182.
Dinsdag' 8 Mei.
1877.
'X1
Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag-
ond teil 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen.
Prijs per drie maanden franco2,
Enkele nommers- 0,07
Uitgever:
ALBERT WEDDING,
te
^riI3DEL13UR(
Prijs dhr Advertenïtën
Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 1 6
regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 10 cents per regel.
Middelburg, den 7 Mei 1877.
Wekelijksch overzicht van de
christelijke pers.
Aan het slot van de beschouwing over „de ontvvik-
elingsstrijd" Van ds. Gispen in de Bazuin, laatde
hrijver dit volgen
Hetgeen we beweeren komt dus hierop neer Gij
ïgeloovigen rekent mis, omdat gij den levenden God
liten sluit en, voor zoover gij er nog iets op na
)udt, dat gij 't religieuse in u, cf zelfs godsdienst
)erat, dit ïs een godsdienst zonder God, en neer
>mt op natuurvereering. Nu kunnen wij u wel
fet met voor u geldende bewijzen van het bestaan
[3 levenden Gods overtuigen, maar evenmin
Kit ge ons overtuigen dat er geen levenden
od is° Het religieuse, dat ook wij in ons waarne
en, en dat ten slotte ons geheel beheerscht, ja liet
;staan van de natuur zelve is ons zonder levende
od veel raadselachtiger en doelloozer dan met den-
:lven, en in zooverre is het onze rede die ons zegt, dat gij
nodzakelijk ongelijk hebt, dat uwe rekening verkeerd
Ltkomen moet. We weten echter niet, wat onze rede
el zeggen zou, als we eens geen bijbel hadden, of
iet meer geloofden, dat de Bijbel de oorkonde is
er-bijzondere openbaring van God aan de menschen.
Pij, die van kindsbeen af de Heilige Schriften ge-
end hebben, hebben de Bijbelsche voorstellingen en
egrippen in onze rede opgenomen en niets komt
ns redelijker voor dan te gelooven. Was dat niet
et geval, wie weet wat wij dan wel denken zouden.
!en menscli moet een houvast buiten zich zeiven
ebben, al zou hij daartoe ook zich zeiven gebruiken,
oor zich te opjektiveeren en zich te maken tot een
od want hij kan op zijn eigen beenen niet staan,
an valt bij omver. Wie weet of wij dan niet baden:
1 Iris o Iris in vernietiging de eeuwige geluk-
iligheid droomden, of wel in de klasse van onge-
ikkigen ingedeeld moesten worden, met het oog op
ie een Israëlitische dichter zeiae„de dwaas zegt
1 zijn hart er is geen God." We geven gaaf toe,
at de kansen voor 't geloof zoo slecht mogelijk
aan, indien we namelijk door 't geloof die eigen-
irdige christelijke levensopvatting en die maat-
ïhappelijke en kerkelijke instellingen verstaan, die
e uit de geschiedenis en de ervaring eemgzins
ennen. Maar zoo we het geloof in het wezen kennen
is een vasten grond der dingen, (lie men hoopt en
;n bewijs der zaken die men niet ziet, Verandert
Hes. Dan zien wij in Christus reeds de gansche
atuur verheerlijkt, het doel Gods in de schepselen
ereikt, en de menscli gezet over al de werken van
rods handen. De orthodoxe Roomsch Katholiek deuke
aarbij aan de herstelde wereldheerschappij der eenige
erk van Christus, tegen wie de poorten der hel
rucliteloos uitvallen doen. De strenge gereformeerde
ereenige in zijne voorstelling de lCalvinistische iu-
chting van Staat en Kerk met de zegepraal der
eloovige menschheid. De Chiliast vermeie zich in
e heerlijkheid van liet duizenjarig rijk. Dit zijn alle
iken van ondergeschikt belang. Ten sloite is het
fitste woord aan den levenden God, die in Zijnen
ui, den verheerlijkten Middelaar, tot de ontroerde
strijdende menschheid zegt„laat af en weet dat
God ben
Alleen het woord Gods, en niet de uitlegging van
woord door eenig menscli, blijft in eeuwigheid,
in dat woord hebben we de zekerheid, dat de
kkelingsstrijd der menschheid niet is een strijd
einde en zonder doel. „Gij zult het de ver-
irmorselen", ziedaar, wat voor ons zeker en
de tweede Adam de overheden en de
pend en over hen getriomfeerd heeft,
de overwinning van Christus op
>gt ons alles. Leest nu met bid-
Bijbel, en van 't begin tol het
einde zult gij de profetie vinden van de overwinning
van Christus. I11 hem zullen alle geslachten dei-
aarde gezegend worden, en Juda's telg zullen al de
volken looven. Hem immers zijn de heidenen
gegeven tot erfdeel en de einden der aarde
tot bezitting, zoodat Hij heersclien zal van zee
tot zee en van de rivier tot aan de einden der aarde.
