MMISTILUHISTORIMI BLAD.
l\°. 67.
Zaterdag- 2 December.
1876.
HET ZUIDEN,
Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag
avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen.
Prijs per drie maanden francoƒ2,
Enkele nommers- 0,07
Uitgever:
ALBERT WEDDING,
te
MIDDELBURG-.
Prijs der Advertentiën
Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 16
regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 10 cents per regel.
AGENTEN: de heeren P. G. de Vey Mestdagu te VlissingenM. de Jonge Jz. te GoesJ. van der Peijl te Neuzen.
Tot de voorstanders van het Christelijk school
onderwijs, die juist daarom den pas ontslapen
grooten voorstander van dat gewichtige volks
belang dankbaar in eere houden, komt in deze
dagen eene roepstem, die wel in den ruimsten
kring mag gehoord worden, en die dan in veler
hart zonder twijfel vollen weerklank zal vinden.
Het is de oprichting van een monument voor
Groen van Prinsterer, waartoe van het Chris
telijk volk in gansch Nederland de krachtdadige
medewerking gevraagd wordt. Reeds zeer spoe
dig na zijn heengaan werd er, op verschillende
plaatsen en in onderscheidene kringen, over zulk
een huldeblijk gedacht en gesproken. De Ver-
eeniging voor Christelijk Nationaal Schoolon
derwijs, waarvan hij de voornaamste stichter,
de uitnemende leider en de krachtigste steun is
geweest, heeft zich toen als van zelf geroepen
gevoeld om de uitvoering van dat denkbeeld ter
hand te nemen. Zij benoemde eene commissie,
die belast werd met het bijeenbrengen der be-
noodigde gelden. En van wege die commissie
worden thans de Nederlandsche Christenen tot
betooning van deelneming opgeroepen.
In de circulaires, die daartoe aan velen zijn
toegezonden, wordt ook tevens medegedeeld
welk een monument men bedoelt. Niet een
standbeeld, of iets dergelijks. Dat zou, nu althans,
niet in zijn geest zijn. Daarvoor zal de tijd
eerst gekomen zijn, als ook buiten den kring
zijner geestverwanten algemeen zal erkend wor
den, hoe hij, door zijn strijd voor waarachtige
vrijheid des gewetens en door zijne opwekking
van persoonlijke veerkracht en zelfstandigheid,
niet slechts voor een deel des volks, maar ook
voor het gansche vaderland tot een rijken zegen
geweest is. Thans wordt hij nog door velen
uitsluitend beschouwd als de vertegenwoordiger
van eene godsdienstige richting, en als het hoofd
van eene staatkundige party; zonder dat wordt
ingezien, dat hij juist als zoodanig ook de
roeping, den moed en het verlangen had, om
wezenlijke vrijheid voor allen te handhaven of
te eischen. En ook zelfs waar dat laatste be
grepen wordt, is er nog geen uitzicht op al-
gemeene waardeering; want juist in den school-
riid. die meer dan iets anders ons volk ver-
wll de zoogenaamde liberale partij
neerderheid) van^fl^Eje ont-
^hoo-
eming
fiTaatsdwang teuwb$hoëve van haar
^elsel en van de door haar begeerde
later geslacht zal wel beter inzien,
in dien strijd het wezenlijk-libe-
oorgestaanen dan zal, beter
fct geschieden, ook door
^en staatkundige
van dezulken
schouwd worden, dan moet nu ook een monu
ment voor Groen van Prinsterer in iets anders
bestaan.
Hij zelf (zegt de bovengenoemde commissie
wel terecht) hij zou boven alles »tot voort
zetting van zijn werk hebben aangespoord
tot verspreiding van die beginselen, die de
vrijheid voortbrengen en waarborgentot on
dersteuning van de volksschool, die wil helpen
voorkomeu, dat de. Bij bel, en daarmede de
kracht, die het Evangelie schenkt, aan ons
volk wordt ontroofd". En wanneer die school
allereerst geschikte leerkrachten noodig heeft",
dan is er zeker geen beter en waardiger mo
nument te bedenken, dan de oprichting van
een fonds »tot bevordering van de opleiding
van hulponderwijzers voor de christelijke scho
len".
Zulk een fonds wil men dus tot stand bren
gen, maar dan als een Groen-van-P vinster er-
fonds. Op dat laatste moet de nadruk vallen.
De drangreden, om er naar vermogen aan bij
te dragen, moet niet allereerst liggen in de
behoefte, die er is aan christelijke onderwijzers,
en in de geestelijke vruchten die als rente van
het bijeen te brengen kapitaal te verwachten
zijn. Wel mag men daarop ook wijzen, tot
verhooging van aandrang, en tot opwekking
om, zoo mogelijk, veel te geven; maar de
hoofdzaak is toch, dat het nu eene stichting
worde »ter gedachtenis" en uit dankbaarheid".
