fiHRISTELIJR-aiSTORISCH BLAD. ;$9i. Dinsdag 14 Januari. VOLKSZONDEN. wr-s-a -> s^-r^^rrr, ~vrawnt;c:±£F?> ~7Tf^sxf?tfTiv#s;n HET ZUIDEN, g'Cfl Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrudag- I avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen Prij3 per drie maanden francof 1,50 Enkele nommers- 0,05 F» G Uitgever W IJ T M A N, MID DELBURG. Prijs der Advertentiën: Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 1 regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 10 cents per regel. Terwijl we ons gereed maken om onzen lezers I eeuig verslag te geven van de feesten die de hoofd stad van ons land bij de blijde inkomst van HH. MM. den Koning en de Koningin zal vieren, bereikt ons plotseling en ongedacht de treurmare van het overlijden van Z. li. II. prius fleudrik der Nederlanden. Heden ochtend vroeg is Prins Hendrik te Walfer- I dange, in Luxemburg aan een beroerte overleden. Wij kunnen ons voorstellen welke verslagenheid I dit bericht heden in ons geheele land maken zal. Kort nadat een tijdperk van nieuw levensgeluk voor den Prins, en in hem voor de natie zioh opende, wordt een der meest beminde van onze Oranjevorsten I uit ons midden weggerukt Met vreugde heeft Nederland voor weinige I maanden den Prins en zijne Gemalin be groet en verwelkomd. De nanicht van de vrome Louise Henriette van Brandenburg, zou onzen prins Hendrik tot eene trouwe levensgezellin zijn, door woord en daad een voorbeeld zijn voor ons volk, schitteren door die heerlijke deugden die den Prins I zoozeer bemind maakten onder ons volk. En thansin éen oogenblik vervloog alle I hoop, en werd alle vreugde vergald. God riep Prins Hendrik, in den vroegen morgen van heden uit het midden van een hem beminnend volk, dat hij zoo menigmaal ten steun was, tot zich. Meer dan een koninklijke kroon dat gelooven we is hem door onzen God geschonken. i. Er is al onze lezers weten het in de Tweede Kamer sprake geweest van iets te doen tot tempering van de dronkenschap, van iets te doen tegen de hoererij. Het was Baron van Wassenaer Catwijck, die daarover tot den mi nister het woord richtte. Hij kreeg nul op 't rekest. Toch wilde de minister wel praktische voor stellen aanhooren en overdenkeD, maar hij ge loofde niet, dat de regeering er veel aan zou kunnen doen. Hij was er «bang voor dat, als zij begon in te grijpen, handelend op te treden op het terrein der zedelijkheid, de regeering dan de grenzen van het staatsgezag al gauw zon te buiten gaan. Wij hopen dat de voorname voorstanders van zedelijkheid spoedig, in de Tweede Kamer, met praktische voorstellen voor den dag zullen komen. Maar nu zijn wp er op onze beurt wat bang voor, dat de minister die voorstellen toch onpraktisch zal vinden, ze als onaannemelijk zal ter zijde zetten, even als hij gedaan heeft met de allerbillijkste voorstellen tot oplossing van den schoolstrijd. In den schoolstrijd was het den minister er niet om te doen om de vrije christelijke scho len uit te roeienwel neen, hij laat ze in't leven, als zij zich kunnen staande houden, maar ge temperd heeft hij de christelijke school zooveel hij kon en durfde. Welnu, het was ook volstrekt de vraag niet of de minister zóó diep in het leven der bur gerij zou ingrijpen, dat hij het land van alle dronkenschap en alle hoererij zou zuiveren, maar of hij die zonden zou willen temperener iets tegen doen. Wij twijfelen er niet aan of de mannen, die van de bestrijding der volkszonden eene studie hebben gemaakt, hunne wenscben en bedoe lingen in den vorm van een wetsontwerp zul len gietenwij twijfelen er evenmin aan of zij ze bij de eerste gelegenheid den minister zullen voorleggen, met medewerking en door tusschen- komst van een aantal kamerleden. Het is intusschen de taak der pers, om ook op dit punt de volksconscientie wakker te maken en te houden. Het trof goed, dat De Standaard met de lezenswaardige beschouwingen over Ons Program" zoover was gevorderd, dat het tweede der drie voorloopig ingelaschte