CHRISTELIJR-HïSTORISCn BLAD.
Zaterdag 17 Februari.
1877.
Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag-
vond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen.
Prijs per drie maanden franco2,
Enkele nommers- 0,07
Uitgever:
ALBERT WEDDING,
te
MIDDELBURG.
Prijs der Advertentiën
Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 16
regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 10 cents per regel.
Eene goede en bevredigende regeling van
lager onderwijs is in een land als het onze
mogelijk, tenzij dan dat als eerste begin
sel voortaan geldewezenlijke vrijheid voor
alle richtingen en gelijkheid van recht. Heb
ben we die thans inderdaad, zooals door de
heerschende richting beweerd wordt Ozeer
er staat sedert 1848 in onze Grondwet
194, 4o): »het geven van onderwijs is
vrij, behoudens het toezicht der overheid, en
het onderzoek naar de bekwaam
en zedelijkheid des onderwijzers; het een
en ander door de wet teregelen." En de daar
bedoelde regeling, die door de schoolwet van
1857 geschied is, bevat ook zonder twijfel op
zelve geenerlei bepaling, waardoor het
onderwijs zou verkort zijn in zijn
en recht. Naar wat alzoo met de
hand werd gegeven, werd terzelfder tijd
met de andere hand voor een goed gedeelte
weer teruggenomenin dezelfde sehoolwet van
1857 werden met betrekking tot de inrichting
en de kosten van het openbaar onderwijs zulke
gemaakt, dat er voor het bijzon
onderwijs vrijheid blijft, ja! maar slechts
en erkenning van recht, ja! maar
in naam.
Immers, het oprichten en instandhouden van
scholen kost geld, veel geld zelfsen nu is
in de schoolwet van 1857 verordend: vooreerst
dat er door het gansche land in elke gemeente
voldoend getal scholen moet zijn van neu
richtingvervolgens dat er tot bestrij
van de groote kosten die daaruit voort
ja! eenig schoolgeld mag (niet eens
moet) geheven worden, maar dan voorts over
de algemeene kas mag en moet beschikt wor
den; en eindelijk, dat er uit die algemeene kas
nooit en nergens iets mag gegeven worden
scholen die van eene andere richting zijn.
spreken thans nog niet over de vraag, of
bepalingen onvermijdelijk zijnmaar ge
ook, dat de wet niet anders zijn kon,
laat men dan toch erkennen, dat er geen ge
lijkheid van recht is voor alle richtingen, maar
een zeer groot privilegie voor de neutrale"
richting, en dat de vrijheid tot het oprichten
scholen op de meeste plaatsen al zeer
is. Ja, in groote of in rijke ge
meenten zijn christelijke scholen toch tot stand
en soms ook wel elders, tengevolge
van bijzondere belangstelling of van krachtigen
steun; maar ieder weet of kan weten,
met hoeveel moeite dat gepaard gaat, en hoe
veel opo !feringen dat voortdurend kost.
"let zou wel een zeer onjuiste gevolgtrek
zijn, als men uit de uitbreiding van
christelijk schoolonderwijs in de laatste
jaren wilde afleiden, dat het dus vol-
vrijheid geniet en volstrekt geen reden
te klagen. Neen! die uitbreiding
^alle bezwaren, dat groeien tegen de
in, het is een bewijs voor de
an het christelijk beginsel, en
vaardigheid waartoe een christe
lijke overtuiging in staat stelt en aandrijft.
Daarom te meer moeten zij die van ons ver
schillen, voor onze overtuiging toch eerbied
hebben; de trouw en de kracht, waarmede wij
ons beginsel in toepassing brengen, mag dan
waarlijk niet als een wapen tegen onszei ven
gebruikt worden; en dat past wel allerminst
aan dezulken, die, voor de scholen hunner
eigene richting alles ontvangende en steeds
meer eischende uit de algemeene kas, zeiven
er weinig of niets voor ten offer brengen. Het
is niet slechts onbillijk en onbarmhartig, maar
het is ook eigenlijk bittere spot met een hei
lige overtuiging, als er op den bloei van het
christelijk onderwijs wordt gewezen als op een
bewijs van de groote vrijheid die het geniet;
en door wie dat soms wel eens. mag geschied
zijn, mannen van beginsel en vali ernst kunnen
en zullen zich daaraan wel niét schuldig ma
ken. Zij althans zullen begrijpen en toestem
men, dat de christelijke school een zwaren
strijd heeft; en dat ligt ook in den aard der
zaak, nu de openbare neutrale" school zoo
bijzonder is geprivilegieerd. Daarvoor moet
nu zóóveel betaald worden, ook uit onze beur
zen. dat "«rre de meeste plaatsen een
christelijke school onmogeiijK kuu
al zou de groote meerderheid, of zeer velen,
op zulk een school zeer gesteld zijn. De thans
bestaande wet verplicht ons, om, voordat we
zelven iets voor onderwijs mogen uitgeven,
eerst te betalen, en veel te betalen, voor eene
opleiding die, naar onze overtuiging, niet
slechts onvoldoende is, maar ook verderfelijk
werkt; we worden gedwongen dat te doen,,ook
ten behoeve van ouders, die volstrekt geen
geldelijke ondersteuning noodig hebben om zich
van den voornaamsten ouderplicht jegens hunne
kinderen te kwijten; en velen onzer worden
feitelijk genoodzaakt, hunne kinderen, gedu
rende het grootste gedeelte van den dag, te
onderwerpen aan eene opleiding, die, wat geest
en richting betreft, met de huiselijke geheel
in strijd is, en die vaak schade doet ten aan
zien van hetgeen in onze schatting het hoog
ste is. Is dat vrijheid voor allen? Is dat ge
lijkheid van recht Zonder twijfel, het kon
nog erger zijn, als b. v. andere dan neutrale"
staatscholen eens geheel verboden waren; en
wanneer we niet waakzaam zijn, zou het daar
toe te eeniger tijd wel eens kunnen komen.
