CHRISTRLIJ KM IS T 0 RIS CII l!H 'J Dinsdag' 24 April. Ui77. ET ZUID Verscïiijrit eiken Maartdag, Woensdag en Vrijdag- vond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen. Prijs per drie maanden franco Enkele nomniers- 0,07 Uitgever: ALBERT WEDDING, TE NtID D ELB UR( x. Prijs der Advertentiën: Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 1 6 I regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 10 cents per regel. Middelburg, den 23 April 1877. Wekelijksch overzicht van de christelijke pers. Belangrijk in vele opzichten is voor ons volksleven het le^er. Tal van jongelingen die zich de militaire loopbaan kiezen, moeten daarvoor worden opgevoed, op hunne beurt anderen die gedwongen in de zullen komen, militair onderricht en opvoe ding te geven. De Standaard besprak onlangs militair onderwijs. Artikelen van direct belang beletten ons tot nu toe het geven van een resumé, iets wat we ons thans voorstellen. Is de militaire opvoeding ten onzent zoodanig dat ouders hunne zonen gaarne aan het leger toever Vraagt het aan de kadetten der Konink militaire academie, wier opvoeding na vier jaren was voltooid, vraagt het hem wiens superieur hem steeds deed bespieden en voor het minste vergrijt straffen, of aan hem die 's morgens de onmisken bare teekenen op het gelaat van zijn superieur zag, dat hij Tien nacht in drinkgeslagen zoo niet erger had doorgebracht. Vraag het den jongen korpo raal hoeveel vloeken en verwenschingen over hem zijn uitgegoten eer hij de strepen verwierf; vraag aan dien jongeling die naar de strafgevangenis gaat of hem ooit begrippen van deugd en eer zijn ingeprent, ja vraag het aan allen of militaire opvoeding wel iets anders is dan exerceren onder gestadig schelden en vloeken; of er ook eenig tegenwicht is tegen de gods lasterlijke en liederlijke taal, die zij in de kazerne ruimschoots hooren. Men wil thans nog jonger kin deren van de ouders vragen, men wil een pupillen school oprichten en de ouders het verleidelijke «be zorgd te zijn," en zoo jong reeds voorhouden. Onze officieren en ons kader zijn niet opgevoed. Zullen de pupillen het beter hebben Zoolang geen betere waarborgen zijn, roept de Standaard elk vader toe, geef uwe zonen het leger niet; het vaderland zij u dierbaar, Oranje u lief, maar omdat ge christen zijt moogt ge uwe zonen niet in dat leger, waar de naam van Christus nauwelijks anders den lasterend wordt genoemd. Ons reglement van krijgstucht, dat zegt, dat de godsdienst de bron is van alle geluk, deugd, waren moed en troost, dat godslasteringen, vloeken en zweren ver biedt, wordt eenvoudig buiten werking gesteld, is slechts een doode letter. De Militaire Bond, wier statuten zich gronden op dit reglement, die de gods dienstige, zedelijke en verstandelijke behoeften van den militair wil behartigen, wordt door meestal de officieren bespot of tegengewerkt, er zijn zelfs opperofficieren, die beweren dat die bond de krijgstucht ondermijnt. Zoo men bewijzen wil dat het Christendom uit ons leger gebannen is, men ga zich dan overtuigen in de waar slechts een enkele militair zelfs in den garnizoensdienst wordt gezien, en zoo men dan nog twijfelt men vrage het dan dien officier, die gulvveg zijn soldaten op een borrel onthaalt met de betuiging dat het leger met al die femelarij niet van noode heeft, dat bidden en kerkgaan den soldaat voor zijn werk maar ongeschikt maakt. Wij kunnen en mogen niet verheelen, ons leger mag de naam van een ïhristenleger niet dragen, en uit dat leger komen le militaire onderwijzeis, in dat leger, bij dat on- lerwijs, moeten knapen tot mannen rijpen, en daar ïordt van godsdienst niet gerept, Godsnaam niet lasterend genoemd. gelooveu dat een christen een goed krijgsman wij gelooven dat ware moed, dus ook die krijgsman, wortelt in het geloofdaarheen ren