J
«II BLAD.
Dinsdag 1 Mei.
187'
Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vri.tdag-
vond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen.
Prijs per drie maanden francoƒ2,
Enkele noinrners- 0,07
Uitgever:
ALBERT WïSDöHNTO,
te
Nil 3313 E LB U RGE
Prijs der Advertentiën:
Per regel 15 ets.; Familie-berichten
regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 10 cents per regel.
1—6
Middelburg, den 30 April 1877.
Wekelijksch overzicht van de
christelijke pers.
Het gaat reeds ver zegt deWsrktMiaMSvrieaid,
ïdacteur de heer J. Wolbers te Utrecht, candidaat
oor het lidmaatschap der tweede kamer in het district
liddelburg het gaat reeds ver, met de godslaster-
jke taal die in alle kringen wordt gehoord, met de
ntkenning van alles wat den Christen heilig en dier-
aar is. Het is niet alleen in het naburige, aan onze
kostelijke grens gelegen Duitschlaud, dat de socialisten
'erken en -woelen het is niet alleen Duitschland,
erteerd door ongeloof, dat zich op afschuwelijke wijze
oet hooren, het is evenmin alleen in het Zuiden,
ns naburig Belgie, dat week aan week, in organen
Is „de Werker7' en anderen, grove en ruwc'spotternijen
jet God en godsdienst worden gehoord, maar ook
lederland is reeds een heel eind wegs voortgegaan
an uit de hoogere kringen, waar het Darwinisme
rij algemeen als de hoogste wijsheid wordt gehuldigd,
erspreidt zich het ongeloof, en wordt de baau voor
e Sociaal-democratie geëffend. Ten bewijze voert de
Werkmansvriend een enkel staaltje aan. In een werk-
eGedenkschriften van een industrieel van het jaar
'240" schreef de vertaler, B. P. Korteweg een in-
ïidend woord, in dat inleidend woord wordt van dc
jVansche schrijver, die zijne laatste bladzijde aan de
jersooulijke onsterfelijkheid had gewijd gezegd, dat
le vertaler meent volkomen in den geest des schrij
vers te handelen door de laatste bladzijde onvertaald
e laten omdat de nieuwe banen door de jongste vor-
leringen in wetenschap, n ij verheid en
u n s t geopend, den mensch geen tijd meer laten
ot een zeeziek verlangen naar den hemel
bij de tegenwoordige resultaten der weten-
c h a p en der wijsbegeerte geen persoon-
(jke onsterfelijkheid meer houdbaar is
i zoowel ons gemoed als ons verstand volkomen be-
jredigïng vinden in de wetenschap dat:
|- het stoffelijk deel van den mensch overgankelijk
oorleeft in de ruimte, waar het in fijn ver
belden toestand vrij zijnde nieuwe scheikundige
erbindingen aangaat tot in het oneindige eii
het levensbeginsel van den mensch on-
ergankelijk voortleeft, in den t ij d door zijne g e-
wrochten en zijne denkbeelden, die
iikwijls den verren nazaat nog ten spoorslag strekken
m het ware, het goede en het schooue te bestreven
jnz. enz. enz.
j De Werkmansvriend verzekert dat dit feit niet op
Schzelve staat.
De heer Gispen zet in ale Baxaans: zijne artikelen
(ver den ontwikkelingsstrijd der menschbeid voort en
(etoogt der geloovigeu dwaling omtrent ontwikkeling,
(tel u voor een zeer hoogen berg. Wie dien berg
fpgaal, gaat vooruit, maar die hem afgaat, gaat ook
fooruit. De raenschheid vóór Christus is gelijk aan
knand die bergopwaarts gaat. Sedert Christus op
hrde is gekomen is het laatste woord voor de
aensehheid gesproken. //Ik ben de waarheid"s sprak
lij. De mensch en de menschheid ontwikkelen zich
it Hem, deze ontwikkeling gaAt voort, omvat elk
evensgebied, gaat door do d en graf heen tot de
[eerlijke opstanding der lichamen. Dat is de weg in
:hristus.
