J
HANDELSBERICHTEN.
1
Het liberalisme in Duitschland ligt door Bismarck's
houding voor 't oogenblik verslagen, en vraagt zich
met zorg af tot hoever de Rijkskanselier Rome na
deren zal.
In Oostenrijk werd de liberalistische meerderheid,
tengevolge van de jongste verkiezing, wankelend. Een
ministerieële crisis is ook daar op handen.
De bestrijding der onderwijswet ia Frankrijk door
den begaafden Jules Simon bereidt het radicale Frank
rijk heel wat zorgen. Men weet niet beter te doen
dan dezen vurigen repnblikein, dezen bekwamen Prote
stant in woord en schrift op een lijn te stellen met
den heftigste» ultrainontaan. Dat men de vrijheid
moet eerbiedigen, ook tegenover kerken en congregaties,
komt blijkbaar bij weinige Fratische liberalen op.
Dat gebeurt ook wel buiten Frankrijk,
Het kruis de lioop der Wereld.
Ik ging van de Gemmi, negenduizend voet boven
de zee, een der schoonste toppen van de Alpen naar
beneden.
Nog geen duizend schreden had ik afgelegd,
toen ik bleef staan. In de rotsen boven het pad was
namelijk eene kleine nis gehouwen; in die nis zag men
een wit marmeren kruis, waarop slechts twee woor
den stonden Unica spes („eenige hoop"). Wat be-
teekende dit kruis met het zonderlinge opschrift op
deze plaats in de woeste kloof der rots. die hier bijna
loodrecht in den bodemloozen afgrond nederschiet?
Nu, op deze plaats was voor 13 jaren eene jonge
Fransche gravin d'Herlincourt, met haar muildier, 1700
voet diep naar beneden gestort. Midden uit het vol
ste, rijkste, zonnigste leven was de jeugdige vrouw
plotseliug weggerukt, en zelfs haar verpletterd lijk
konden de treurende betrekkingen niet finden.
Hoe zijn toen vader en moeder, echtgenoot, broeders
en zusters der ongelukkige voer vertwijfeling gehoed
geworden Al de schoonheid, heerlijkheid en macht
der wereld konden hun geen balsem voor hunne wonden,
al de wijsheid en filosiefie der wereld konden hun
geen straal van licht geven bij deze ontzettende ge
beurtenis. Zij waren troosteloos en radeloos, totdat zij
eindelijk opstonden, en al hun tranen, smarten, duis
ternissen naar het Kruis droegen. Toen werd het stil
in het hart, toen ging in de verte het morgenrood
voor hen op, toen vonden hunne sidderende voeten
een grondslag, waarop zij weder staan konden. En
tot een getuigenis daarvan plaatsten zij een kruis op
de plaats, waar de vreugde, liefde en troost van hun
leven in den afgrond was gezonken, en zij schreven
in het kruis Unica spes.
Ik schaam mij niet, te bekennen, dat mijne oogen
in tranen zwommen, toen ik over dat alles nadacht.
Waren het tranen van weemoed over al den jammer
waardoor ons aardsche leven overstroomd wordt
Zeker, maar nog veel meer waren het tranen van
dank en vreugde, omdat er eene unica spes bestaat,
die dan eerst recht levendig wordt, wanneer de stem
van alle schepselen verstomt en verstikt. Dat „unica
spes" deed voor een. oogenblik de betooveriug der
Alpenwereld voor mij verdwijnen in plaats daarvan
schitterden van verre in den luister van het eeuwige
morgenrood ,/de bergen, vanwaar de hnlpe komt," die,
hulp, welke volkomen helpt en daarin bestaat, dat
God zelf alle tranen van de oogen zijner kinderen
afwischt.
Ach, spoedig genoeg moest ik van den hemel naar
de aarde worden gebracht. Een nameloos lichtzinnige
Franschman, dien ik reeds op den avond voor dezen
dag in het akelige logement te Schwarenbach (ons
nachtkwartier) had leeren kennen, ging aan mijne zijde.
