CllIUSTELIJh IIISTORISr.ll BHD.
104.
Donderdag' 1 Maart.
1877.
HET ZUIDEN,
Verschijnt elkeu Maandag, Woensdag en Vrijdag
ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen.
Prijs per drie maanden franco2,
Enkele nommers - 0,07
Uitgever:
ALBERT WEDDING,
te
MIDD ELBURG.
Prijs der Advertentiën:
Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 16
regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 10 cents per regel.
V.
Bij het onderwijs en de opleiding der jeugd
is wezenlijke neutraliteit onmogelijkde staats
is dan ook volstrekt niet neutraal, maar
staat, naar gelang van personen en omstandig
heden, onder den invloed van verschillende
richtingenzij is, in beginsel, anti
kerkelijk, en, naar onze opvatting van het
Evangelie anti-christelijk; en het is gemakkelijk
te voorzien, ja zelfs onvermijdelijk, dat zij met
al meer worden zal, wat zij nu reeds
beginsel is. Dat was de slotsom van ons
vorig artikel, waarin we bij de eerste helft van
art. 26 der concept-wet onze lezers bepaalden.
Maar daarmede is dan ook tevens reeds beslist,
ot we voldaan kunnen zijn met de bepalingen,
die in de tweede helft van dat art. 26 en
bovendien in art. 20, ook ten onzen gevalle,
worden voorgesteld. Die bepalingen houden in,
dat de schoollokalen, ten behoeve van godsdienst
onderwijs dat van kerkgenootschappen uitgaat,
op bepaalde uren niet slechts kunnen (zooals
thans de wet is) maar moeten worden beschik
baar gesteld; en als nieuw voorschrift zou,
volgens art. 20, daar bijkomen, dat er bij de
regeüng der schooltijden overleg moet zijn met
de leeraren der kerkgenootschappen, opdat voor
hun godsdienstonderwijs zooveel mogelijk ge
schikte uren overblijven, en vooral opdat de
geregelde gang van het schoolonderwijs door
de catechisatie niet gehinderd worde.
Die twee bepalingen willen dus een zeker
verband brengen tusschen school en catechisa
tie; en in zoover zij bestemd zijn om de
laatstgenoemde tot haar recht te doen komen,
zijn zij wederom een bewijs van welwillend
heid. Intusschen, ook in dat opzicht verwach
ten we er niet veel van. Ook zonder wettelijk
voorschrift is een wederzijdsche inschikkelijk
heid, zooals hier bedoeld wordt, een zeer
natuurlijke zaak en in verre de meeste ge
meenten volstrekt niet zeldzaam: door bijna
alle schoolonderwijzers wordt begrepen, dat, nu
de school bijna alle geschikte uren van den
dag heeft in beslag genomen, van die school
tijden iets moet worden afgestaan ten behoeve
van het godsdienstonderwijs; en bijna alle pre
dikanten letten, bij de inrichting hunner cate-
chisatiën, zooveel mogelijk op de belangen van
het onderwijs in de school. En waar te dien
aanzien van beide zijden, of van één der
zijden, thans onwil is, zal voorafgaand
overleg toch weinig of niets kunnen
baten. Zulk overleg was ook bovendien bij de
tegenwoordige wet niét verboden, en had incler-
laad hier en daar wel plaats. Het gebiedend
lorschrift kan in sommige gemeenten zonder
ijfel eenig nut doen; maar in het algemeen
de thans bestaande toestand er toch niet
door veranderen.
zouden bij deze bepalingen zelfs mis-
iet eens hebben stilgestaan, als er niet
|ale" zijde, en ook reeds in de memo-
ichting, een beteekenis aan gegeven
we met allen nadruk moeten
protesteeren. Door die bepalingen, zegt de
ministerieele toelichting, »door aan het gods
dienstonderwijs eene plaats op de openbare
school en den noodigen vrijen tijd te verzekeren,
moet elke schijn ontnomen worden aan de
verdenking, als wierd die school soms ge
bezigd voor proselytisme, om de kinderen
afkeerig te maken van de belijdenis hunner
ouders of voogden." En de gedachte, die er
aan die woorden ten grondslag ligt wordt door
andéren nog verder uitgewerktals dat gods
dienstonderwijs, zoo meent men, dan maar in
onzen geest is, dan blijft er voor ons dus
eigenlijk niets te wenschen over: zulk een open
bare school staat dan met onze christelijke
scholen zoo goed als gelijk voortaan zijn die
christelijke scholen dus op de meeste plaatsen
overtollig. Men is dus beleefd en inschikkelijk
voor de catechisatie, ook om daardoor de neu
trale" school in de schatting van allen die
aan hun godsdienstige belijdenis gehecht zijn
te verheffen, en om de christelijke school als
een overtollige zaak in de algemeene schatting
te doen dalen. Die bedoeling echter, we zeg
gen het van te voren, kan en zal in geenen
deele bereikt worden. De christelijke school is
nog heel iets anders, dan een neutrale"
school waaraan één of meer uren van gods
dienstonderwijs zijn toegevoegd. Die toevoeging
brengt niet de minste verandering in den geest
en de richting der neutrale" school: haar
beginsel en karakter blijft hetzelfde als we in
ons vorig artikel hebben aangewezenaan
bruikbaarheid voor ons, en voor velen, zal zij
hoegenaamd niets gewonnen hebben. We he
grijpen zelfs niet, dat dat ook maar eenigszins
door de voorstanders van die school wordt
verwacht. Weten zij dan waarlijk niet, wat het
kenmerk is onzer christelijke scholen, en wat
onze bezwaren zijn tegen de neutrale" school?
