HANDELSBERICHTEN. INGEZONDEN STUKKEN. CORRESPONDENTIE. Het ingezonden stuk van ds. d. J. in ons volgend nommer. Graanmarkten enz. Oostburg, 24 October. Met geringen aanvoer was de omzet klein; men betaalde voor jarige Tarwe f 13,— f 14,75 a f 15,25; nieuwe dito f 13,50 A f14,— Rogge f8,75 A f9,— Wintergerst f7,75 A f8,50; Zoraergerst f6,75 a f7,50; Haver f2,75 A 1 4,COPaardenboonen f8,erwten f8,50 a fll. Middelburg, 25 October. De aanvoer was ruim en de prijs van sommige artikelen iets lager, z. a. nienwe Tawre 40 ets. Zomergerst 10 a 20 ets. harde Witte- "boonen 25 a 50 ets lager, Bruineboonen daarentegen 25 A 50 ets. liooger. Jarige Walchersche Tarwe f 14,75 a f 15.mindere f 14,50 a f 14,65 nieuwe Walcher sche Tarwe f 13,60 nieuwe rogge f 9,50 Walchersche Zomergerst f7,30 a f7.40, harde Walchersche Witte- boonen f 14.25 a f 14.50, Bruineboonen f 14,50 beste dito Paardenboonen f 7.75groene Kookerwten in de beste soort f 11,50 a f 11,75 winterkoolzaad f 16,—. Boter per kg. f 1,15 a f 1,50. Eieren f 5,50 per 100 stuks Prijzen van eiteeten. Amsterdam, 25 October 1877. 2l/s pet. 64 Nederl. Rusland. Polen. Oostem Italië. Spanje. Portugal, Turkije. Egypte. Amerik. .Brazilië. Certific. Werkelijke schuld, dito dito dito dito dito dito Loten stad Rotterdam dito dito Amsterdam Obligatiën 1798/1816 Certific. Inscr. 5 serie Obl. Hope Co.1855 6e serie i dito f 1000 1864 dito L. 100 1872 ditoL. 100 1873 Loten 1864 Loten 1866 Inscr. Stieglitz Co. 2e A 4 L. Obligatiën 186769. Aand. Spoorw. Gr. Maatsch. Oblig. dito Aand. Kiew-Brest dito Baltische spoorweg Oblig. spoorweg Poti-Tiflis. dito dito Jelez-Griasi dito dito Jelez Orel dito dito Charkow Azow. Aand. Warschau-Bromberg. dito dito Weenen. Oblig.metal, in zilv.Jan./Jiili. dito dito April/Oct. dito in papier Mei/Nov. dito dito Febr./Aug. Oblig. Z.-Ital. spoorweg Obligatiën Buitenl dito Binnenlandsche Obligatiën Inschrijving Alg. schuld Obligatiën 1869 dito 1868 dito 1873 Obl. Vereenigde Staten 1904. «dito dito dito 1885. Oblig. 1863 dito 1865 3 767/S 4 1007a 3 1017a 3 1016/s 5 9274 5 537s 5 72^4 5 8474 5 75 5 757/8 5 1197- 5 117 4 4 677.» 5 103 4 81'/2 5 42 3 427. 5 - 78 5 5 8174 5 74- 4 5 467a 5 65»/,, 5 56l/4 5 5374 5 537a 3 41 1 127 a 1 1174 3 507a 5 83/4 6 97, <r 7 5 6 4V. 5 94l/a Prijzen v.in coiiposis. Mijnheer moet mij i van warme waardeering voor de wijze, waarop de Ju bileezangers te Middelburg en in Goes, door raen- schen van allerlei stand en richting, zijn behandeld en ontvangen. Natuurlijk wekte hunne verschijning vooral de nieuwsgierigheid van kinderen, die deze zwarten, deze vroegere slaven zoo gaarne eens zagen en zoo goed opnamen als zij konden. Daar sprak medegevoel met den jammerlijken toestand, waarin zij zich vroeger bevonden, uit die blikken waarmee zij werden aangestaard. Het was dan ook aardig, 't was aandoenlijk om de gesprekken dier jongens en meisjes te hooren prachtige tafereeltjes voor de pen van een ITildebrand of de stift van een Verheul. Doch geen enkele onheusche behandeling hebben zij van oud of jong ondervonden. Integendeel, daar was, en te recht, een algemeene bewondering voor mannen en vrouwen, die uit de diepste diepten van een men- schelijk leven, meest door eigen inspanning, zich tot zulk een hoogte van beschaving en muzikale ont wikkeling hadden weten op te voeren. De meest welwillende ontvangst viel hun dan ook overal ten deel, behalve van eenige kwajongens te Goes Schrijver dezes zou niet gaarne aldus het personeel heeren betitelen, dat op den avond der uitvoering te Goes in de gelagkamer van het Logement de //Zout keet" was gezeten, of zich had gezet op het oogeu- blik dat het personeel Zangers van de bovenkamers van dat Hotel door de gelagkamer heen zieh naar buiten moest begeven, onrdaar in hunne rijtuigen plaats te nemen. Daar was voor hen geen audere weg. Toen deden deze heeren, wat geen kind, g-een bediende, geen kwajongen, niemand in Middelburg of Goes heeft gedaan nadat zij eerst op de onbeschei- denste wijze deze vreemdelingen hadden aangegaapt barstten zij in een luid gelach uit. Was dit het gelach van nietelingen, die zich niet eenmaal konden