat is een ongezonde toestand, wij stè.vmen het gaarne toe. Maar aan wie de schuld? Aan niemand anders dan aan ons zelf. Zij die zich geloovigen" noemen, hebben zich - we herhalen de woorden van ons laatste hoofdartikel teruggetrokken in kloosterachtige afzondering. Zij hebben aan hunne tegenstanders overgelaten hen in alles te overtreffen, in wetenschap, in kunst, in be schaving'. Is het wonder dat bij zoodanige zelfwegcijfering ook uwe tegenstanders niet meer met u rekenen Zal de weldra opterichten vrije Universiteit het - centrum worden, van waar nieuw leven en nieuwe invloed uitgaat? Zij kan het, de omstandigheden zijn haar gunstig, indien het haar gelukt al dadelijk het vertrouwen des volks te winnen. Indien zij in staat is ons mannen te leveren ge voed met onze beginselen, mannen die in staat zijn met eere hun plaats in te nemen in onze Staten en Eaden, in ons legerbestuur, in onze letterkunde en kunst, in onzen handel, dan zal hare stichting een keerpunt kunnen zijn in oos volksleven. Het thans opgetreden ministerie staal voor de keuze van mvoering der Schoolwet, eerst daarna volgt de afvoering. Aldus de Standaard. De nieuwe schoolwet is neg geen wet. Op een nader vast te stellen tijdstip kan ze eerst in werking komen. Dat tijdstip kan door den koning aangewezen' worden, zonder eenige nadere bepaling. Zoolang due de omstandigheden hare uitvoerbaarheid niet mogelijk maken, rust op de regeering de plicht tot mvoering niet. Niets dwingt de heeren van Lijnden en Six tot invoering te adviseeren. Eerst Zaterdag avond keeren de Koning en de Ko ningin van het Loo m de residentie terug. Z. K. H. de Kroonprins van Zweden, dieeenigen tijd te Sche- veningen vertoeft, was dezer dagen de gast van Z. M, op het Loo. Eenige heeren vragen in naam van den stichter voor de Prins Hendrik-stichting, te huis voor den behoeftigen zeeman te Egmond aan zee, liefdegaven. Mr. S. van ILouien zal vrijdag a. s. op het Medi sche congres, thans te Amsterdam vergaderd, spreken over wwettige maatregelen tegen vroegtijdigen handen arbeid". De volgende stellingen zullen daarbij dooi den heer van Houten worden verdedigd: I. Wetten en zeden moeten de concurrentie om tol de laagst mogelijke prijzen te produceeren, beperken; wanneer de goedkoopte der producten slechts ter koste van de gezondheid en ontwikkeling der produ1 centen te verkrijgen is. II. De wetgever kan niets meer doen dan alge I meene regelen stellen voor de organisatie van de]

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1879 | | pagina 1