Nu reeds worden er, van liberale" zijde,
wel eens stemmen gehoord die dat ei-
schen, in naam van »het algemeen
belang"en al is de overgroote meer
derheid aan die zijde nu nog volstrekt niet met
dat denkbeeld ingenomen, het is toch de ge
volgtrekking, waartoe hun beginselen met nood
zakelijkheid moeten leiden. Als men stelt, dat
de kinderen aan den staat behooren, of dat
deze tot een goede opleiding mag verplichten;
als men verder meent, dat de staat ook be
slissen mag, welke opleiding de beste of de
eenig goede is; en als men voorts nog van
oordeel is, dat, zooals inderdaad beweerd wordt,
de opleiding in de Christelijke scholen onvol
doende is, of verstompend, ja zelfs verderfe
lijk moet genoemd worden; dan ligt ook de
gevolgtrekking voor de hand, om die slechte
opleiding door het staatsgezag te doen verbie
den, en om allen door de staatsmacht te nood
zaken van de voor allen zoo onmisbare neu
trale" school gebruik te maken. Zóó ver
zijn wij intusschen gelukkig nog lang niet.
Maar dat het »nog erger" kon, dan het nu
reeds is, is toch zeker een schrale, armzalige
troost; en die overweging kan ons waarlijk
niet terughouden, om een beteren toestand te
verlangen. We begeeren daarbij volstrekt niet,
dat de rollen nu eens zullen worden omgekeerd,
zoodat wij behooren zouden tot de van staats
wege bevoorrechte richtingdat bedoelt nie
mand onzeren allen die nu nog op den gang
van zaken invloed hebben, zouden het in alle
opzichten allertreurigst achten, als een voort
during en verzwaring van druk onze geestver
wanten er ooit toe bracht, om, wanneer zij de
macht eens in handen kregen, die ten behoeve
hunner eigene richting te gebruiken. Het zou
dan de schuld zijn van de thans overheerschende
partij: een gericht, zooals de geschiedenis niet
zelden te zien geeft; maar toch altijd een toe
stand, die ook door ons diep zou worden be
treurd. Ook om dat te voorkomen, zouden we
V" F r" 71AT1 d^t. ten aanzien van eene
kwestie, die in üaar ULr0
dienstigen aard is, alle dwang en druk eens
kon ophouden. En meer dan dat, we herhalen
het, wordt door niemand onzer verlangd. We
weuschen niet anders, dan dat het privilegie,
thans aan ééne richting verleend, worde inge
trokken, of wel dat het worde uitgestrekt tot
alle richtingen, zoodat het ophoudt een privi-
legie, te zijn. We verlangen niet anders, dan
dat de staat, behoudens alle zorg voor het onder
wijs zelf, aan de verschillende richtingen, die
zich daarbij doen gelden, gelijke rechten ver-
leene. We eisofeen niets anders dan vrijheid
voor allen, niet slechts in naam maar metter
daad, niet slechts gedeeltelijk maar volkomen,
en die begeerte, dat verlangen, die cisch is
nog des te rechtmatiger, omdat het in ons
vaderland waarlijk geen klein hoopje" is, dat
met neutrale" opleiding niet tevreden is. Ze
wordt afgekeurd en verworpen door bijna alle
Itoomschen, zelfs door een aantal Israëlieten,
en door allen die in de Protestantsche kerken
aan het Evangelie der H. Schrift nog vasthou
den. Toen de laatste maal bij de stembus de
schoolkwestie aan de orde was, heeft zich
reeds de meerderheid van het kiezersvolk
tegen die neutrale" opleiding uitgesproken.
En we zeggen zek-t niet te veel, als we
beweren, dat het Nederlandsche volk, als het in
zijn geheel kiezen kon en mocht, voor ver het
grootste gedeelte tegen de neutrale" school
zich verklaren zou. Des te erger is het, als er
dan toch dwang is ten behoeve van die school.
Ook de bezwaren van weinigen, ja zelfs van
één enkele, als ze een godsdienstig beginsel en
dus de consciëntie raken, hebben recht op
eerbiediging. Maar de klacht over dwang lieeft
toch des te meerder nadruk, en de noodzake
lijkheid om er naar te liooren springt toch
des te meer in het oog, wanneer blijkt, dat
het eigenlijk de meerderheid is, die door een
minderheid overheerscht wordt. Hier te lande
nu heeft die meerderheid, met betrekking tot