fiimsmiJIHIISTORISCH BLAD. 410. 20 Maart. Ilonderdag HET ZUIDEN, Verscliiint eiken 'Maandag, Woensdag en Vrijdag avond ten 8 uve, Behalve op Christelijke feestdagen Prijs per drie maanden francof 1^0 Enkele - O,Go Uitgever I?. G. WIJTMAN, te IMIDDEIHBTJTU*. Prijs der Advertentiën: Per regel 15 ets.; Familie-berichten van I regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. - Liefdegaven 10 cents per regel. Middelburg, 19 Maart 1879. De Tweede Kamer der Staten Generaal heeft maandag en dinsdag gewijd aan de z. en duidelijkst uitgedrukte, gelijkmaking der grondbelasting. InJJ375 had er eene herziening plaats van de opbrengst der gebouwde eigendommen. Op dezelfde wijze wil men nu de ongebouwde eigendommen herzien, niet om de op brengst voor 's rijks schatkist te vermeerderen, althans nu niet, dat komt eerst later, maar om meer gelijkmatige verdeeling te brengen inde lasten. Tal van beschouwingen over. staathuishoudkunde en staatsr cht werden bij de behandeling van dit wets ontwerp door tal van leden teu beste gegeven. Een groot aantal amendementen werden voorgesteld of aangekondigd. Bij "de behandeling van deze zullen we overvloedig gelegenheid vinden op eea en ander te wijzen. Indien men tc Arnhem geen goede keus doet voor een lid der Tweede Hamei1, ligt het uïet aan het aantal der personen, waaruit men te kiezen heeft. In twee correspondentiesin districts-bladen wordt de aan dacht gevestigd op generaal Booms, prof. J. Spanjaaard, den oud-directeur iu Nederl. I utile, Bosscher, den algemeene secretaris, mede van Nederl. Indië, Levys- sohn Norman en den oud luitenant-kolonel der O. I. genie van Zuylen; bovendien noemt de heer G. J. Keiser in een ingezonden sluk iu de Am. Cour. de luite nant-kolonels R. A. W. Sluiter eu J. A. Schuurman, den majoor W. C. Ilojer eu de kapiteins A. Kool, W. Rooseboom eu F. M. P. baron van Eek. Benijdenswaardig district, waar men zoo groote keuze heeft! De ultramontaansche kiesvereeniging Noord-Brabant heeft in eene maandag gehouden vergadering tot can- didaat voor de Tweede Kamer, ter vervanging van wijlen den heer Van Ziunicq Bergmaan, gekozen den heer mr. J. G. de Bruijn, ond-wethouder te Rotterdam, en thans te 's-Hage woonachtig. Blijkens een bij het departement van koloniën ontvangen telegram van den gouverneur-generaal van Nederlandsch Indiè dd. 6 Maart worden de troepen, die in XXII Moekim gelegerd zijn, nog steeds door de weersgesteldheid verhinderd om de operatiën uit te voeren, die na de vermeestering van Moentassih en de onderwerping van Habieb Abdul Rachman en Toekoe Moeda Bait nog noodig zijn geacht tot fnuiking van het verzet der vijandige hoofden in Aljeh, die zich in den laatsten tijd vooral in de XXVI Moekim vereeni^d hebben. Tengevolge van de aanhoudende regens eu overstroomiugen stond het terrein nog gedeeltelijk ouder water of was het voor de artillerie te drassig. Men heeft er zich dus toe moeten bepalen verkenningen te doen en aan de verbetering der wegen te werken. De gezondheids toestand der troepen in de XXII Moekim wordt niet ongunstig genoemd. Een gedeelte der rijkssieraden van de vroegere sultans van Atjeh is door Toekoe Moeda Bait aan onze autoriteiten ter hand gesteld. In de onderhoorigheden heerscht rust. We meenden de volgende necrologie van Mevr. Groen van JPrinsterer, in Be Standaard opgenomen, be langrijk genoeg om ook onder de oogen onzer lezers te brengen. Elizabeth Maria Magdalena Groen van Prin9terer, geb. Van der Hoop, dochter van Mr. Abraham Johan van der Hoop, in leven burgemeester van Groningen, en van Vrouwe Arnoldine Aleida Tho massen a Thuessink, werd den 6den