En indien dat toch waarlijk genoeg kan bekend
zijn, kan dan in ernst gedacht worden, dat
inschikkelijkheid voor de catechisatie de school
kwestie zal oplossen Neen! als dat hier de
eigenlijke bedoeling is, dan ontvangen we hier
dus geen concessie, maar eerder het tegendeel: het
zou dan een concessie zijn, om ons daarmede
te vangenen zóóveel kunnen we reeds nu wel
als zeker vaststellen: onze beschouwing van de
neutrale" school zal door dat uitwendig ver
band met de catechisatie volstrekt niet gewij
zigd wordenvoor de oplossing van de school
kwestie doet die gansche bepaling zelfs het
allerminste niet af.
Meer zou er in dit opzicht te verwachten
zijn van een andere concessie, die in art.
42 van de voorgestelde wet ons wordt
aangeboden, en die hierin bestaat, dat voortaan,
ter gemoetkoming in de kosten van de open
bare school, van allen die er gebruik vau ma
ken een zeker schoolgeld niet slechts kan (zoo
als thans de wet is) maar moet geheven wor
den; terwijl bedeelden tn onvermogenden, die
daarvan zouden moeten worden vrijgesteld, ook
volle vrijheid zouden moeten hebben om voor
hunne kinderen een bijzondere school te ver
kiezen. Wederom is dit een bepaling, die van
gevoel van billijkheid ten onzen aanzien getui
genis geeft. Het privilegie, dat is toegekend
aan de neutrale" school, zou dan voortaan
nergens zóó ver gaan mogen, dat de kosten
van die school geheel en al ten laste van allen
gebracht werden; en het zou den gemeentebe
sturen dan ook niet meer vrijstaan, om, gelijk
thans hier en daar geschiedt, door geheele af
schaffing van het schoolgeld de christelijke school
des te meer te drukken. Die beperking van
de vrijheid, uf liever van de willekeur en par
tijdigheid van sommige gemeentebesturen, is
in onze schatting zonder twijfel zeer noodig en
goed. Maar toch, laten we van de werking
van dat voorschrift ons maar niet te veel voor
stellen. Immers, het bepaalt volstrekt niet,
hoe hoog dat schoolgeld zou moeten wezen;
want de bijvoeging, dat het moet geheven
worden »tot een naar den toestand der ge
meente billijk bedrag," sluit den weg tot wil
lekeur nog volstrekt niet af, en bepaalt eigen
lijk al heel weinig. Die uitdrukking: de toe
stand der gemeente", is voor tweeërlei uitleg
ging vatbaarmen kan daarbij denken aan den
geldelijken toestand der gemeentekas, of wel
aan den geldelijken toestand der ingezetenen.
Op heide, zoo verklaart de memorie van toe
lichting, op beide moet bij de bepaling van
het schoolgeld gelet wordenmaar hoe kan
dat, zoo vragen we, daar toch tusschen die
beide gewoonlijk een nauw verband is Veel
welvaart onder de ingezetenen maakt ook door
gaans, dat er voor de gemeentekas een ruime
bron is van inkomsten en armoede van de
ingezetenen laat ook doorgaans de gemeentekas
arm. In beide gevallen moet. dan welgekozen
worden, waarop men hij voorkeur zal letten,
op den toestand der gemeentekas of op den
toestand der ingezetenenin beide gevallen
laat zoowel een hoog als een laag schoolgeld
met de woorden der wet zich verdedigen; en
ten slotte hangt dan bijna alles weer af, zoo
als bij de tegenwoordige wet het geval is, van
de bepaling der gemeentebesturen zei ven. Als
zij maar geen subsidie van elders noodig heb
ben, dan kan ook de voorgestelde bepaling ze
nergens tot verhooging van het school
geld verplichten en al moet dan ook overal
eenig schoolgeld zijn, het bedrag kan zoo laag
gesteld worden, dat het toch niets beteekent. De
minister heeft dit ook wel gevoeld, maar zegt
in zijn toelichting, dat het »niet mogelijk is,
bij de wet te bepalen, hoeveel het schoolgeld
bedragen moet." Wij zouden meenen, dat er
toch wel een betere maatstaf, dan er nu wordt
voorgesteld, te geven is meer hoe dat ook zij, het
volstrekt onbepaalde van het voorschrift moet
er bijna alle waarde wel van wegnemen. Het
zou dan ook onbegrijpelijk zijn, dat er tegen
dit voorschrift een zoo hevige tegenstand is
van de zijde der liberalen", als niet hier ook
gold, wat we vroeger bij art. 16 der concept-
wet hebben aangemerkt. Er wordt ook in
dit art. 42 een beginsel uitgesproken, dat bij
consequente toepassing tot veel meer ver
plichten zouhet beginsel namelijk, dat het
billijk is om, als iemand de kosten der opleiding
zijner kinderen betalen kan, die kosten dan
ook allereerst van hem zeiven te vragen. Als
dat beginsel eens goed werd toegepast, we
zouden voor de oplossing van de schoolkwestie