Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag- Uitgever: J Prijs der Advertentiën: vond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen. AX.BEI6X WEDDING, Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 1—6 Prijs per drie maanden franco2,te regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Ënkele nommers- 0,07 j MIDDELBURG. 1 Liefdegaven 10 cents per regel. Middelburg, 5 Februari 1877. Wekelijksch overzicht van de christelijke pers. Eer wij de citaten uit de christelijke pers, in zake ie onderwijswet sluiten, willen we onzen lezers nog zeggen wat onze twee maandschriften Stemmen en Zaaier van dit ontwerp zeggen. Dr. A. W. Bronsveld zegt in de Kroniek van de l|£iii«3ieii voor Waarheid cm Vre«Se Hoe veel hangt niet van het onderwijs voor vaderland en Kerk af. Hoe ontzettend jammer is het, dat een zaak, zoo belangrijk, de |hartstochten zóó in beweging houdt. Doch zij zou dat niet doen, indien zij minder betee- kenis had. Ieder gevoelt het, hier staat alles, wat ons liet dierbaarst is, op het spel. Die gedachte moest lan den strijd een ernstig, heilig karakter geven. Wij kampen hier niet om goed of voordeel niet onze 3er wordt hier aangetast. Wij treden hier op voor de teederste belangen van de kinderen des volks. Twee groote machtige beginselen, die elkander uitsluiten en moeten weerstaan, worstelen totdat een van beiden onderligt. Onze personen moeten daarl^j-Jiiets zijn. Het i3 ons daarbij niet te doen om het formeele, rage begrip van vrijheid alleen. Wij zijn er niet mee tevreden, dat wij op Neerlands dierbren grond een rftaanplekjeu" hebben en worden geduld. Het Chris telijk beginsel is uit zijn aard agressief. Het wil, het moet veroveren. Het wil lieerschen in de schooi èn in het huisgezin, èn in de maatschappij, èn in den Staat. Wil het dat niet langer, dan is het zouteloos zout en tot niets nut geworden. Dat is geen verbor genheid en de reden waarom men zoo groote waarde lan een onderwijswet hechten moet. Twee groote geestes-stroomingen staan nu tegen over elkander. De eene wil een onderwijs, dat door tien Staat gegeven, en dus voor allen voldoende we- zeu moet, voldoende in alle opzichten; voldoende aan [le eischen van 't verstand en van het hart der kin- Ieren. De regeering legt spoorwegen aan, graaft ka nalen, ontsteekt gas-verlichting, zorgt voor 't vervoer onze brieven, op eene wijze, die voor allen gelijk jn voor allen even voldoende is zoo moet zij ook zorgen voor een onderwijs, dat allen bevredigt. Doch onderwijs is iets anders dan een spoor.veg, 3ii een onderwijzer is geen gas-lantaarn. De Staat kan zijn eigen begrip en zijne roeping niet in die mate isoleeren van de werkelijkheid, van de deining in strooming der geesten, dat hij geheel daar buiten staat. Waar hij gaat onderwijzen en opvoeden, daar comt hij in aanraking met allerlei stelsels, en met de twee groote beginselen, die achter eiken strijd schuilen het geloof en 't ongeloof. Steeds duidelij ker wordt liet, dat de staatsschool wordt verdedigd ioor een aantal mannen, die het geloof, het geloof lan den levenden God, zoo al niet prijsgaven en ha len, dan toch als opvoedend element sluiten willen Duiten de school. Omdat z ij niet meer het Evatige- !e belijden, omdat zij van den Zaligmaker zich lebben afgewend, mag de Staat op zijn school van lezus Christus niet meer spreken als den Verlosser. |)at w ij zulks wèl verlangen, schijnt e~ niet toe te men. Het ongeloof wil het geloof wegdringen. Zie ■er een man, die niet meer aan nee m dat God een ■mder kan doen. Hij wil, dat zijn kind nooit zal ■oren, dat er ooit een wonder is geschied. Israels «hiedenis wil hij verhaald hebben als een bloot- ^murlijke wondeiïooze historie. Gij verlangt ^^tegenovergestelde. Dat doet er niet toe. ^kterwijzer mag niemands overtuiging kwetsen. ^ms van het wonder zwijgen. Neen, hij moet wil men. Hij raag de