CilHISTlLIJK-lllSTORISCII BLAD. 98. Donderdag ld Februari. 1877. noorieMeiEtopMapiriijs. HET ZUIDEN, Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag- ond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen. Prijs per drie maanden franco2, Enkele - 0,07 Uitgever: ALBERT WEDDING, te middelbu.ro. Prijs der Advertentiën Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 16 regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 10 cents per regel. Het gebeurt maar zelden, dat een voorstel wetsverandering zooveel belangstelling op- ekt, als er in de laatste weken reeds betoond erd aan bet wetsontwerp van den minister eemskerk, dat op 21 Dec. 11. bij de Tweede amer der Staten-G ener aal werd ingediend, lang reeds beloofd en met aandrang ge raagd, door velen met ongeduld ingewacht en hoop ol vrees te gemoet gezien, was bet zoodra bekend, of men hield er zich alom l ons vaderland mede bezig; van verschillende jden zijn de slotsommen van onderzoek en ïoordeeling reeds openbaar gemaakten de room van opstellen die er over handelen is altijd wassende. Nu, dat is waarlijk geen onder; en het is ook, op zich zelf, een ver lijdend verschijnsel. Immers liet geldt hier de ïgeling van het lager onderwijs, dus een volks- elang bij uitnemendheid, en ook tevens een raagstuk dat in klimmende mate een oorzaak van verdeeldheid en strijd. Hier mag en hier an dus eigenlijk niemand onverschillig zijn. betrekking tot dit wetsontwerp zou men moeten wenschen, dat de belangstelling veel grooter was en veel algemeener. En daarom behoeven we onze lezers ook geen ïrschoouing te vragen, wanneer we alweder /er onderwijszaken tot hen sprekenintegen- jel, we zijn te dien aanzien hun nog iets 31'plicht. We hebben de voornaamste bepalin- van dit wetsontwerp en het oordeel van invloedrijke organen der pers aan hen maar een blad dat ook zelf eene vertegenwoordigt, en vooral een van de christelijk-historisclie richting, kan iet zulke mededeelingen niet volstaan. Het is jk geroepen om zelf zijn oordeel uit te spreken, seis tot getuigenis en deels tot voorlichting. om aan die roeping te beantwoorden, wen- ihen we dan na in eenige hoofdartikelen beschouwingen aan onze lezers voor te We voelen ons daartoe gedrongen, omdat as blad een orgaan is van de christelijk-his- irische richting. Maar terzelfder tijd wordt daardoor ook aangewezen, uit welk oog- mt en met welke bedoeling we het wetsont- srp vooral te beschouwen liebbben. Met het g op den thans bestaanden toestand is voor s de hoofdvraag, of en in hoeverre door dit ïtsontwerp aan onze bezwaren wordt tegemoet komen. Alles wat die vraag niet raakt, zullen dus thans laten rusten. We staan dus niet stil hij de voorgestelde verauder- ■en, die uitsluitend betrekking hebben vereischten der schoolgebouwen, op tkken van het lager onderwijs, op het on- 1 personeel, op het schooltoezicht, anderingen, die ook wij in menig ■erbeteringen noemen, maar waarbij wel een vraagteeken zouden en waaraan we nog wel anderen gevoegd zien. Ozeer zeker, we amten, die daarbij ter sprake en we zouden Waarlijk niets liever doen, dan van ganscher harte me dewerken tot eene goede regeling van dat al les. Het bedroeft, het hindert, het grieft ons, veel meer dan we kunnen uitspreken, dat we, telkens wanneer verbeteriug van het lager onderwijs wordt voorgesteld, of wanneer we door mannen die daar blijkbaar ook hart voor hebben worden uitgenoodigd om tot zulke verbetering samen te werken, dat we dan al tijd wel gedwongen zijn terstond te vragen: ja, maar geldt het nu verbetering van het onderwijs, van het volksonderwijs in het algemeen? Of is liet enkel te doen om verbetering van een onderwijs, dat in uw geest en in uwe richting is? En indien ge uitsluitend voor het laatstgenoemde iets doen wilt, zullen wij dan ook worden vrijgelaten om een onderwijs dat in onzen geest is te bevorderen of zullen we genoodzaakt worden om het uwe ten koste en ten nadeele van het onze, te steunen? Nog eenmaal: het bedroeft, het hindert, liet grieft ons, dat we zulke vragen altijd moeten voor opstellen. En toch, we kunnen en we mogen niet anders. Samenwerking tot verbetering van het lager onderwijs kan er in ons vader land niet betoond, ja ook zelfs niet gevraagd of verwacht worden, tenzij dat eerst de groote oorzaak van den thans bestaanden schoolstrijd worde weggenomen. Bij de regeling van liet onderwijs zijn er vele en velerlei kwesties te behandelen; maar vóór en boven die alle staat de schoolkwestie bij uitnemendheid; en bij ieder voorstel, dat in zake van het onderwijs gedaan wordt, moet het dan ook allereerst om de oplossing van die kwestie zijn te doen. Dat is hier de hoofdzaak; althans voor ons en daar om, hoe gaarne we ook uitsluitend