ar tikelen, dat het onderwerp der Publieke Eer baarheid" juist nu aan de orde kwam. Altoos zal het kwaad handige pleitbezorgers vinden, die zich beroepen zullen op de per soonlijke vrijheid, welker aanranding door ons volk niet zou verdragen worden. Wij zullen ons steeds bevinden onder de eersten, die voor de vrijheid van het bijzonder leven, voor de onschendbaarheid van huis en haard opkomen. Daarom is het onze wensch, dat de overheid slechts optrede tegen de volks zonden, waar die openlijk worden bedreven, tegen de personen, die de volkszonden openlijk in de hand werken. Zoo zou er al heel veel te doen zijn. Dronkenschap en hoererij zijn zonden, die den dader niet alleen benadeelen ook de zijnen lijden er onder, en menigmaal in zeer groote mate. Zou men nu moeten wachten tot dat de dronkaard rustverstoorder, of aanrander van eens anders lijf of goed geworden is, eer men er toe overgaat om iets tegen hera te ondernemen De dronkaard, waar hij zich in het openbaar vertoont, of hij komt uit eene >gemeene" kroeg, uit de fatsoenlijkste" sociëteit, of van een familiefeest, of het zondag, werkdag, ker mis, nieuwjaar, koopdag, loting of iets anders is, dat als verontschuldiging wordt aangemerkt de dronkaard is, zoolang zijn roes duurt, eeu gevaarlijk wezen voor zichzelven en voor anderen; hij is tijdelijk een zinnelooze. Daarom behoort de dronkaard ter voorkoming van twist, brandy stichting »bij ongeluk", moord of onvrij willig zelfmoord in bewaring te worden genomen^ In den Franschentijd toen alle samenscholingen, zelfs van weinige personen, verboden waren, moest ieder een lantaarn met licht dragen, als hij 's avonds over straat ging. Wie geen lan taarn had, of 't ongeluk had dat zijn licht uitging, werd opgepakt en tot den volgenden mor gen opgesloten. Op een bepaald nur werd aan 't° gevangenhok een klokje geluid,en daarna werden, tot waarschuwend voorbeeld voor de saamge- stroomde toeschouwers, de gevangenen vrijge laten. Zoo moest men met alle dronkaards doen, dan liep er geen een in 't water, dan viel er geen een van zijn eigen trap, dan ranselde er geen een zijn eigen vrouw af, ten minste als hij zijn roes buiten 's huis had opgedaan. De overheid heeft eene heel wonderlijke be-5t" schouwing van de dronkenschap; zij beschot! deze zonde die de moeder is van zoovi andere zonden en misdaden maar al te als verzachtende omstandigheid bij gepleegd mi^ drijf. De dader was dronken, hij wist niet Wi hij deed, hij zou 't nuchter niet gedaan heb' benen 't kwaad is hem al half vergeven. Is het soms zoo, omdat rechters en advocaten, die samen gestudeerd hebben, uit hun verleden zich oogenblikken herinneren, die hen beletten den eersten steen op den beklaagde te werpen Naar onze meening moest dronkenschap eene verzwarende omstandigheid zijn, die ver dubbeling der straf eischt. Ieder weet wat het gevolg van onmatig drinken is, ieder die zich opwindt tot een staat van zinneloosheid is dubbel strafbaar. Eene vlaag van krankzinnigheid moet eene verzachtende omstandigheid zijn, maar kan iemand, die zich moedwillig door sterken drank of wijn »den duivel in 't lijf' drinkt, minder straf baar worden geacht, dan de misdadiger in koelen bloede? Op dit punt is de volksconscientie gelijk aan 't kompas op een ijzeren schip, dat door al het ijzer rondom wordt afgetrokken van het ware noorden; dat kompas moet hooger ge plaatst worden op een steunpunt, dat het aan den storenden invloed van het ijzer onttrekt. De overheid maakt de gelegenheid tot drank verkoop zoo gemakkelijk mogelijk. Men heeft slechts een patent te nemen, en de zaak gaa»«- haren gang. In menige straat vindt men kroegen, huis aan huis; en als de wintervorst stroom en 1 plas tot een vasten vloer maakt, verrijzen er al dadelijk drankwinkeltjes op. Voor besmettelijke ziekte waarschuwt de g overheid door aanplakbiljetten, even goed zou zij er voor kunnen zorgen, dat de kroegen en g

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1879 | | pagina 1