schepping looche- Almachtigcn Schepper niet spreken, zulks krenkend oordeelt voor zijn ^^kDoch wat is nu het ergerlijke ten believe van het onge loof het geloof verdrongen wordt, uit de staatskas, uit de bijdragen van allen worden betaald, en dat gij en ik, die een school verlangen, waar het beginsel des geloofs het onderwijs doordringt, die scholen zeiven kunnen bekostigen. Zij, die het meest op ver betering van 't onderwijs aandringen, zijn dus men- schen, die weten, dat het hun nagenoeg niets kosten zal, al worden de uitgaven van 't onderwijs jaarlijks met eeDige tonnen gouds verhoogd. Zij laten hun onderwijs Staatsonderwijs doopen en door alle burgers betalen, en dwingen ons bovendien uit eigen midde len in onze behoeften te voorzien. Dit is een schreeu wend onrecht. Bovendien moet men nog dit beden ken wie is dc Staat in dit geval Dat is de heltt der Tweede Kamer plus één. Dat is de meerderheid in een volksvertegenwoordiging, gekozen onder een kieswet, die zeker door niemand meer in bescherming wordt genomen. Het volk is niet vertegenwoordigd. En als nu die staatsscholen nog maar deugdelijk en degelijk onderwezen. Doch het tegendeel is waar. Haar resultaten zijn alles behalve bevredigend. Ons volk is dan ook met de Staatsscholen niet zoo ingenomen als voorheen. Op zich zelf vind ik 't geen verblijdend verschijnsel, dat de school, die al de kinderen des lands bevatten moest, door velen wordt verlaten, en dat de klove, die ons scheidt, steeds breeder en ook reeds door de kinderen aan schouwd wordt. Ik betreur het zeer, dat welmeenen- de, Christelijke mannen van naam die klove hielpen verbreeden. Maar nu de Staatsschool op vele plaatsen onder den invloed kwam van menschen, wier begiu- selen het volk verfoeit, nu verblijd ik mij er in dat het vrije onderwijs, de ware gedachten van hel volk in haar verscheidenheid afspiegelend, tot bloei kwam. Dit is een zeer gewichtig verschijnsel. Ondanks de gehechtheid van ons volk aan het bestaande, ondanks de invloeden der liberale pers, ondanks de groote geldelijke offers is de vrije school verrezen en wint zij aan kracht. De Staat moet met haar rekenen. Hierin ligt voor den minister, die het lager onder wijs regelen wil, een ernstige wenk opgesloten. Er is onder ons volk een toenemende liefde voor 't vrije onderwijs. IToe geheel anders was dat voor 1848. Wat klonk de bede om vrij onderwijs toen velen on zinnig in de ooren Wat kostte het een moeite, die vrijheid in de herziene Grondwet gewaarborgd te ver krijgen Wat wekte zij nog in 1857 kennelijk hier medelijden, ginds afkeerEti wat is nu cle vrije school een macht geworden O, dit is een zeer ver blijdend verschijnsel. Ook de Ziiaaei* wijst op de vooruitgang, dien het rechtsbeginsel van lieverlede maakt, 't Is nog wel niet wat we wenschen zouden, maar 't is toch niet gering en wc moeten het dankbaar erkennen. Niet alleen in de christelijke pers, maar ook in tal van or ganen der openbare incening, z. a. het Dagblad van 's Gravenhage, «le Rott. Courant, de Amst. Crt., het Utrechtsch Dagblad, het Handelsblad zijn in denjong- sten tijd dingen gezegd, waarover we ons verheugen moeten. Elk doorbrekend licht verkondigt een dage raad die verschenen is en een dag die komt. In verband met het voorafgaande is het artikel ,/onze strijdmacht" in de StJïmSaaiD'fl van lieden zeer opmerkelijk. Tusschen twee banierenstaatssou- vereiniteit en de souvereiniteit Gods tusschien die beiden zal binnen en buiten de Kamers weldra moe ten gekozen worden. Staatssouvcreiniteit is (le open lijke belijdenis van hem, die tot leider der liberalen is gekozen. Door overmacht is deze partij zeer sterk, zij is in 't bezit der staatsmacht, bijna alle staats instellingen zijn ten haren behoeve ingericht. Tegen over die partij staan de mannen, die tot beginsel de souvereiniteit Gods hebben, zij zijn talrijker buiten dan in de