Deze heer was in" een punt zoo „beschaafd", als wei
nige Franschen liet zijnhij sprak namelijk een
onberispelijk Duitsch. Hij was professor in de na
tuurwetenschap en stond dus op de hoogte der ver
lichting. Hij bezat echter gpen beschaving genoeg,
om in mijn gezicht ook slechts iets te lezen van het
geen er in mijn hart omging, en zoo zeide hij, ter
wijl wij naar beneden afdaalden, met eenen echt Mefi-
stofelischen sputtenden lach ha, ha dat oude kruis
moet altijd ultimum refugium (laatste toevlucht) zijn,
als alles tegenloopt. Voor mij is het walgelijk
„Nu, wat denkt gij dan te doen, mijnheerals li
chaam en ziel moeten versmachten vraagde ik. Hp
antwoordde „wat doen de vuist ballen, mij op de
aodere zijden leggen en (Ik mag het woord
niet neerschrijven.) „En dan Antwoordverrotten
natuurlijk en daarbij grijnsde mijn professor op zulk
een hoonende, verachtelijke wijze, dat ik geen woord
meer konde spreken. Er zijn menschen, voor wie men
slechts nog bidden kan al het overige zoude de zaak
maar verergeren. Te Leuk nam ik vriendelijk maar
ernstig afscheid van den professor. Mijn laatste woord
klonk niet veel anders, dan het woord van Gretchen
tot Faust„Heinricb, mir graut vor dir (ik heb
een afschuw van u.) Ik voeg er dit bij op het gevaar
af, dat ettelijke lezers deze mijne handelwijs voor
onverdraagzaamheid en fanatisme zullen uitkrijten.
Maar is het niet zoo? hoe arm, hoe ledig, ja ook
hoe ruw, hoe ruw in weerwil van alle vernis van
beschaving! wordt de mensch, als hij het kruis
van Christus (dat heet echterzijne heilige liefde)
veracht en van zich stoot Wat zoude er van de
wereld worden, als die unica spes, die uit het kruis
voortvloeit, door de moderne wetenschap vernietigd
konde worden O, gij, die zoo Irotscb zijt op uw
geld, of op uwe deugd, op uwe wetenschap of op
uwe beschaving, gij die van uwe trotsche hoogten
met zulk een hoonenden glimlach neerziet op de schuren
van hen, die weenend en biddend naar Golgotha
trekken, o, gij heeren wat zoude er van de wereld
worden, iudien dit „reeds lang overleefde Christendom,"
dit „geel geworden perkament, dat men Evangelie
noemt," indien zij werkelijk voor de menschheid I
verloren gingen Neemt weg uit de wereld de gestalte J
de3 Heilands met de doornenkroon, met het hoofd vol
bloed en wonden, neemt ook weg, wat dan ook van
zelf moet volgen, de schitterende, verheerlijkte ge
stalte van den Opgestane, wat zal er dan blijven?
Gelooft het of gelooft het uiet, maar toch is het zoo,
dat alle kleine bronnen des leven9, die Dog door het
dorre stof dezer wereld ruischen, langzamerhand op
drogen en al de liefelijke heraehche bloemen die
wij liefde en teederheid, goedertierenheid en medelijden
troost en hoop noemen, weldra verwelkt en mat
het hoofd zouden laten hangen.
Rukt onzen soldaten, voordat gij hen naar den
slag en den dood zendt, dat oude lied vol hoop„Jezus
is mijn toevoorzicht, Hij, mijn Heiland is in 't leven,"
rukt hun dat lied uit het hart, en wat zal er dan
blijven? Geve God, dat wij bet niet beleven! maar
blijven zullen er dan aan den eenen kant ellendige
lafaards, aan den anderen kant echter wilde, woeste
bandelooze horden, erger dan zij onder het heidendom
waren. Steelt den arbeiders, die in het zweet
huns aaagezichts hun sober brood eten, steelt hun het
Evangelie uit de harteu, het Evangelie, dat de
filosoof von Hartmaan met verachting „den laatsteu
troost der armen en ellendigen" noemt, en wat zal
er dan blijven, als hun deze laatste troost ontvallen
is? Nu, wat er dan blijven zal, dat is reeds geen ge-
loofs-artikel meer men kan het zien de geschiede
nis der Parijsche commune heeft het met vlammend
schrift aan den hemel geschreven. Wat er echter ook
van die personen wordt, die zich op hunne wijsheid en
de heerlijkheid dezer wereld met zulk eene vreugde
beroemen, wat er van hen wordt, als zij werkelijk
de laatste rest van het Christendom met al hunne
kracht wegwerpen, wat er van hen wordt, als zij
in dommen hoogmoed, in schandelijke genotzucht
steeds dieper wegzinken, of, nadat de wereldgeest zijn
masker heeft afgelegd, tot wanhoop vervallen
waarom zal ik dat eerst nog beschrijven Meester
Goethe zelf heeft ons dat, zonder het te willen, in
zijnen Faust moeten prediken. De groote doctor in de
wijsbegeerte staat op het punt om de giftschaal ledig
te drinken wat hem terughoudt, dat is de klank der
opstandingsklokken en het oude gezang: „Christ ist
erstauden, von der Marter alle." (Christus is opge
staan uit alle martelingen.) Maar het is zoo, heden
ten dage houdt dat noch de arme handwerslieden
noch de hypochondrische geleerden, noch de bank
roete geldvorsten, noch de met schulden beladene gene
raals terug. Zij hooren deze stem niet meer, zij sluiten
daarvoor de ooren, en daarom levert de statistiek
der misdaden van jaar tot jaar ontzettender registers,
en de zelfmoord in eiken vorm en in eiken stand is
zoo alledaagsch, dat men er in 't geheel geen notitie
meer van neemt.
