CHRISTELIJK-ÏIÏSTORISCH BLAD. .V. 4*18. Donderdag* 17 Juli. HET ZUIDEN iWE. De oer van T' «'oitf zeer kleir en "..e: Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag- ivond ten 3 lire, behalve op Christelijke feestdagen Prijs per drie maanden francof lt50 Enkele nommers- 0,05 P. Gr. Uitgever: WIJTMAN, MIDDELBURG*. gehouden in den beginr. x RIJS DER Adve.- slechts 50 cent meer b' Per regel 15 ets.: Familie-prs daarbeneden ni TV1*-, hdere re®el m^-iSdeottreürvV Lietdegaven 10 cents per reg^ondering f f 11.50 mindere 1 9 a 9.9 Middelburg, 16 Juli 1879. Ziedaar nu het ministerie door u vegiisd en van machteloosheid beschuldigd. Het ontwierp belang rijke ingrijpende wijzigingen, maar stuitte op de weigering tot medewerking der Kroon. Aldus laten zich het Handelsblad eu het Rotterdamsche Nieuwsblad uit. Aan de voornaamste dagbladen ontleenen we hier eenige beschouwingen betreffende den toestand van het oogenblik, Het Handelsblad zegt dat het tegenwoordig kabinet met grondwetsherziening als leuze is opgetreden. Integendeel zegt het JJtrechtsch Dagblad heeft het steeds getracht te voorkomeD, dat die vraag aan de orde zou jfden gesteld. Nog bij de vorige begrootingsdebatten bracht de heer van Houten de hervorming van het kiesrecht ter sprake. De minister Kappeijne maakte zich in zijn antwoord van de zaak af, juist door er op te wijzen, dat eene rationeele uitbreiding van het kiesrecht niet zou kun nen geschieden zonder grondwetsherziening, en daar voor achtte hij toen de tijd nog niet gekomen. Be vreemding moet het daarom wekken, dat die kwestie nu in de laatste dagen onverhoeds op den voorgrond is gesteld. 1 Met het oog op de houding, tot dusver door het ministerie ingenomen, is het moeielijk aan te nemeD, dat htt der regeering werkelijk ernst is de oplossing van dit vraagstuk ter hand te nemen. De Arnhemsclt courant heeft blijkbaar ook niet be grepen dat grondwetsherziening in 't bijzonder de taak was die dit ministerie zich voorgesteld had te vol brengen, want vermeldende wat de N. R. C. heeft medegedeeld voegt zij er bij zoo de N. R. C. het niet berichtte, wij zouden aan een sprookje ge- looven. Ook Het Vaderland gelooft niet aan de oorzaak van het nader ontslag zoools dat thans medegedeeld wordt. „Wij betwijfelen, zegt het blad, of bet ministerie collectief dergelijke voorstellen aan den koning gedaan heeft. Maar al ware dat zoo, het zou toch een eenigszins vreemd einde zijn. Eerst verzocht de mi nister van waterstaat zijn ontslag op grom! der ver werping door de Tweede kamer van de kanalenwet. De minister van binnenlandsche zaken voelde zich genoopt gelijk verzoek om ontslag tot deu koning te richten, omdat naar zijn oordeel de stemming van 20 Mei het bewijs had opgeleverd, dat de zekerheid om voor groote maatregelen, die vanwege de tegenwoor dige regeering mochten worden voorgesteld de noodige overeenstemming met de vertegenwoordiging te ver krijgen, ontbrak. De andere leden van den minister raad verklaarden met de zienswijze hunner genoemde ambtgenoolen niet in te stemmen en bepaaldelijk niet voor hun verantwoording de gevolgen te mogen nemen, aan het verleenen van öntstag aan den minister van binnenlandsche zaken verbonden, doch voor liet geval dat aan het verlangen van dezen minister werd vol daan, verzochten zij, dat gelijke beschikking ook ten hunnen aanzien zou worden genomen. „Nadat de Minister van Binnenlandsche Zaken op daartoe bekomen aanschrijving zijn verzoek nader had toegelicht, en de laatstgenoemde leden van den Mi nisterraad hadden herhaald, dat zij de verantwoorde lijkheid om den Kooing tot het geven van ontslag aan den Minister van Binnenlandsche Zaken te advi- seeren, niet mochten op zich laden, werd bij kabi- netsschrijven van 15 Juni ter kennis van den Minis terraad en van de beide betrokken Ministers gebracht, dat het Z. M. den Koning had behaagd, het ontslag, door den minister van Waterstaat gevraagd, niet te verleenen insgelijks het ontslag door den Minister van Binnenlandsche Zaken gevraagd, te weigeren, en het door Qo andere leden van den Ministerraad sub sidiair gedaan verzoek om ontslag dientengevolge als vervallen te beschouwen. „Tusschen dat standpunt der crisis en hetgeen wij nu, ra ruim drie weken, vernemen, hestaat voor het oningewijde publiek^BDB^erband. „De reden yan de crisis voor ruim drie weken, was de official medegedeelde raeening van den mi nister van Binnenlandsche zaken, dat het ministerie geen meerderheid in de Tweede Kamer zou vindeD voor belangrijke maatregelen thans spreekt men van een weigering des Konings om in belangrijke en in grijpende voorstellen van het ministerie te treden. „Het is zeer te betreuren, dat geen der beide Kamers vergaderd is. Zeker zou men dan meer gege vens hebben, om over den politieken toestand van het oogenblik te oordeelen." Het Dagblad