gerichtdat dit ook in ons leger tot ie. Is er gebrek aan officieren en kader iet doet ons leed, want dit gebrek «rer, doch wij mogen in den tegen- woordigen toestand onze jongelingen niet daaraan blootstellen, dat alles ontroofd worde wat hun heilig is. Ook de regeering wete, dat deze heillooze toestand een deel van ons volk van het leger verwijdert houdt en het gebrek vergroot. Vrijheid is de leuze dezes tijds maar in ons leger is geen vrijheid om God te dienen wel om niet in Hem te gelooven. Dagelijks moet de geloovige zich gekwetst zien in wat hem heilig is. Het christelijk element neme zijn plaats in ons officiers korps en kader in, daarom zij het in de eerste plaats het streven, om de .opleiding buiten het leger te doen geschieden, o])dat zij niet naar het leger, maar het leger zich naar hen vorme. Opleiding moet tevens opvoeding zijn, waariu het godsdienstige element eene groote plaats inneme. Elk officier, elk onderofficier of korporaal oefent invloed uit, hetzij ten goede, hetzij ten kwade, en zoolang de persoonlijke dienst plicht ook hen niet in de gelederen brengt, die aan beslist geloof de ontwikkeling paren om daarvoor te kunnen strijden, des te grooter is de invloed van het militair onderwijs. De Stagad:ï;iB*cI betreurt de aftreding van dr. Kuyper, maar zegt, dat het tot troost moge strekken dat men ook op ande-e wijze dan als volkvertegen woordiger zijne richting dienen kan, en dat dr. Kuyper dit zooveel in zijn vermogen is zal blijven doen, is boven eenigen twijfel zeker. Het "Wajjcsiiaiscla Weekblad vreesde wel, dat de krankheid van dr. Kuyper van dien aard was dat algeheele herstelling niet dan na jaren lange rust en dan nog maar misschien, mocht verwacht worden, maar had de stille hoop, dat hij zijn mandaat niet zou behoeven neer te leggen. In den kring zijner mede-volksvertegenwoordigers zich bewegeud, zou hij door raad en voorlichting nuttig hebben kunnen zijn, ook zonder aan de open bare debatten, tenzij een enkele maal deel te nemen. De heer Kuyper, die over zijn eigen gestel 't best oordeelen kan, heeft echter gemeend te moeten han delen gelijk hij deed. Wij eerbiedigen zijn besluit, hoewel 't ons smart. We wenschen dat, te nemen rust nog eens die uitwerking mogen heb ben, dat hij in lateren lijd de groote talenten hem geschonken, opnieuw tot heil van Land en Godsrijk kunne aanweuden. Voor wat hij in de Kamer wrocht, brengen we hem, zeker uit naam van vele duizenden, onzen oprechten en hartelijken dank. De verliezen die onze partij in den laatsten tijd leed, zijn ontzaggelijk groot. Onze uifnemendsle man nen treden de een na den ander af. We weten niet welke bedoelingen God daarmede heeft. We zwijgen en aanbidden. Maar vertsagen doen we echter geen zins. Onze strijd is Godes en van Hein alleen de overwinning. We kennen de Gideoiis-gesekiedenis. Het is onzen God 't zelfde te redden door velen of wei nigen, door grooten of door kleinen. Toch leggen deze zware beproevingen ons dure plichten op. We dienen ons thans dichter dan ooit aan elkander te sluiten. Het en teute cordiale wordt onder de onzen nog te veel gemist. Dat vooral het gezamenlijk overleg meer tot zijn recht kome, en de een den ander uitnemender achtte dan zichzelf. Jozua staat beneden Moz'es, en toch leidt gene, niet deze, Israël Kanaan binnen. Na de beproeving zal God de uitkomst, geven. Onze partij begeert niet de vooraan zitting in de regeerings kringen. Slechts dit vragen we, dat men ons niet als paria's beschouwe, maar gelijk recht doe opdat we God naar onze overtuiging- dienen kunnen en onze kinderen opvoeden in de vreeze zijns Naams. En al onthielde men ons wat ons wettig toekomt, toch zullen we in stilte voortgaan met te trachten een bederfwerend zout te zijn, zoove- len ten zegen als daartoe naar Gods wil verordineerd zijn. De