SlIRfSTELIJR-HIST0R1SGH BLAD. V. 471. Donderdag* 24 Juli. Middelburg, 23 Juli 1879. ET ZUIDEN Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag- i vond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen Prijs per drie maanden francof Enkele nommers.- 0,05 Uitgever F\ Gr. W IJ T M A N, te MIDDELBURG-. Prijs der Advertentiën: Per regel 15 ets. :-»s imilie-berichten vain, jq ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 10 cents per regel. vi-.fi van10,1c Gelijk reed9 in ons vorig nomraer is gemeld, waren de leden der Tweede Kamer, die geacht worden tot de liberale partij te behooren, althans 49 hunner, door de heeren Fransen van de Putte en Cretners opge roepen. Aan die oproeping gaven reien gehoor. Ruim 40 leden waren present. Het Vaderland bevat van die bijeenkomst een uit voerig verslag, waaraan wij het volgende ontleenen. De vergadering werd gepresideerd door mr. E. Cremers, die zich verontschuldigde over den vorm, waarin de uitnoodiging tot het bijwonen der bijeenkomst was vervat. De bedoeling was alleen geweest te doen uit komen dat de heeren, die eene opdracht hadden ont vangen van Z. M. den Koning om een nieuw kabinet te vormen, zich niet aan indiscretie schuldig maakten tegenover Z. M., door de leden der liberale partij bijeen te roepen en hun aangaande den loop der crisis mededeelingen te doen, voor zoover die alleen kon worden gekend uit stukken, tusschen de kroon en de ministers gewisseld. De heer Fransen v. d. Putte gaf daarna aan de vergadering uitvoerige inlichtingen over den loop der zaken na de interpellatie van den heer Duyinaer van Twist in de Eerste Kamer. Eenige dagen later, 27 Juni, had de minister Kappeyue aan Z. M. den Koning eene uitvoerige memorie gezonden, waarin hij uiteenzette welke de taak was, die het kabinet zich van den beginne af had gesteld. Vooreerst had het zich tot taak gesteld, de aanhangige vraagstukken, als de onderwijskwesiie, de herstelling van het financieel evenwicht, de voorbereiding van het strafwetboek en van de kanalenwet op 1e lossen. Daarna zou men overgaau tot een wijziging der parlementaire inrich ting, de herziening van 't belastingstelsel en het brengen van een bi tere verhouding tusschen rijks-en gemeentefinanciën. Reeds lang was echter gebleken, dat voor die hervormingen verschillende bepalingen der grondwet een beletsel waren. In 't begin van dit ziitingjaar reeds zou daarom een voorstel tot grondwetswijziging gedaan zijn, indien de ziekte van den heer de Roo dit niet verhinderd had. Thans ver klaarde de minister niet te kunnen aanblijven, indien niet bij 't begin der volgende zitting een ontwerp van grondwetsherziening met machtiging de9 Konings aan de Tweede Kamer kon worden voorgesteld. Mocht de vertegenwoordiging die grondwetsherziening niet goedkeuren, dan zou de minister zich zedelijk verplicht achten, de ontbinding van de Kamer aan Z. M. voor te dragen. Bij dezen brief was een nota gevoegd, waarin de hoofdpunten der grondwetsherziening worden aange geven. Negentien artikelen zouden worden gewijzigd. Het getal van de leden der beide kamers zou op een vast cijfer gebracht worden. Het land zou in onver anderlijke districten worden verdeeld. De regelen voor het verkrijgen van kiesbevoegdheid zouden aan den gewonen wetgever worden overgelaten. De leden der Eerste Kamer zouden zitting hebben, voor 10 jaar, die van de Tweede Kamer voor 5 jaar. Verder zou den de bepalingen van de defensie een wijziging ondergaan" De bepalingen, die nu een belemmering vormden voor een goede regeling der levende strijd krachten, zouden worden weggenomen en de regeling van den krijgsdienst aan den gewonen wetgever over gelaten. Deze brief werd van wege Z. M. aan den minister raad verzonden om advies. Aan