En ligt niet juist daarin tevens de allersterk
ste aandrang Zonder twijfel, een dankbaar
aandenken is ook zonder gedachtenisteeken wel
mogelijk, en is zelfs in dit geval reeds over
vloedig gewaarborgd: in dien zin heeft Groen
van Prinsterer reeds een aantal duurzame mo
numenten. Maar die staan daar allen buiten
toedoen van zijne vrienden en geestverwanten
en zouden deze daarin dan kunnen en willen
berusten? Wat een man als Groen voor zicli-
zelven gewis niet noodig heeft, zou dat daarom
geene behoefte zijn voor die allen die erkennen
wat God in hem aan Nederland schonk? En
zou dus het plan tot eene stichting, die zijn
naam blijft dragen, niet door velen met inge
nomenheid begroet en van ganscher harte ge
steund worden? Waarlijk, aandrang en opwek
king kan hier overbodig geacht worden. Wie
die hier nog zou noodig hebben, die moet lie
ver aan dit huldeblijk maar niet mededoen.
Zijne beteekenis en zijne waarde moet het juist
hieraan ontleenen, dat er gaarne n gewillig
voor wordt bijgedragen. Eu dat dat geschieden
zal, wordt niet slechts gewenscht en bij aan
vang gezien, maar mag ook met goed ver
trouwen van zeer velen in den lande verwacht
worden.
Met het oog op die te verwachten deelneming is
door sommigen de bedenking gemaakt, dat mis
schien andere christelijke belangen daardoor zullen
schade lijden, vooral die inrichtingen, die eene
soortgelijke strekking hebben als waarvoor het
Groen-van-Prinsterer-fondii wordt bestemd.
minder bijdroeg voor christelijke belangen, die hij
anders zou gesteund hebben, zou dus eigenlijk
maar in schijn zelf een offer brengen; en dat
zou voorwaar wel niet kunnen gelden als eene
uitdrukking der gevoelens van het eigen hart.
Eerbetoon aan een man als Groen van Prin
sterer, ten koste van christelijke belangen, zou
ook zeker wel de sterkste tegenstrijdigheid zijn,
en door hem zeiven met den meesten nadruk
zijn afgewezen. Wie er slechts tot dien prijs
aan zou kunnen mededoen, doe het ook liever
niet. Ja er zal geld, veel geld noodig zijn,
als er een voldoend fonds tot opleiding van
christelijke onderwijzers zal kunnen tot stand
komen. Maar aan den naam van het fonds
moet ook recht geschieden. En juist hoe meer
er op dien naam wordt gelet, des te minder
zal het geld behoeven te ontbrekenwie zal
durven zeggen, dat liij naar de mate van het
goed dat de Heer aan hem toevertrouwde, reeds
gewoon is zóóveel te doen voor de zaak des
Heeren, als een Groen van Prinsterer altijd
deed
Laat ons (zoo besluit die circulaire die tot
deelneming uitnoodigt) »laat ons niet vergeten,
dat wij slechts rentmeesters zijn van het goed
des Heeren!"
»Laat Jezus Christus, die de Leidsman
was van onzen heengeganen leider, ook in deze
zaak onze Leidsman zijn
»Laat het vertrouwen, dat de Vereeniging
voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs in het
christelijk volk van Nederland stelde, niet be
schaamd worden
Mogen ook deze weinige regelen, geschreven
naar aanleiding van een welkom verzoek om
voor de zaak, die het hier geldt in Vlissingen
werkzaam te zijn, en bestemd vooral voor
dezulken, die daar of elders in onze provincie
soms geene circulaire ontvingen en toch gaarne
hunne belangstelling toonen zouden, er iets
toe bijdragen om den vvensch der commissie
voor het Groen-van-Prinsterer-fonds in ver
vulling te brengen!
Vlissingen. F. L. RUTGERS.
Middelburg, 1 December 1876.
Een debat vau drie dagen is ditmaal, in onze
tweede kamer, de behandeling der siaatsbcgrootiaig
voorafgegaan. We kunnen dat debat voor 3/-t een
politiek en voor T/4 een finantiëel debat noemen.
Blijkbaar was er geen plaats of tijd voor beschou
wingen buiten de politiek. Alles werd behecrscht dooi
de vraag: Welk kabinet hebben we thans; is het li
beraal of conservatief? De bekende verklaringen van
den minister van koloniën in de tweede kamer wa
ren het brandpunt der kwestie. Gelijk men weet werd
hem gevraagd wat hij dacht over de vraag of de
grondeigendom op Java, zooals thans voor een
groot deel het geval is, moet zijn gemeen
schappelijk gemeente-eigendom, dan wel of
het wenschelijk is, gelijk mede in vele streken reeds
aangetroifen wordt, den Javaan persoonlijk het recht
te geven om gronden te bezitten. Deze vraag be-
heerschte toen en ook nu nog den geheek