Vrede zal het zijn in Zijne dagen en lofzingen zal de
aarde in zijne schaduw. Is hem niet gegeven alle
macht op hemel en aardedraagt Hij niet konink
lijke hoeden en is zijn naam niet genoemd Koning
der Koningen en Heer der Ileeren P Aan hem immers
zullen alle dingen onderworpen worden en doordien
Hij alle dingen verzoend heeft die in den hemel en
op de aarde en ouder de aarde zijn verwachten wij een
nieuwen hemel en eene nieuwe aarde, waarin ge
rechtigheid wonen zal. Als wij op hem zien,
slaan wij de ontwikkelingsstrijd der mensch
heid vooral in onze dagen, niet met angst
en ontzetting alleen, maar bovenal met heilige blijd
schap gade. Ja, wij gelooven aan de vrijheid en
aan den vooruitgang. Naar hooger is ook or.s ideaal;
klimmen, steeds klimmen onze Christelijke levens
taak. Doch onze tocht vangt niet aan v&ti den berg
Bazan, maar van den heuvel Golgotha.
In de Kroniek van het Mei-nommer der Sleiai-
BMcsa Waarheid en Vrede, wordt over
den politieken toestand aldus geschreven
Het aftreden van Dr. Kuyper als lid van de Tweede
Kamer kan niet anders dan allereerst een smar-
telijken indruk te weeg brengen. Hij was ongetwij
feld een sieraad der Kamer. Slechts weinigen hebben
over zijne talenten te beschikken. Hij bereikte nog niet
de middaghoogte des levens; en hoe vele verwachtin
gen waren niet op zijn plaats nemen onder onze volks
vertegenwoordigers gebouwd. En ziet, door krankheid
wordt hij genoodzaakt zijn mandaat neder te leggen.
Terwijl de liberale partij in het heengaan van den
heer D. J. baron Mackay een gevoelig verlies lijdt,
worden wij getroffen door het aftreden van Dr. Kuy
per. Daar is in deze gebeurtenis iets zeer Iragisch.
En het is wel een bewijs voor de felheid en bitter
heid, waarmee gestreden wordt, dat zelfs de Rott.
Courant, die christelijke belangen wel eens bepleit.
Dr. Kuyper's vertrek uit de Kamer vermeldt zonder
een woord van waardeering. Daarom te meer verheugt
het ons, dat althans het Vaderland nog iets anders
deed. Alle partijen hebben er belang bij. dat zij zoo
voortreffelijk mogelijk zijn vertegenwoordigd. Partijen
schijnen onvermijdelijk te zijn onder onzen constitutio-
neelen regeeringsvorm. Als dat zoo is, dan vordert
de geest der loyaliteit, dat men elke partij gaarne
ziet optreden in haar beste en edelste tolken. Ieder
heeft toch zeker een of meerdere waarheids-elementen.
Zoo lang de clirist el ijk—Historisch e beginselen door
velen worden beleden, en zij al is het maar een korrel
gerechtigheid vertegenwoordigen, is het een ramp als
een hunner bekwaamste voorstanders buiten gerecht
wordt gesteld. Onze organen hebben het heengaan
van den heer Mackay vermeld, zonder te verbloemen
dat luj niet een der onzen was, maar ook niet zonder
oprechtelijk hulde te brengen aan zijn bekwaamheden,
en zijn vertrek een ramp te noemen voor 011s dier
baar vaderland.
Wat ons vooral het ontslag van Dr. Kuyper doet
betreuren, is dat hij (zoo als het Vad. terecht heeft
opgemerkt) onder de anti-revolutionairen een meer
democratisch element vertegenwoordigt. Gaarne geven
wij toe, dat daarin ook een gevaar lag opgesloten,
maar wij zijn toch van huis uit een volkspartij, ook
al werden dikwerf onze belangen door de hooggeplaat
ste» in den lande bepleit. De christelijk—historische
partij heeft er groote behoefte aan, dat haar programma
duidelijk wordt geformuleerd. Bij de algemeene ont
binding moet zij met vaste lijnen haar weg afbreken.