de beraadslagingen werd deelgenomen door de ministers van Rees, Gleich- raan, Wichers, den Beer Poortugael, Smidt en van Heeckeren van Keilde heer Tak was afwezig. Vier van de ministers deelden de zienswijze van den minis ter van binnenlandsche zaken en zonden in dien geest een advies aan den Koning. De ministers Gleichman en van Rees konden zich daarmede niet vereenigen en lichtten elk hunne meening toe in een afzon derlijk advies. De minister van financiën verklaarde in zijn advies, dat hij in 't algemeen niet tegen grondwetsherziening was, maar dat een dergelijk voorstel naar zijn mee ning alleen van een krachtig ministerie kou uitgaan. Z. i. was de kracht van het ministerie ondermijnd, volgens den minister van binnenlandsche zaken door het votum over art. 1 der kanalenwet, volgens het gevoelen van den minister van financien door de be- teekenis, door den minister van binnenlandsche zaken zelfs aan dat votum gehecht, waarvan door dien mi nister in de Eerste kamer mededeeling was gedaan. De Minister van koloniën verklaarde in zijn ad vies het niet eens te zijn met de voorwaarden, door den Minister van binnenlandsche zaken voor zijn aanblijven aan den Koning gesteld. Zeer verrast was hij geweest door de onverwachte wending, die de crisis genomen had door den brief van den Minister van binnenlandsche zaken aan den Koning. De ver rassing was de3 te grooter geweest, omdat er noch bij, noch voor zijn optreden als Minister van koloniën van een aanstaande grondwetsherziening sprake was geweest. Naar de meening van den Minister van koloniën gedoogd ook de algemeene politieke toestand des lands op dit oogenblik geen grondwetsherziening. Nergens is van eenigeu algemeenen aandrang tot grondwetsherziening in den lande gebleken. De agita tie van de geloovigen is nog nauwelijks bedaard en zal waarschijnlijk ook al door den loop der verkie zingen, waardoor de kerkelijken weer meer moed en vertrouwen in eigen kracht hebben gekregen, bij de uitvoering der schoolwet opnieuw weer worden aan gewakkerd. Zal men nu ten overvloede nog de agi tatie, welke van een grondwetsherziening het gevolg moet zijn, er bijvoegen Handel en nijverheid verkeeren in gedrukten toe stand. De Atjeh-oorlog i9 nog niet ten einde gebracht; de financiën vereischen dringende herziening. Z. i. zou het een gewaagde proefneming zijn op dit oogenblik onder deze omstandigheden met een gronwetsherziening te komen. Z. i. is de tegenwoordige minister van binnenlandsche zaken wel de geschikte man om een grondwetsherziening tot stand te brengen, maar thans zoo luidt het slot van het advies van den Minis ter van koloniën is de tijd slecht gekozen. Den lOen Juli kwam de beschikking van den koning op het voorstel van de ministersZ. M. verklaarde dat hij een voorstel tot grondwetsherziening, buiten zijn iniiiatief genomen, thar.s niet kon goedkeuren, om een ministerie te behouden. Het ministerie heeft daarop 't verzoek ora collectief ontslag herhaald. Namens Z. M. ontvingen nude heeren v. d. Putte en Cremers de opdracht om een nieuw kabinet samen te stellen. Zij hadden vrijdag 11. met den koning eene langdurige conferentie, waarin zij Z. M. te kennen gaven, dat het wenschelijk zou zijn, dat eerst het gevoelen van de presidenten der Kamers en van den vice-president van den Raad van State wtrd in gewonnen, en dat deze heeren den koning adviseerden omtrent hetgeen thans te doen was. Verder achtten zij het wenschelijk de liberale leden der Tweede Ka mer te raadplegen en hun mededeeliugeu te doen aangaande den toestand, waartegen Z. M. geen be zwaar had. De mededeelingen van den heer Fransen van de Putte lokten eene uitvoerige dicussie uit. De gevoe lens der aanwezigen bleken zeer uiteen te loopen, en van eene bepaalde