christen kampt niet in 't onzekeren. Onze God leeft en zal zijn welbehagen doen. De uitkomsten der verkiezingen te Amsterdam be sprekend zegt hetzelfde blad, er kwamen te Amsterdam 1724 kiezers minder op dan in '75. De conservatie ven schijnen in de hoofdstad den moed op te geven, geen prettig vooruitzicht voorwaar voor den heer Fa- bius, zijn kamerdagen zijn geteld. Te Tiel hebben we de uitkomst grootendeels ons zelf te wijten. Vrijdag jl. werd eerst de candidatuur van W. be kend. En laat men nu den Zondag buiten rekening, dan bleven er maar twee dagen, zegge twee dagen, over om het district te bewerken. Dat raag heeten er vlug bij te zijn! Eu ware du de gestelde candidaat nog iemand ge weest met een reputatie die klonk als een klok! Maar bijna niemand had den heer Werdmüller ook maai bij name hooren noemen. Hij is zeker een achtings waardig en bemind burgemeester, een man die het met allen kan vinden, ook met de rooiusehen in Kuilenburg, waarom dan ook de Tijd hem kon pro- tegceren. Maar is dat nu voldoende aanbeveling om lid der Kamer te worden Er is gezegd«Uit wendige luister tooit deze candidatuur niet. En toch, juist om dien eenvoud begroeten we haar thans met te meerder blijdschap." Nu ja, men kan aan alles een mouw passen. Den uitwendigen luister geven ook wij present. Maar toch Zou het niet beter geweest zijn als wij tegenover den reeds niet onberoeraden de Beaufort een man geplaatst hadden, wieus eenige verdienste, voor zoover bekend werd, niet alleen daarin bestoud, dat hij «schriftelijke adhaesie" gegeven had aan een formule van betwistbare waarde, pas uitgevon den, en waarmee zeker een niet klein aantal der on zen zich, althans niet voetstoots, kunnen vereenigen. We zeggen van den heer Werd muiier goed noch kwaad, eenvoudig omdat we hem niet kennen en zijn candidatuur ons te laat bericht werd, dan dat het inwinnen van informaties ons zou. hebben gebaat. Maar als het plaatsen van een handteekening onder een formule voldoende is om iemands candidatuur aan te bevelen, dan klage onze partij nooit meer, dat het haar aan candidaten voor de Kamer ontbreekt. Er wordt getreurd over de malaise, die er in onze gelederen heerscht. Maar als het elders denzelfden weg op gestuurd wordt als te Tiel, dan zal die ma laise nog grooter proporties aannemen. Dan doen we in Juni maar beter om 't voorbeeld der onzen te Amsterdam te volgen geen candidaten te stellen en het terrein onbetwist aan onze tegenstanders over te la ten. De minister van finauciën vestigt in de Staats-cou- rant van gisteren de aandacht der ingezetenen op den hoofdinhoud der wel SS Ma.irt; US?? (Staatsblad no. 43) Bij de wet, in werking tredende 1 Juli aanstaande is oncler anderen bepaald: a dat de thans bestaande Nederlandsche koperen pasmunt zal worden vervangen door bronzen pasmunt stukken van 2>/2, 1 en Va cent, maar dat de bestaan de Nederlandsche kopermunt wettig betaalmiddel blijft totdat zij, na gonoegzamen aanmaak van nieuwe bronz' n munt, en na voorafgaande bekendmaking buiten mloop zal worden gesteld b dat niemand verplicht is bronzen of koperen pasmunt aan te' nemen tot een hooger bedrag dan van vijf en twintig cent; c dat het is verboden vreemde koperen, bronzen en nikkelmunten in betaling te geven dat het echter, bij wijze van uitzondering op dat verbod, in de door den koning bij algemeenen maat regel van inwending bestuur aan te wijzen grensge meenten, veroorloofd is van die vreemde munten voor eene waarde van ten hoogste twintig centen in be taling te geven, mits de in betalinggeving plaats heb- be met toestemming van dengene, aan wien zij ge schiedt en op geen hoogeren koers dan door den koning bij algemeenen maatregel van inwending be stuur zal worden vastgesteld 1

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1877 | | pagina 1