CIIRI ST 1L IJ R-HIS T O RIS (1H BLAD. Onze Landsverdediging, V 399. Zaterdag 1 Februari. HET ZUIDEN Verschijnt eiken Maandag, Wobnsdvg en Vrijdag avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen Prijs per drie maanden francot H50 Enkele nommers- 0,05 Uitgever: 1?. G. WIJT31AN, te MIDDELBURG. Prijs der Advertentiën: Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 1- regels ƒ1, Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 10 cents per regel. I. Onder de belangrijke zaken, waarop in de laatste dagen door de christelijke dagbladpers de aandacht van het publiek is gevestigd, be hoort in de eerste plaats genoemd te worden »'s lands defensie." De kleine man met groote gaven, die zoo veel ministers van oorlog politiek doodde en bedroef, de eenige die een vast plan van lands verdediging scheen te hebben en meende te kun nen doorvoeren, is ondanks alle middelen der heelkunde werkelijk dood en begraven, en nie- j mand weet waar een opvolger zijner waardig i te vinden is, niemand weet wat zijn opvolger zal i willen en kunnen tot stand brengen. Bijna ieder weet dat tegen onze verdedigingsmiddelen groote bezwaren worden ingebracht, dat van de bestaande het grootste deel als gebrekkig wordt afgekeurd. Ieder is door het herdenken der Unie bepaald bij de groote daden, door onze vaderen met kleine middelen verricht, en bij het roemrijk verleden onzer machtige republiek. En nu komt daar in de artikelenreeks over het voorloopig aangenomen, en weldra zonder groote wijzigingen voor goed aan te nemen antirevolutionair program, onze landsverdediging aan de orde. Geen wonder dat de drie heldere artikelen met aandacht zijn gelezen. Wie ze leest, en niet bedenkt dat het toe lichtingen zijn van eèj$ program, omacbry vingen van wenschen, - roept onwillekeurig u t: ja, zóó is er voor ons vaderland niet te wanhopen, zóó is er voor te vechten! Wie ze echter leest, en met den tegen woor- digen toestand vergelijkt, wie let op hetgeen door de. wenschen voor de toekomst, in hetlieden wordt veroordeeld, wie daarbij bedenkt hoe dapper en hoe te vergeefs de Denen achter Sterke bolwerken tegen de Pruisen vochten, en hoe zij in den steek werden gelaten, onwil lekeurig zucht hijer helpt toch niets meer aan voor ons arme vaderland. Aan de mogelijkheid van het voeren van een aanvallenden oorlog behoeft ons volk niet te denken. Het zou moeten zijn in bondgenoot schap met eene der naburige groote natiën tegen eene andere, die in niet zeer verwijderde toekomst ons volksbestaan zou bedreigen. Het zou moeten zijn om een zoo goed als wissen oorlog op deze wijze over te breugen op 's vijands groud. Anders blijft alle gedachte aan een aanvallenden oorlog verre. In vollen zin des woords is er dus alleen sprake van verdediging. En toch is de vraag niet geheel onnatuurlijk waarom zouden wij vechten Het antwoord is zekervoor vorst en vader land voor vrijheid en recht. Als eenmaal oorlogsgevaar dreigt, dan zullen de groote heeren, die aan 't roer zitten en t'huis blijven, het niet laten ontbreken aan gloeiende preeken, welke bovengenoemde woor den tot tekst hebben. Maar voor woorden 7echten wij niet. 't Moet voor werkelijk bestaande en voor dierbare zaken zijn. Nu zien wij echter dat bet er op toegelegd wordt, om aan die woorden, die klankenhunne ware beteekenis te ontnemen. Geen naam is er die met meer luister door de geschiedenis van drie eeuwen blinkt, niet alleen in Nederland, maar in de wereld zelfs, dan dien van Prins van Oranje. Maar de roem van den eersten prins van dien naam kan on der het opkomend geslacht niet tot zijne volle recht komen wat hij als geloofsheld tot stand bracht, wordt nog slechts door den volharden den ijver van een deel des voiks aan een deel der jeugd bekendgemaakt. Een geschiedschrijver, die zelfs den doctorstitel