v. Zuid-Holland is „van hetzelfde ge voelen „Het vermoeden zou wel eens gegrond kun nen zijn," zegt het, „dat het wezenlijk motief voor het verlangen om af te treden van een of meer der ministers uit het oogpunt van het algemeen belang eigenlijk zoo weinig te beduiden had, dat men, toen 't op handelen aankwam, er toch niet goed mee voor den dag durfde treden dat men er toen iets bij is gaan verzinnen en, eenmaal daaraan begonnen zijnde, er dag aan dag in geslaagd is, nog meer en zooveel overhoop te halen, dat de crisis er niet alleen door gerechtvaardigd geworden scheen, maar de ministers er bovendien nog op een kunstmatig opgebouwd pië destal door verheven worden. De Amsterdamsclie Courant vraagt, waarom het Handelsblad niet eerder gerept heeft van 't geen het nu zegt geweten te hebben omtrent de plannen van het ministerie. „Of wil," vraagt de Amsterdamsclie Courant „het Handelsblad volhouden, dat de natie wist, dat het thans demissionair kabinel-Kappeyne zwanger ging van zulke stoute voorstellen Dat zal moeielijk gaan, en ware het blad oprecht, het zou met ons en met iedereen erkennen, dat bovenstaand nieuws der Nieuwe Rotterdamsche Courant ook voor zijne redactie uit de lucht is komen vallen. Daarop thans allerlei fantasiën te brodeeren, om de liberale ministers, door er den constitutioneelen vorst bij te slepen, te verheffen, is meer gemakkelijk dan stichtelijk. Kort en krachtig zegt het JJtrechtsch Daoblad: De pogingen, die worden aangewend, om een or dentelijke reden voor het aftreden der ministers te vinden, bewijzen meer dan iets anders de iuistheid onzer reeds vroeger ontwikkelde meening, dat met plan tot aftreden even onbekookt is als het optreden on- I doordacht geschiedde. Zeer juist en hiermede kannen we thans ein- reinig ter marh digen, blijkt de profetie, bij het opTeinig begeer/ zoozeer toegejuichte ministerie geuit doo^ermaassc^ Bronsveld in het nummer der Stemmen -. bij kleini^ 1S77. Zuiden no. 197. a°6 30° „Het is mijn vaste overtuiging, dat de meerderheid'v f 't volk in dezen Haarlemschen afgevaardigde (mr. Kap peijne) niet het noodige vertrouwen stelt. Iets anders is he; een bekwaam advocaat, een handig debater, een grop geleerde iets anders een man te zijn, op wien hee een volk steunt en rekenen durf... Eu zulk een mar is de heer Kappeijne niet. Evenmin zijn het die leder, der kamer, die het meest met hem schijnen te sym-, pathiseereu. Wij zullen, ook al nemen zij de ministe- rieele zetels in, toch het gevoel hebben, alsof worden geregeerd. Bijna iedereen zal lust gevoelen en zich niet ontzien om met die stuurliên in dei stuurstoel te redekavelen over weer en wind, met her zich volkomen gelijk te stelleD, en niet al te zeel zich te bekommeren over hun uitspraken. Hoe belus onze radikaJe mannen er ook op zija, om de minder heden met felheid te bejegenenhoe hard zij misschiei 't ons doen gevoelen zullen, dat zij de meerderheu (van stemmen hebben, nooit worden zij een regeerinj in den eminenten zin van 't woord; nooit hebber zij, wat voor een regeering onmisbaar is r""> zag. En dreven zij een wet door op £1* Pct* derwijs, die in onbarmhartigheid jegens de Vï^ë:scfy) overtrof, wat Lodewijk XIV bestond tegen de Hughs' noten: wij zouden nog niet vreezen, maar daarin j begin zien van het einde, dat God maken ging ah'a( een onrecht, dat ten hemel schreit. Ons beginsel brengt; mee, dat wij nooit tot de partij der wanhoop behooren." I De Nieuwe Rotterdamsche courant van hedeD deelt mede dat Z. M. aan de heeren Fransen van de Putte en E. Creraers de samenstelling van een Ministerie op» gedragen heeft. Eenige dagbladen Rebben dezer dagen gemeld dat de nieuwe onderwijswetop eenige technische regelingen na, ter uitvoering voor 1880 gereed ligt. Die bijvoeging „uitgezonderd eenige technische rege lingen" kwam ons zoo duister voor dat we met mede- deeling gewacht hebben tot meer licht (dat inmiddels niet kwam) zou verschaft zijn. De vraag rees al dadelijk, behooren de millioenen die tot uitvoering der school» wet noodig zijn tot de uitzonderingen die nog geregeld moeten worden, of zijn deze reeds aangewezen? Zóii ja, dan zal een groote schrede vooruit gedaan zijn* Zoo neen, dan is er veel kans dat het komend mini sterie, van welke kleur ook, niet zoo luchthartig me' uitgaven zal omspringen tot dekking van welk leers, de wetten nog moeten aangenomen worden. Veel bijzonders bevat deze mededeeling in onsxoo:j< niet. Best mogelijk dat minister Kappeyne bij zij»; heengaan zeggen wilde uitvoering is gereed, ik deel» mijn plicht, dat zij die na mij komen den hunne'] 1 doen De anti-revolutionaire kiesvereeniging te Leider heeft het volgend gros opgemaakt voor de aanstaan» verkiezing van een lid der Tweede Kamerjhr. m G. J. Th. Beelaerts van Blokland, te 'sHage*

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1879 | | pagina 1