De ontwikkeling uit de mensehelijke natuur loopt
jstus vooibij, den berg af, naar den afgrond. De
.ngers op deze baan spreken het zelve uit. Een
theoloog, staat wetenschappelijk hooger dan
jmmers wat wist Christus van de natuur en
Zoo gaat de menschheid buiten Chris-
derdalende tot de stof. Dat is den ont-
inzonderheid in onze dagen.
alle geloovigeu verstaan, er zou
dan geene bestrijding van elkander, of tegen de door
God gewilde ontwikkeling zijn, die op den duur
toch door geen mensch kan gekeerd worden. Christus
is, ook nu nog, het licht en leven der menschheid. Alle
instellingen hebben veranderlijke vormen, maar het
Wezen is Christus. De geloovue die dit verstaat jaagt
naar de volmaaktheid, aanvaardt alle toestanden en
bedroeft zich dan alleen als hij zeggen moetZe
hebben mijnen Heer weggenomen.
Doch, behalve strijd tegen ontwikkeling is er nog
een ander misverstand. Er zijn die beweren tot vol
maaktheid gekomen te zijn, en bij dat stelsel kan er
van ontwikkeling geep sprake zijn. Met de wetenschap
zoowel als met de Schrift in strijd, kan dit misver
stand van schadelijken invloed op belijdenis en
leven zijn.
Ook bij ongeloovigen bestaat misverstand omtrent
den ontwikkelingsstrijd, of liever er bestaat mis
rekening, die voor hen, op hun standpunt, veel nood-
lottiger is, dan het misverstand der geloovigeu.
1) De ongeloovigen letten alleen op de dingen die
men ziet, en de dingen die men niet ziet hebben
voor hen geene waarde. Nu zien ze, dat allerwege
de wereld in handen der ongeloovigen is, en dat
alleen bij uitzondering, hier of daar nog een geloovig
letterkundige, kunstenaar, staatsman gevonden wordt.
Zij zien vooral het geloovig deel van Protestantisme
zwak, zeer zwak op T terrein van 't publieke leven;
en het kapitaal, de verstandelijke kracht, de invloed
op het volksonderwijs, de wetenschap en 't staats
bestuur aan den invloed der Orthodoxie zich ontwor
stelen. Hoeveel, of liever hoe weinig ambtenaren van
het oude jgeloof worden in alle takken van bestuur,
in staat en gemeente aangetroffen. Hoevelen, of
liever hoe weinig officieren, rechters, beambten van j
allerlei aard, vindt men nog, die aan liet wonder, 1
die aan God gelooven, in bijbelschen zin? Is niet
de toongevende klasse in de maatschappij, modern of
bepaald materialistisch gezind, niet een groot deel
van den werkenden stand en van de plattelands be
volking aan Bijbel en kerk en priester ontwassen?
En is niet de strijd in heel de christelijke wereld
sii.ts lang aan den gang, tusschen de oude en de
nieuwe wereldbeschouwing Hieruit wordt nu het
besluit getrokken, dat, hoe iel de tegenstand ook zij,
en welk een machtig leger de voorstanders van het
oude geloof ook nog te velde kunnen brengen, deze
het toeh zullen moeten verliezen, wijl de duisternis
eenmaal zal moeten wijken voor het licht, en de over
winning zal behalen over domheid en bijgeloof.
En wat wij tot deze dingen zeggen? M. Vr., wij
stemmen alles volkomen toe. Ik voor mij althans
hecht grooie waarde aau de beschouwingen, die van
de zijde des ongeloofs, iu dagblad en tijdschrift, ge
geven worden, en houdt ze veelal voor juister en
meer gegrond dan vele keurig gestelde artikelen, die
van geloovige zijde geleverd worden, en die
meer van goedgezindheid dan van kalmte en nuch
terheid getuigen en vaak een te hoogen toon aanslarn
aangaande de dingen, die de geloovigen doen zullen.
Het leger der geloovigen heeft nog altijd deze eigen
aardigheid dat het, op het terrein van het publieke
leven, gedurig retireerd.
Intusschen meen ik toch recht te hebben om te
beweren, dat der ongeloovigen rekening niet zal uitko
men. Een Christelijk onderwijzer heeft eens gezegd,
met het oog op de meening, dat het christelijk on
derwijs het onmogelijk zal uithouden, „gij. die alzoo
spreekt, hebt volkomen gelijk. Wij hebben slechts
nullen. Maar plaats voor die nullen een cijfer, plaats
voor onze nullen den levenden God, en de nullen
krijgen eene groote beteekenis." En ziedaar nu het
geen de ongeloovigen uit het oog hebben verloren.