voert, is met eene ridderorde versierd, nadat hij niet veel goeds had verteld van hem, dien wij als Vader des vaderlands eeren. Hoe stadhouder Willem III in Engeland het protestantisme redde, en hoe hij in Lode wijk XIV het jezuïtisme bestreed, komt menig Nederlander niet te weten; eerder hoort hij de deugden der gebroeders de Witt roemen. Het schijnt dat, hoe hooger titel de Orauje- vorsG draagt, hoe minder hij mag beteekenen. Vroeger was hij stadhouder en een man van macht en invloed, maar Indie was het land van de Compagnie. Nu is hij koning, koning ook van de Oost, en nu wordt meer en meer het streven openbaar, om hem ouder vleierij en eerebetoon te maken tot een ambtenaar, benoemd voor zijn leven, in dienst van ueu staat, dat is: van de bovendrijvende partij. De mooist opgestelde proclamatie, om het volk ten strijde op te roepen voor den vorst, wordt eene oproeping om te strijden voor de bestaande orde van zaken. Het vaderland, ja, maar is het zooveel bloed vergieten waard, wie er in dat vaderland baas is Het land ontneemt men niet aan zijne inwoners. Zij mogen in eigen huis en bij eigen haard blijven; 't gaat niet meer als in de dagen van Salmauezer en Nebukadnezar, die heele be volkingen overplaatsten. Het is in het belang eener veroverende mogendheid, om de nieuw ge wonnen provinciën ten spoedigste welvarend te 'maken en aan zich-te verbinden; iets anders is in westelijk Europa altbans niet te- ver wachten. Zal men voor 't vaderland strijden, dan is het omdat men het er goed heeft, omdat mer er eene vaderlijke regiering heeft, en kan voor-1 zien in de behoeften des levens voor zichzelveii en de zijnen, in de lichamelijke en geestelijke behoeften beide. Nu schijnt men het er op toe te leggen, om ons zooveel aardsch en stoffelijks aan te bie den, dat het geestelijke er ouder stikken moet en dus ook het stoffelijke geen vruch'eu .a werpt. Wat geestesontwikkeling genoemd wordt heeft nu geen hooger doel dan het aardsche. 1 Vrijheid is toch wel waard dat een volk e voor strijdt Voorzeker. Maar dan moet het ook een vrijheid zijn, waarvan het gansche volk gene hebben kan. Vrijheid in de keuze eu uitoetenim van beroep, vrijheid van spreken en schrijven vrijheid van godsdienst, vrijheid van ojivqedH en Maar 't gaat al haperen. Al opnoeme^H gevoelt men dat er vrijheden zijn, die niet het deel van 't geheeie volk mogen zijn, omdat er onder het volk eene partij is, die zich sommige vrijheden voorbehoudt, en wel de vrijheid oin over ambten en bedieningen te beschikken, om de geldmiddelen te beheereu, en om in alle kringen en standen hare minachting van allen godsdienst, vooral van het christendom, ingang te doen vinden. Komt de nood aan den man, dan wordt hei gansche volk ten strijde geroepen door de machthebbende partijhoofden, opdat niet de *komen en wegnemen beide onze plaati en ons volk." Het volk zou te wapen moeten loopen om d< heerschappij te bestendigen van mannen, di< in verscheidene opzichten hunne medeburger! als overwonnelingen behandelen Laat ons niet vergeten dat in >het land de vrijheid," aan de overzijde van den oceaan, een machtige partij vele jaren lang heeft geijverc en zelfs vier jaar heeft gevochten voor d vrijheid om slaven te houden, voor het eigen domsrecht der heeren op hunne zwarte min beschaafde medemenschen. Voor recht zal het volk gewillig de wapen opvatten? Een zeker rechtsgevoel is den mensch ing( 1) Zelfs het toppunt ran fijn genot wordt ons i een der meest geprezen tijdschriften voorgesteld, a het hartelijk lachen om de keurig beschreveu dwaa heden van een getrouwd heer, „die zichzelf verget< heeft en met eene winkeldochter, die hem uit ha zwarte oogen lief had aangekeken" zoo als Oi volk zegt voor zijneigen uitging.

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1879 | | pagina 1