over andere punten zouden spreken, wat het zwaarste is, moet ook hier liet zwaarste wegen. Met het oog op de voorgestelde wet is dus onze vraag: of en in hoeverre die school kwestie daarin wordt opgelost. Maar misschien is het niet geheel overbodig, vooraf nog eens duidelijk te herinneren, wat eigenlijk die school kwestie is; want er is te dien aanzien wel eens eene begripsverwarring, die niet anders dan schadelijk werken kan. Waarover loopt de groote strijd, die er met betrekking tot het onderwijs gestreden wordt? Over de richting en den geest, waarin onze jeugd moet worden opgeleid? Of die opleiding een or thodox of een modern of een Roomsck karak ter moet dragen Of ze Christelijk zijn moet, in den zin dien dat woord nu eenmaal vol gens de geschiedenis heeft, of Christelijk in den zin van een Christendom boven geloofs verdeeldheid Neen dat is hier te lande de schoolkwestie niet. Wel staan die vragen er niet buiten integendeel, ze raken den strijd in zijn eigenlijke wezen en zijn diepsten grond. Als men in het antwoord op die vragen een stemmig was, zou er in 't geheel geen school kwestie wezen. Maar toch, dat antwoord kan zeer verschillend zijn, zonder dat ook liet grootste verschil oorzaak wordt van een lief'ti- gen, bitteren strijd. Het antwoord op die vragen is geheel afhankelijk van de overtui ging die men zelf in liet godsdienstige toege daan is de beschouwing die men zelf voor de ware houdt, wil men natuurlijk ook bij de opvoeding ten grondslag gelegd zien; wat men zelf verwerpt of voor verderfelijk houdt, wil men natuurlijk aan de kinderen ook niet la ten inprenten; en overal waar verschil van godsdienst is, zal dus ook verschil zijn over den geest die liet onderwijs en de opvoeding moet bezielen en leiden. Dat verschil is dus van zuiver godsdienstigen aard, geheel de zelfde kwestie als die er b. v. tussehen de verschillende kerkelijke gezindten is. Men kan dat verschil betreurenmen kan den wensch uitspreken, dat toch alle menschen in zake van godsdienst eenstemmig mochten denken; men kan zijn best doen om andersdenkenden voor de eigene overtuiging te winnen; maar zoolang het verschil blijft bestaan, moet men den toestand wel aannemen zoools hij nu een maal isen in een land, dat prijs stelt op recht en vrijheid, moeten die twee voorrechten dan ook aan allen zonder onderscheid verleend worden. Dan is het gevolg, dat allen elkander verdragen, dat ieders overtuiging geëerbiedigd wordt, en dat er bij alle verschil en bij allen strijd toch vrede en rust is in den staat en in de maatschappij. Zoo is inderdaad de ver houding tussehen de verschillende godsdienstige gezindten; zoo kon liet- zijn, ook met betrek king tot het onderwijs en de school; maar zoo is het te dien aanzien volstrekt niet. En dat komt, omdat hier, bij uitzondering, de staat zijn invloed doet gelden, en beslist partij kiest voor ééne richting, ten koste en ten nadeele van alle anderen. Indien de staat ook op ander gebied tot iets dergelijks overging, ter stond zou dan ook daar een felle, heftige strijd onvermijdelijk zijn. Thans doet hij het alleen met betrekking tot de school; en daardoor maar ook daardoor alleen, is er nu op dat gebied zulk een bittere, scheurende en vertee- rende strijd. Het is in ons vaderland nu eenmaal zoo gesteld, dat er op dat punt verschillende overtuigingen zijn iedere partij zegt van hare eigene school, dat zij zeer voldoende en bruik baar is, en dat het juist een opleiding in dien geest is waaraan de kinderen behoefte hebben; en wederkeerig verklaren ze elkanders scholen voor onvoldoende of onbruikbaar of verderfelijk. Nog eenmaal: men kan dat betreuren; maar liet is zoo en dat verschil in beschouwing zal ook niet veranderen, zoolang er verschil is in gods dienstige denkwijze. En nu is dit de kwestie die zich voordoet, thans de schoolkwestie bij uitnemendheid hoe moet in dien stand van zaken het onderwijs geregeld worden Wat is bij dien staud van zaken de taak, het recht en de roeping van den staat? Neutraal zijn, in den werkelijker! zin van dat woord, cf partij kiezen Recht en vrijheid aan allen verzeke ren, behoudens de noodige waarborgen voor het onderwijs zelf, of wel ééne partij bevoor rechten, en dus alle andere onderdrukken, door zijn gezag, zijne macht en de algemeene kas uitsluitend aan die ééne partij te laten ten goe de komen? Dat het laatstgenoemde thans ge schiedt, is de eenige oorzaak van den ganschen schoolstrijd dat de staat onpartijdig zij ten aan zien van een verschil dat in zijn diepsten grond van godsdienstigen aard is, is de eenige eiscli dien de onderdrukten telkens luider doen hooren en een oplossing van die schoolkwes-

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1877 | | pagina 1