meerderheid bleek niet. Van de wensche- lijkheid eener grondwetsherziening was men, vooral op het punt van het kiesrecht, vrij algemeen overtuigd maar verschilde zeer over de vraag lo. of het tijd stip voor het aan de orde stellen van grondwetsher ziening goed was gekozen 2o. of dit miuisterie op dit oogenblik met goed gevolg deze zaak ten einc zou kunnen brengen. Tegen de houding des konings werd geen enke^ bedenking in het midden gebracht. Allen plaatste zich op het zuivere conatitutioneele standpunt t' bespreking van de vraag, welke oplossing thans i 's lands belang wenschelijk moet worden geacht. Ve, schillende sprekers betoogden de wenschelijkheid, d;( Z. M. zich met den Minister van Binnenlandse}' Zaken, die wel demissionair, maar nog altijd raadt man der Kroon is, nader in verbinding zou ste len, opdat de Minister in de gelegenheid zou zijn, e bedenkingen des konings tegen 's ministers plannü zoo mogelijk te weerleggen. Tot een conclusie kwam men niet. Daj^de heer<] v. d. Putte en Cremers de opdracht thans zuiiBité vaarden, is naar het Vaderland mededeelt, niet waa^ schijnlijk. Slechts deze aanteekening zij ons vergund wa I zelf3 de minister van koloniën herhaaldelijk zijij verrassing te kennen geeft, is het daar te verwonder: dat heel Nederland van verbazing de handen in slaat, en, om te gelooven, de naïve verklaring van e Haagsch correspondent noodig heeft, dat het den n nister Kappeyne wezenlijk ernst is De politieke toestand waarin ons laud, ten gPVQlt van de handelingen der liberale bewindslieden is raakt, dringt alle andere nieuwstijdingen op den tergrond. e Tot nog toe vindt de houding van het minister ook in de liberale pers, weinig verdediging. Gunsti steekt wel is waar het oordeel der pers af tegen ht dagelijksch geschreeuw der liberale bladen over incoc stitutioneele handelingen der ministers Heemskerk van Lijnden voor een paar jaren. Waarschijnlijk dit fatsoenlijker gedrag nog aan andere redenen da aan vooruitgang der pers toe te schrijven. De heer Kappeyne o. s. hebben het laatste re9t( prestige dat hun naam omstraalde voor vriend e vijand verspeeld, en de heeren die door het algeraee gerucht als hoofden van een toekomstig ministeri werden genoemd, hebben reeds nu fouten gemaakt d door de Middelburgsche Courant op de volgende wijs worden op de kaak gesteld „De grove constitutioneele fout, welke de heere Fransen van de Putte en Cremers pleegden met b bijeenroepen in 's konings naam van de liberale lede der kamer is in de liberale-partij-vergadering va eergisteren voor zooveel zulks mogelijk was - goedgemaakt door eene verontschuldiging wegens haas 's Konings machtiging was niet verleend voor hi bijeenroepen der partij, maar voor het in hoofdzai mededeelen van den inhoud van enkele tijdens h verloop der crisis gewisselde stukken. We willen di excuus aannemen, hoezeer men van menschen in zek~' positie, met reden juistheid van .uitdrukking schij?i te mogen verlangen. Eene tweede, niet minder grove fout, het mededr deeleu van staatsstukken in een tijd van zekere l: roering aan slechts een deel der kamer, is niet nK te herstellen. De kamer had behooren bijeengeroef te zijn en in comité-generaal, of pog liever in opt,J bare zitting moeten tönnis nemen hetgeen de 'a ning voor mededeel ng geschikt bad verklaard. Daaf was de tijd gekomen voor vergaderingen van part?" en partij tjes. u Thans is eene fractie der kamer met het vertr# wen des Konings vereerd, terwijl de overige le zich van de zaak hebben kunnen op de hoogte s11 len, evenals wij en ieder ander door de lect v van het Vaderland. 11 De Standaard van heden betoogt mede1. jl. zakelijke en plichtmatige van het bijeenreft

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1879 | | pagina 1