Kamer. Thans is voor de antirevolutio nairen de tijd voor de ontwikkeling hunner kracht gekomen. Dc groote vraag of de belijders van de souvereiniteit Gods, staatsrechtelijk moeten achter staan bij de belijders der staatssouvcreiniteit zal thans in de wet, waarover twintig jaren lang, door hen vooral is gestreden, worden behandeld. Thans zal het blijken of onze mannen voor onze banier, voor de vrijheid strijden, en des noods hun politiek leven kunnen opofferen. Het 2/s der natie, de Roomschen kampen mede tegen staats-overmacht. Wij zijn met die partij niet homogeen, omdat ook zij menschelijk gezag hooger stelt dan Gods Souvereini teit. Maar zoolang wij de zekerheid hebben, dat zij in de plaats van staats-almacht niet de almacht der Kerk stellen kan en die zekerheid hebben we, zoolang wij voor de vrije verkondiging des Evangelies zorgen zoolang behoeven we voor medewerking van die partij niet te vreezen. Trouwens haar steun zou ons toch wel geworden, want het is haar eigen belang, dat ze met ons tegen den gcmeensctfappelijkeii vijand de Staats-almacht kampt. Te oordeelen naar de uitspraken der conservatieve bladen, mogen we op medehulp van die partij reke nen. De conservatieve organen nemen het openlijk voor de zaak der verdrukten op. Maar, men make zich geene illusies. De strij5, die nu moet gestreden worden, is verre van aangenaam. Vroeger wilde men ons gaarne recht doen, maar het was onuitvoerbaar, de natie was gehecht aan de neutrale school. Thans is dat wapen niet meer te hanteeren. Nu geldt het een beginsel, dat de diepten vaa het menschelijk hart raakt. Die vrijmoedig durft zeggen (lat tegenover ie der gewetensbezwaren moeten ontzien worden, die vrijmoedig zijn God in alles op den voorgrond wil gesteld hebben, die de Souvereiniteit Gods durft plaatsen tegen de wijsheid en het inzicht der men schen, hij verwekt bij velen onwil, bespotting en ergernis. Wil men recht doen dan is het niet meer mo gelijk met eenige goede woorden beide partijen te vriend te houden, er. met bevrediging van niemand alle bezwaren te sussen. Neen Wat wij eischen, wat recht is, is duide lijk, Niet aan den Staat maar aan ons komt net oordeel toe over de deugdelijkheid der opvoeding onzer kin- dereu. Indien uwe school ons niet bevalt, dan bou wen wij onze eigene, en willen dan ook niet langer feitelijk of met opzet achterstaan bij anderen, alleen omdat wij in gevoelen verschillen. Óp bondgenooten vertrouwen we niet veel, als 't er op aan kwam lieten ze ons gewoonlijk in den steek. Toch vreezen we niet, want we hebben er één, sterker dan alle kamer leden te zamen. Blijkens een bij het depart, van koloniën ontvangeu ieScganaaaa van den gouv.-gen. van Ned.-Indië is den 29 Jan. het navolgende uit Kotta-Radja bericht Den 26 Jan. debarkeerde eene kolonne le Koerong- Raja en eene te Kwala-Loe. Beide punten werden zonder tegenstand bezet. Laatstbedoelde kolonne onder bevel vau den kol. van der Heyden, betrok een half uur landwaarts in het bivak. Het omliggend terrein werd verkend en de kampong Lamnga sterk bezet gevonden. Te Koerong-Raja werd geen punt gevonden, ge schikt voor eene vestiging, welke aan het doel beant woordde. Den 27 Jan. werd voortgegaan met het debarke- ment bij Kwala-Doe van de overige infanterie, artil lerie, vivres en ammunitie, Dit (lebarkement ging, door de sterke branding, met veel bezwaar gepaard. De te Koerong-Raja gedcbarkcerde kolonne rukte des namiddags op langs Ladoeng om zich met de andere kolonne te vereenigen. Door deze laatste werd het terrein verder verkend; bij die verkenning sneu velde 1 man eu werdeu 5 gewond. Aan de Tweede Kamer is ingediend een Miemv w©i«oaa4weas|> tot regeling van liet onderwijs aan de Koninklijke militaire academie. De koofdbepalingen daarvan zijn: de toelating van knapen van 1518

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1877 | | pagina 1