God zij dankhet Evangelie is nog eene groote
macht in de wsreld, en zelfs de bitterste vijanden des
Christendoms ondervinden, zonder dat zij het willen
erkennen, zijn invloed. Maar van eene wereld, waarin
werkelijk al het werken en worstelen zonder gevolg,
alle verdrukkingen zonder licht, alle sterfkamers zon
der troost, alle graven zonder hoop waren, van
zulk eene wereld zoude ik met den armen Schopen
hauer zeggen „Indien God de wereld geschapen heeft,
dan zoude ik dien God niet willen zijn; haar jammer
zoude mijn hart verscheuren."
Waarlijk, men behoeft geen heksenmeester te zijn,
en men heeft ook geenerlei advokatenstreken noodig,
om te bewijzen, dat de wereld zonder geloof aan het
Evangelie ten gronde gaat. Indien derhalve zooals
de filosofen ook zeggen datgene „redelijk is wat
noodzakelijk is," waarvan het bestaan der wereld af
hangt, dan is waarlijk niets zoo redelijk, als het ge
loof aan het Evangelie. Daar toch, waar de heilige
waarheden van het oorspronkelijke Evangelie, waar de
heilige Geest van Jezus Christus werkelijk en waar
achtig aangenomen of ontvangen worden, met een
oprecht hart en eenen ernstigea wil, daar blijkt het in
het groot geheel zoowel als in ieder afzonderlijk huis
en hart, dat het Christendom de genezing en heili
ging, verzoening, vernieuwing en vérheerlijking der j
wereld is. Het is dus volstrekt niet „een godsdienst, j
welks waarheid eerst in de toekomende wereld zal
blijken", neen, neen, bij is hier reeds zout en licht
in alle betrekkingen en omstandigheden des levens. 1
Juist dit moeten de jongeren van Christus aan de
wereld bewijzeD, ieder op zijue plaats, en waar zij
dat doen, daar hebben zij
ging van het Christendom
gie openbaar wordt ik bedoel i
op het papier, maar in de daad en wü
zal het op den duur blijken, dat alle a
slagen in de lucht zijn, ja ellendige domheuJ
huichelarij, die van zelf te niet gaan.
Uit O. Funcke's VreugdeLeei
Werkzaamheid in het licht
Eeuwigheid.
Burger! ij ken Stand.
Middelburg. (Van 3— 10 Aug.) Ondertrouw!
D. de Vries, jin. 24 j. met A. Keur, jd. 25 j.
Pouse, jm. 24 j. met N. J. Akkermans, jd. 2&
J. Mortier, wedr. 55 j. met J. A. de Kok, jd. 3lj
Bevallen E. J. Kcersemaker, geb. van der Wie
d. M. J. Koets, gcb. Eilf, d. C. M. Matziuger,dg'
Krijger, d. P. A. Enlinck, geb. Mel:s, z. M. P. L
kerse, geb. Geldhof, z. D. J. de Jong, geb. Steket
d. E. C. Hopmans, gel). Lokkers, d. (levenl.)
Overleden W. A. Janse, z. 2 j. J. Geldhof, z.
m. J. Cornelissen, vronw van G. de Jonge, 30 j.
C. Rouffaer, vrouw van F. J. van Riel, 57 j. T.
J. van Workom, d. 46 j. C. P. Homburg, d. 30
Vltesingcn. (Van 29 Aug.) GehuwdW.