Februari 1807 I geboren te Groningen, waar hare ouders des winters vei-blijf hielden, des zomers bewoonden zij het land- I goed de Bult, bij Steen wijk. Hare degelijke en godsdienstige opvoeding werd in de japen 1822 ea volgende voltooid te 's Hage op het Instituut der dames Ilersbach en Achard, waar zij door gaven van verstand en hart aller achting en genegenheid verwierf en meer dan één blij venden j vriendschapsband sloot. Op 23 Mei 1828 trad zij in het huwelijk met Mr. i G. Groen van Priusterer, tiisscheu wiens vader en den j voortreffelijken Groninger leeraar Thomassen a Thues sink een nauwe vriendschapsband bestond. Den winter van 182829 bracht zij met haren echtgenoot, toen secretaris van 's Konings Kabinet, j te Brussel door; en het was daar, dat de prediking en toespraak van Ds. Merle d'Aubigné ook haar tot het nieuwe leven bracht door het waarachtig zondaarsge- loof in den gekruisten Heiland. Na den Belgischen opstand verbleven de heer en mevrouw Merle eenige maanden in 's Hage. Mevrouw Merle spoorde toen de overledene tot Christelijke werk zaamheid aan. Het eerste blijk hiervan was de oprich ting eener Christelijke naai?chool, thans nog bloeiende tot het laatst onder de hoofdleiding van mevrouw Groen gebleven en die rijk bleek in weldadigen invloed op meer dan ééne generatie. De overige instellingen waaraan Mevr. Groen van Prinsterer of initiatief of medewerking schonk, zijn bepaaldelijk te 's Hage (want haar ijver strekte zich uit over gansch het laud en daarbuiten): de Vereeni- ging tot verschaffing van handwerk aan bekoeftigen het Christelijk leesgezelschap voor hooizere standen; de instelling van moederlijke liefdadigheid (kraam vrouwen) de Hofjes voor bejaarde vrouwen: l'ami des pauvres; be /ordering van de belangen der diacon- nessen-inrichting; en het Evangeliesatiegebouw in de Bagijnestraat. In dat alles werd zij edelmoedig gesteund door haar man. In 1836 vergezelde ze dezen op diens wetenschappelijke reizen naar Parijs, Besauqon en (over Zwitserland) naar Cassel. Overal werden n:et uitmuntende mannen en vrouwen betrekkingen aan geknoopt, die tot den dood zijn blijven voortduren en wederzijds rijk waren in uitnemende vruchteu. De op staatsgebied en geschiedenis zoo veelomvat- tende studiën van haar voortreffelijke man steunde ze niet alleen door het beheer van huiselijke zaken en goederen en van de uitdeeling der goede gaven voor een groot deel op zich te nemen, maar niet minder docr zelve zich tot veel te leeneu en in zekeren zin Groen Groen te doen zijn* Bij matigheid en ouvermoeide werkzaamheid paarde ze een uitnemend verstand, scherpen blik en helder oordeel. Maar wat de edele vrouw boven alles ken merkte, was eene warme liefde, allereerst haar echt genoot gewijd, maar voorts alleu, zonder onderscheid van stand, jaren of begaafdheiden, wijl ze zelve geene moedervreugd kende, niet het minst de kinderen barer betrekkingen en vrienden, omvattend. Een liefde, vrucht der hoogste liefde en tot die liefde velen leidende. Een liefde zoo rijkdat menigeen zich daarvan bijna bij uitsluiting waande het voorwerp te zijn. Van die liefde getuigden, ook in het midden der lijdens, de laatste dagen en oogenblikken. Ja, zoo op iemand, dan zijn wel op deze voortreffelijke vrouw de woorden toepasselijk van II Petrus 1 58. Ps. 84 4. De Heer schonk in haar aan stad en land eene heerlijke gave; eu wat van weinigen geldt, het mag op haar graf getuigd worden, dat ze geschitterd heeft op aarde, maar om nog heerlijker te schitteren voor den troon van haar God Nadat gisteren ochtend ten sterfhuize een plechtige lijkdienst was gehouden, waarbij