Hunne rekening moet verkeerd uitkomen, omdat zij
1) Om het heldere betoog en onze gcheele instem
ming nemen wij dit laatste gedeelte woordelijk over.
den levenden God niet mederekenen. Daarenboven
zou het niet moeielijk vallen uit de geschiedenis aari
te toonen, dat iu alle eeuwen en bij alle volken, ver
val van den godsdienst ook verval der zeden is, en
dat stoffelijk welvaren bij zedelijken achteruitgang, de
val der' natiën bespoedigt. Overwinning van wat men
het bijgeloof noemt, is ook de overwinning op het ge
loof, en zoo een volk eerst zijn godsdienstig geloof
kwijt is, raakt het ook kwijt het geloof aan zich
zeiven, eD daermede is de nationale veerkracht ge
broken, het stoffelijk welvaren iu den hartader getrof
fen, de ondergang onvermijdelijk. Dit wordt heden
ten dage reeds door sommigen onzer bestrijders erkend
en gevreesd, en ze zoeken een redmiddel in een
zedelijk Idealisme, in iets dat geen wezenlijkheid heeft,
dat in der lucht hangt, wijl het uitgaat vAn onware
onderstellingen, en evenzeer als het meest ruwe on
geloof, den levenden God buiten sluit.
Zaterdag is het «Sï'raogöSok weder beproefd. Het
water is daarin nog iets hooger opgezet dan bij de
vorige beproeving, en daarna afgelaten en geheel
uitgepompt. Met ijver wordt nu gewerkt om de over
blijfselen van den kistdam weg te nemen. Wij hopen
dat de omliggende kaden spoedig van modder, steen
enz. zullen gereinigd worden, en daar eene geheel
andere bedrijvigheid dan lot dusver zal worden
aanschouwd.
Volgens aankondiging in de Standaard zijn door
Memper te Haarlem »9ct8,GSeB3:sii-k©okï®esJeï!e:a
uitgevonden en in den handel gebracht, voorzien van
een deksel dat vergunt den oliebak te reinigen en de
pitten aan de onderzijde te bereiken. Zeker reeds an
derhalf jaar geleden zijn op dergelijke wijze ingerich
te kooktoestellen gemaakt en verkocht door den blik
slager Broeke in de giststraat te Middelburg.
Als de dienst op het spoorvak ShOites»;lG£2a (station
Delfrsche poort) en 'iïlatlega! morgen voor het
publiek geopend is, worden aan bet station Beurs
ook kaarten afgegeven voor de richting naar het zui
den in verbinding met den Hollandschen spoorweg
vooralsnog niet. Zij die uitstappen willen aan het sta
tions Benrs, uit het Zuiden komende, kunnen dat
doen doch dc bagage wordt alleen aan het station
Üelftschepoort afgegeven. Bestelgoed wordt -aan het
station Beurs niet aangenomen. In dat station is een
bus geplaatst iu het voorportaal, waarin schriftelijk
aanvragen tot het. afhalen van vrachtgoederen kunnen
bezorgd worden. De bestaande ban delsfactorij van den
Staatsspoorweg, gevestigd in eene afdeeling van het
Yachtctibgebouw. blijft bestaan. Niettemin worden de
go edereu bureaux verplaatst naar het station Delftsche
poort. (IJ.)
Ofschoon liet wetfer niet gunstig was, had Zaterdag
met. veel opgewektheid de £Ves»t.£3iij}ike ©gïCBSïaB™"
plaats van de spoorweg v«a*5i°ïads;Bg sSooa» E5.©»-
terdaun.
Ten 272 ure werden de genoodigden, o. a. de mi
nisters van binnen- cn buitenl. zaken en van fin. de
comm. des koningsin Z.-Holland, de burgemeester
van Rotterdam en vele hooggeplaatste personen vooral
uit de spoor weg wereld iu het nieuwe station buiten de
Delftsche poort ontvangen door den dir. gen. der M.
t. Ex. v. S. S. den heer E. 's Jacob, die hen allen
hartelijk welkom heette in eene rede, waarin hij o. a.
de opmerking maakte dat nu alle in de spoorwegwet
van 1860, begrepen lijnen, voor zoover in 1863 de
exploitatie daarvan aan de Maatschappij is opgedragen,
zijn voltooid.
De burgemeester van Rotterdam nam daarop het
woord om een hartelijk welkom te spreken en tevens
mededeeling te doen van een telegram van Z. M, den