Stein, jm. 27 j. met C. Bekker, jd. 30 j.
Bevallen A. K. K. Dommisse, geb. de Wilde,
M. H. Stegers, geb. van Deist, d. E. C. Rekke
geb. Smith, d. P. T. Beniest, geb. Renier, d. J..
M. Hollem, geb. van Reuse!, d.N. van de Woestij
geb. Looise, d. (levenl.) A. de Kam, geb. Abraham
d. C. E. van der Hoeven, geb. Nusielink, z.
Overleden W. Pieterse, z. 3 m. J. T. V. Ae
nouts, d. 3 w. H. Hage, z. 10 m.
Goes. (Van 29 Aug.) Gehuwd J. Geensi
jm. 23 j. met M. Plaizier, jd. 22 j. J. Walrave^ j
25 j. met II. Loggers, jd. 28 j.
Geboreu C. Weezepoel, geb. Geluk, M
kers, geb. Meijaert, d. F. Kroonenburg, geb. Sinkl
Overleden C. Lankester, z. 11 w.
Graanmarkten enz.
Rotterdam^ 14 Augustus. TARWE. Witte Inlands
was matig toegevoerd, en werd wederom hooger
houden, doch bet betere weder stemde de kooj
flauw. In den aanvang zijn door benoodigflen een
van de beste partijtjes 25 a 50 cen-t lioogGr-t»t§«aQ
doch verder werd tot ruim vorige prijzen afgege
en bleet' er ten slotte een goed gedeelte onverko
over. Vlaamsche, Zeeuweche, Flakkeesche en Ovei
de beste f 11.80 a 12,50, bij uitzondering f 12,6(
a 12,80 dito goede en mindere f 10 a 11.70.
ROGGE. Inlandsehe weinig ter markt 30 cent hoog
Vlaamsche en Zeeuwsche f 7,50 a 8,50; Overm.
mindere soorten f C.80 a S.10.
GERST. Zeeuwsche, Winter en Zomer- tot vor
prijzen weinig gevraagd. Zeeuwsche, Flakk. en Over
Winter 1" 7,30 dito Zomer- i' 4 a 5,30.
HAVER. Door geringe aanbieding inlandsehe so
fen 20 cent hoogervan t 3,70 a f 6 naar kwal.
Van BOEKWEITGRUTTEN is niets genoteerd.
PAARDEBOONEN bij kleinigheden onveranderd v
f 7 a f S.
In DUIVEBOONEN gaat bijna niets om.
BRUINE en WITTE BOON EN werden iets m
aangeboden en waren billijker te koop.
BLAUWE ERWTEN in een doen van f 7,50 a f 10,
SCHOKKERS kwamen niet voor.
Van nieuw KOOLZAAD waren eenige partijtjeg
markt, waaronder enkele van vrij goede droge 4
liteit, doch overigens niet droog.
LIJNZA.AD zonder handel.
HENNEPZAAD van f 7,50 tot f 9 50.
CANAttlEZAAD vast op vorige prijzen; het bc
f 8,50 a 9goed en minder f 6,75 a 8,25.
KARWEIZAAD 1' 17 a 17.25 per 50 kilo.
De in veiling aangekondigde circa 50 last groene
gele erwten zijn voor ae veiling uitverkocht.
Rotterdam, 12 Aug. Op de veemarkt waren giste
aangevoerd1 paard, 1119 runderen, 201 vette-
graskalveren, 4 nuchtere kalveren, 2050 schapen
lammeren, 355 varkens, 116 biggen, 1 bok of geit.
De prijzen van het vee besteed ter markt van bed
waren als volgt: Runderen 1ste kwaliteit 86 c., 2 k«
70 c., 3de kwal. 50 c., kalveren 1ste kwal. 90 et, 1
kwal. 70 ct, schapen 90 alles per kilo.
De prijzen van het magere vee bleven onverander
Vlissixgen, 12 Aug. Boter per kilogram f 1.40 af 1.
Eieren f per 104 stuks.
Grijzen van Effecten.
Amsterdam, 12 Aug. 1879.
;je^
Nederl. Certific. Werkelijke schuld.
dito dito dito
dito dito dito
Loten stad Amsterdam
dito dito Rotterdam
R island Obligation 1798/1815
2J/j pet. 61
3 71
4 10:
3 10'
10,
5