verheffen tot de hoogte van het pië destal, waarop deze Zangers geplaatst waren of eene beleedigïng aan vroegere negerslaven aangedaan, maar die thans vrije burgers zijn van een Land, dat den hoon aan een zijner medeburgers gepleegd, waar deze het zou willen eischen, niet ongewroken laat Wij weten het niet, maar wel dat het zoo stuitend was dat een der leden van het Comité zich gedron gen gevoelde deze heeren met diepe verontwaardiging aan te zien en Ds. Nonhebei uit Middelburg, die daarbij ook tegenwoordig was, hun toevoegde, dat hij over zulk eene handeling bij de Jubilee-Zangers, voor de eer van zijne provincie en zijn land, zijne veront schuldiging zou maken. De vermelding daarvan is genoeg om elks veront waardiging daarover uit te spreken. Uw. Dw. JOHANNES. Amsterdam, 25 Oct. Metall f 21,10dito zilver f22,25 Div. Eng. per j£ f 11,8772Eng. Portugal per f Spaansche piasters f,65 Amerikaansche dol lars (in goud) f 2,461/2. Amsterdam, 24 Oct. Metall. r 21,07l/2dito zilver f 22,L7I/sDiv. Eng. per tf: f 11,8772Eng. Russen per U- f 12,027aEng. Portugal per Ur Frans f 47,80; Belg. t 47,75 Pruis f 58,65 Hamb. Russen /T, 197-i'. Rus sen in Z. R. f 1,113/4 Poolsche per 11 Poolsche oer Z. R. fSpaansche piasters/',65;Spaansche binnen landsche f ,58 Amerikaansche dollars 2,467-2 papier f 2,39. Mijnheer de Redacteur moet mij een woord van het hart. Een woord IN DRUKK K JST. (Ingezonden.) Bossuet heeft een9 gesproken van bergen die hun helderheid hebben in de hoogte. Ik heb reden te gélooven dat ons Zeeuwen deze week een klein iets van de helderhand is te beurt gevallen, die men stijgende verkrijgt. Hoe dikwijls worden- we niet. te leur gesteld in onze verwachtingen hoe veel is er niet dat verre van moedgevend is Hoe moeilijk is het, vaak voor de belijders van het Evangelie zich van heeler harte te verblijden, hoe zelden vindt eeiT opwekkend woord weerklank in het neergebogen hart? Het is wel te verklaren dat moedeloosheid zoo dikwijls de plaats van geloovig vertrouwen inneemt. Maar indien dit alles waar is en dat is het zullen we dan on opgemerkt laten voorbijgaan het goede, het zielver heffende dat van Godshand ons toekomt. Zouden we dan niet met blijde vreugde getuigen van liefde en trouwe? Of is het u niet tot vreugde, gij die met mij oog en oortuige waart van het optreden der veel besproken Jubilee-zangers, dat, de banier des Evangelies ook onder /zwarten" aan het uiterst eind der beschaafde wereld is geplant Zaagt gij ze er niet op aan die lot- en stamgenoot,en van z/Oom Tom" en //Eliza" die lijders bij uitnemend heid, maar nu verlost in'dubbelen zin, verlost van de boeien der slavernij en verlost van het verderf der zonde, en dacht ge daarbij niet aan Hem die gebondenen vrijheid schenkt Was het u niet een blijde vreugde eenheid in ge loof, eenheid in hope, eenheid in liefde te ontdekken met die vreemdelingen, tot nu toe door meer dan een zee (en welk een zee van u gescheiden Gelijk er eenheid is in het lied der Oostersche herders, die den ganscheti nacht door, elkauder aflossen bij hun landelijk fluitspel, uiet minder eenheid is er tusschen hen die leven in 's Vaders liefde en bij het kruis des Zoons. Dat kon ons de samenkomst van deze week leeren. Welk lied het schoonste was Wie zal het zeg gen. Heerlijk was het gebed//Laat mijn hand niet los." Moeilijk kon een betere keuze tot inleiding worden gedaan. En wat onder het vele schoone nog meer bepaald mijn aandacht trok, het was dat geloo- vige, hoopvolle „Bereid" Het „mij vindt de dood be reid" miste nu evenmin uitwerking als ooit. Een redenaar, schrijver of zanger, die over den dood handelt, vindt in ieders gemoed bij het denk beeld des doods altijd een bondgenoot. Hij is te sterker naarmate de hoorders of lezers zich zwakker - gevoelen. Zoj men spreekt over deugd of ondeugd welke dan ook, men zal de handen wrijven en zeggen: „welk een les voor mijn vriend of buurman." Maar zoo men van den dood gewaagt, dan gaat hei allen aan, dan gaat het niet meer, den splinter ie zien in zijns broeders oog, en den balk iu zijn eigen oog voorbij te zien, de zekerneid van den dood is een bewijsgrond, waartegen