Haar beginsel stelt haar daartoe meer dan eenige
andere partij in staat. Zij mag niet den naam hebben,
van alleen bedacht te zijn op de verovering der lagere
school. Haar woord moet worden vernomen, zij moet
toonen iets te kunnen zeggen bij de bespreking
van de vele belangen, die aan de orde komen van
behandeling.
Het ministerie Heemskerk is nog steeds aan de
groene tafel gezeten. De heer van Lijnden behaalde
onlangs weder een schitterende overwinning. De Mi
nister van Binnenlandsche Zaken overdekt telkens de
tafel van den heer Dullert met nieuwe wetsontwer
pen, uit zijn vruchtbaar brein voortgekomende
Minister vau Oorlog laat zich niet onbetuigd,
en zijn ambtgenoot voor Finautiën beproeft weder
zijn geluk. Nieuwe wetten worden herhaaldelijk toe
gezegd. In ëéu woordhet ministerie arbeidt, alsof
het zijn woning op een rots heeft gebouwd ter
wijl reeds van alle kanten de doodsklok over hetzelve
is geluid. Zonderlinger tegenstelling laat zich haast
niet denken. Wie maakt hier den vrceradsten en
treurigsten indrukde liberale parrij, die zicli aanstelt,
alsof zij eiken dag het ministerie kan afmaken, of
het kabinet, dat voortgaat, alsof het niets van deze
doodsberichten en aanstalten voor een parate executie
bemerkt? „Op <!e onderwijswet valt gij," zoo roepen
de liberalen. E11 de minister antwoord met die wet
zoo lang mogelijk te onttrekken aan de discussie, en
daardoor het blok uit de Kamer te verwijderen, waar
op zijn ministerieel hoofd vallen zal. Zelden werd
zeker zulk een verwarring aanschouwden dat eenige
weinige weken vóór den dag, waarop de natie, voor
zoo veel zij krachtens de kieswet zulks vermag, ziel»
zal hebben uit te spreken over haar mannen en
beginselen.
Geen wonder, dat onder zulke omstandigheden de
goede moed bij velen wijkt en bezwijkt. De hitte van
een veldslag' kan men verdragen maar uren achter
een op schildwacht te staan, en niets te zien, dat
verlamt de veerkracht, dut bluscht de geestdrift
uit. En toch, waarom den moed opgegeven Zet
ook in de natuur het leven zijn werking, zijn proces
niet altijd voort, ook al bemerken wij het nietr ook
al schijnt het door allerlei uitwendige omstandigheden
tegengehouden en belemmerd te worden God breekt,
nooit iets af, zonder op te bouwen. Bedriegen wij
ons niet, dan worden nieuwe toestanden voorbereid.
Zijn geloovigen moeten leeren. hoe langs hoe meer,
op hun Heer te vertrouwen. Alle uitwendige steun-
selen worden hun ontnomen, alle gezag, dat als een
schild hen dekte, wordt verbrijzeld. Wat zij alleen
met hun geloof in Christus vermogen, moet nu iu
het licht worden gesteld. Zij worden gezift als de
tarwe zij worden geschud door den storm zij worden
beproefd als door vuur. Nog niet in al de kracht, en
met al dien nadruk, waarvan de profetie gewaagt
doch de laatste tijd en strijd nadert. E11 daarom, zoo
zegt de Heer „Heft uwe hoofden omhoog, want nw
verlossing is aanstaande." I11 die gewisheid, met, dat
geloof zijn wij vol goeden moed. Wij strijden mee,
0111 naar onze krachten het duidelijk aan de gewetens
te maken, dat achter onze tijdelijke geschillen eeuwige
beginselen verborgen zijn. en dat de groote vraag'
geloof of ongeloof over alles beslist, en tot haar
beslissing nadert.
Over het onderwijs behoeven wij voor ditmaal niet
te spreken; althans niet over de onderwijskwestie.
Met een enkel woord vestigen wij echter de aandacht
op, dat de Minister van Binnenlandsche Zaken twee
nieuwe inspecteurs heeft benoemd, die beiden behoo-
ren tot de voorstanders van bet, neutraal onderwijs.
Ofschoon het, zeker streelend is, dat de predikanten
zoo hijzonder veel kennis schijnen te hebben van ons
lager onderwijs, en de heer Moens aan die omstan
digheid het zal te danken hebben, dat hij nog een
oud-collega in den raad der inspecteurs naast zich
ontvangt, zoo is het toch wel opmerkelijk, dat d:e
kennis zich alleen schijnt 1e vertonnen bij predikan
ten van de moderne richting. Wie niet