de predikanten Moll, van Rhijn uit Wassenaar en Gunning het wcorcl hebben gevoerd en de kinderen der school, die door de overledene werd beschermd, een toe!; selijk lied hadden gezongen, werd het stoffelijk o schot der diepbetreurde vrouw ten gave geleid. de begraafalaats Ter Navolging, nabij Schevenir was eene onafzienbare schare vereenigd. Prins A ander deed zich bij deze plechtigheid vertegenwe. digen. j Alvorens het stoffelijk hulsel aan den schoot aarde werd toevertrouwd, hielden de predikac Gerth van Wyk en Knotterus, van de Ned. He en Schrader van de Duitsch Evangelische gemee indrukwekkende redevoeringen, waarbij op de gr< liefde Gods werd gewezen. Met het zingen van 2 van Psalm 68, werd deze plechtigheid beslo Nadat de kist, door een twaalftaf bloemkranse-n-- dekt, in de groeve was nedergelaten, dankte de 1 Van der Hoop van Slochteren alle aanwezigen v de laatste eer, der overledene bewezen. De heer J. H. Breijer te Gravenhagebeki om zijn strijd tegen volkszonden, zond ons laatste geschrift. De heer Breijer betoogt dat op heldere en duidelijke wijze dat hij, niet in dj van Christendom, Godsdienst of Zedelijkheid, vc ziening tegen volkszonden verlangt, dat het de vraag der regeering mag zijn: weet gij practis maatregelen, dan zal het Gouvernement ze/ Besturen en regeeren behooren niet tot jjuo maar tot de bedrijvende werkwoorden. De koning zweert (belooft) dat hij de algemeeni bijzondere vrijheid en de rechten van alle onderda zal beschermen, en tot instandhouding en bevordei van de algemeene en bijzondere welvaart alle mid len zal aanwenden, welke de wetten ter zijne bescl king stellen, zoo als een goedkonirg schu! is te doen. De koning moet dus volgens d« eed of deze belofte steeds handelend optred de ministers die den koning terzijde staan, hem ii vervulling van zijnen plicht steunen, hebben deze verplichting op zich genomen. Het voegt dus g Minister om tegenover eene krankheid in 't volksle allerminst tegenover deu kanker die aan de volksi vaart knaagt, eene afwachtende houding aan te nen Indien nu Christendom, Godsdienst en de Zedel heid niet meer in aanmerking kunnen komen leidende grondbeginselen voor het Staatsleven en Staatsbelang, waarom nog altijd met die woor gespeeld en geschermd P Een christelijke staat zijn wij niet meer, godsdienstige eveumin, en zedelijkheid wil i nog altijd in eere houden, doch hoe? Maar nu, indien hpt instandhouden en bevorde van algemeene en bijzondere welvaart deeisch is die de regeering wordt gedaan; de plicht is welker vulling zij op zich heeft genomen, en de hierbo genoemde beginselen niet meer in aanmerking kim komen, dan is toch niets natuurlijker dan dit men, andere leidende beginselen stelle, én mij betreft., ik meen dat het niet ongerijmd, n integendeel zeer doelmatig zou zijn om te zegs 1°. de regeeriug is geroepen om in stand te hou en te bevorderen de algemeene en bijzondere welv der ingezetenen, d. w. z., hun maatschappelijk huiselijk geluk; 2". dat geluk kan slechts verkre worden door de on verbroken en vereenigde samen werl van gezondheid, welvaart en vrede; 3°. het is ov.er gend gebleken uit het onderzoek door de regeering i steld, dat drankvervaardiging, drankverkoop en dr; gebruik, de kanker is die het maatschappelijk en selijk geluk der burgers ondet mijnt; 4o. het onbetamelijk om in het bijzondere leven der bur, in te grijpenaan een ieder moet 't vrijstaan te k als christen, als godsdienstig mensch, als zedi menscb, als verachter van allen godsdienst, als vet der van alle zedelijkheid; 5o. in zooverre ec

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1879 | | pagina 1