niet te redeneeren vait. vroeg of laat moet ieder het slachtoffer w reien van dien koning der verschrikking, en zou men dan hen die als deze zangers van den dood gewagen, niet met blijde hoop en heilige jalouzie aanhooren Eu was dat „Ik zal gaan door de diepte en schaduw des doods, Ik zal gaan maar iu vrede in dendood, Als Jezus mijn leidsman wil wezen, Ga ik zingend door t dal van den dood" niet een greep inliet volle wer kelijke leven, een getuigenis van ervaring en hoop? Maar waar zoud.m we beginnen en waar eindigen als we het schooue en het schoonste wilden opnoemen? Spreken we nog van iels anders. Mij dunkt allen hebben voor eenige oogenblikken de macht gevoeld die daar ligt in een lied. Velen die nooit een degelijke zanguitvoering bijwoonden, hebben met verbazing geluisterd naar die welluidende tooneu. Een nieuwe, tot nu toe ongekende wereld werd hun geopend. Een nieuwe gave des Scheppers aau den heer der Schepping geschonken (ach wa hij zich altijd zijner hooge afkomst bewust), wc: l voor het eerst genoten en gewaardeerd. Waarom zoo werd in uw blad gevraagd wordt die taal a hemels zoo weinig in or'hodoxe kringen gehoord ik herhaal die vraag. Onder de bedeeling der wet du de bedeeling was van den brandenden berg, van duis ternis en van onweder, klonken en weerklonken in Israël psalmen en liederen, welke uitriepen: „Dient den Heer met blijdschap komt voor zijn aangezicht met vroolijk gezang Onder deze bedeeling werd iu de tent der rechtvaardigen de stemmen des gejuichs gehoord, en onder- de bedeeling waaronder wij leven, waarvan de naam is „blijde boodschap/, en het, eerste woord „Ziet ik verkondig u groote blijdschap" Hoe is het met het lied, die groote gave Go s, onder de bedeeling, in welke men komt tot den berg Sion, en de stad des levenden Gods, tot het hemelsch Jeruzalem en de vele duizenden tot der engelen al gemeene vergadering en de gemeente der eerstgebore- nep, die in den hemelen opgeschreven zijn, en tot God, den rechter over allen, en de geesten der vol maakt rechtvaardigen, en tot den Middelaar des Nieu wen Testaments, Jezus Ach, men weet het, klach ten worden meer gehoord dan liederen. Een ten grave neigend geslacht zingt zoo zelden van „dien grooten Opstandingsmorgen." Men laat het terrein over „aan d' eerdienst van 't Genie", heeft da Cost a met recht gezegd. Het veld waarop de schoonste lauweren zijn geplukt door Jezus discipelenen hun ge- heele ziel is weergegeven, is door den Christen ver laten. Hij kent het niet meer. O kende hij eens de oratoriums van Handel, Bach, Hay'.In, hij zou het Evangelie der verzoening kunnen hooren in majestueuse accoorden O kende hij de Mattheus-passion, de Paulus, de Elia, wat zou de zang en het lied anders worden beoordeeld dan tot nu toel Maar al blijft dan ook deze taal onbereikbaar voor velen, in ons calvinistisch vaderland kent en mint men toch ook wel Luther's. „Een vaste burg is onze God" z'jn //Vein Creator" of zooveel audere schoone liederen als daar zijn. Genoeg, wij zagen het, deze week, dat, onder een meuselienmassa als zelden in onze omge ving bijeenk mit, onder ra en schép van alle rangen en standen en van allerlei meeningen, de macht van het lied zoo groot is dat niets, zelfs niet. het minste geritsel, wordt gehoord. Laten wij met die les ons voordeel doen Maandag en Dinsdag weerklonken de slavenliederen in onzen nederigen kring, morgen (Zaterdag) zal een der machtigste Vorsten van Europa, Duitschlan ls Keizer en zijn hof (meer humaan als eenige Goesche heeren) luisteren naar de zangen, die een glimlach op de lippen door een traan iu 't oog kunnen doen vervangen, voor hem die ze verstaat. Geheel in den geest van het Evangelie, dat aan allen verkondigd wordt, hoogten vlak maakt en kloven dempt. Evan- gelio-prediking op zeldzame wijze. Mogen lang nadat het „Belss" en „Bira" het „Ring" en „Zwing" in lieflijk maatgeluid is wegge storven, der slaven zangen ons oproepen tot hooger 1 God geve u en mij, mijn lezers, een Ded in 'i. I hart en op de lippen, en vi ij moedig digbeid om het Hem ter oer te

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1877 | | pagina 3