CnRÏSTELIJR HISTORISCH BLO.
N\ es.
Dinsdag 28 November.
1876.
DE SYNODE YAN 1870.x)
HET ZUIDEN,
Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag
avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen.
Prijs per drie maanden franco2,—
Uitgever:
ALBERT WEDDING,
te
MIDDELBURG.
Prijs der Advertentiën:
Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 1
regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents.
Liefdegaven 10 cents per regel.
AGENTENde heeren P. G. de Vey Mestdaghl te Vlissingen, M. de Jonge Jz. te Goes, J. van der Peijl te Neuzen.
Door deze Synode is een besluit genomen
in zake de belijdenisvragen, die een storm
van de zijde der modernen heeft doen losbars
ten, waarvan het loeien tot in onze eigen
gemeente wordt vernomen. Mogelijk niet zoo
sterk als elders, omdat wy hier nog al tame
lijk ver van het middelpuut van d orkaan
zijn verwijderd. Toch luid genoeg om^r ook
onze aandacht op te vestigen. Ook van^hier,
als van zoovele andere gemeenten, zal een
adres uitgaan, waarop tal van gemeenteleden
aan de Synode zal verzoeken, dat deze terug
kom e op het door haar dezen zomer genomen
besluit. Het adres, dat van Middelburg zal uit
gaan, is in zeer gematigde bewoordingen ver
vat en verschilt bv. oneindig veel van den toon
die in Oost-Zaandam wordt aangeslagen, waar
Roomschen en Orthodoxe Protestanten op ééne
lijn worden gesteld en de laatsten op de lijst
der Protestanten, zelfs der Christenen worden
geschrapt.
Doch waarom al die beweging? Waarom al
die adressen? Waarom kreeten, die als nood-
kreeten klinken en die aldus luiden: »Door
dit besluit der Synode, wordt de wet des Chris
tendoms een ieder zij in zijn geweten ten
volle verzekerd, verkracht! Het beginsel der
Hervorming: vrijheid wordt aangerand! Het
gevaar dat onze Protestantsche Kerk bedreigt,
is dringendMen wil ons geweten binden en
dwingen en wat Rome vóór driehonderd jaren
deed, dat zullen nu de orthodoxen doen, daar
in gesteund door hare vijanden, de Groningers
Naar uwe tenten, o Protestanten, en naar de
wapenen gegrepen, om op onzen vrijen bodem,
de dierbare erfenis onzer Vaderen: vrijheid van
godsdienst en geweten te verdedigen
Dat zijn ontzettende woorden, en als het
waar was, wat hier wordt uitgeroepen, ik zou
de eerste zyn, om even goed voor mijne groot
ste tegenstanders, als voor mij zeiven, naar de
wapenen te grijpen en voor ons beiden te
zamen de even dierbare vrijheid te verdedigen.
Ik vraag er geen vrijheid met al hare conse
quenties. Niet vryheid voor mij zelf alleen,
om anderen te binden en te wurgen. Zoo
wordt de vryheid, helaasdoor zoovele zich
noemende Liberalen" opgevat. De Liberalen
van weleer en de Radicalen van heden zijn
aardig op weg, om ons over Berlijn naar Pe
tersburg te leiden, m. a. w. aan de hand van
von Bismarck naar den knoet van den Czaar.
.Doch wat is er toch gebeurd in onze Kerk,
vat ongehoords is er door de Synode van
gsloten, dat zooveel rumoer kan wetti-
nieuw reglement is er ontworpen
vaardoor op eens duizenden en
onze Kerk van de eens
jm vrijheden worden
deur, die al jaren begint te tellen, hangt nog
aan den ingang der Kerk op hare zelfde heng
sels. Maar die deur had men er uit willen
lichten. Onze Kerk had moeten worden een
Omnibus (voor allen).
Doch laat ik u verhalen wat gebeurd is.
Ik heb dan mogelijk gelegenheid, om in een
volgend stuk mijne gedachten en opmerkingen
over hetgeen thans geschiedt en van zoovele
zijden wordt gezegd, mede te deelen. Eene
juiste kennis der dingen is voor eene juiste
beoordeeling volstrekt onmisbaar.
Wij hebben onder onze kerkelijke wetten
een art. 39 Regl. op het godsdienst onderwijs,
dat den toegang tot de Ned. Herv. Kerk opent
of afsluit. Dat reglement, in 1861 ingevoerd,
was van zeer liberale zijde afkomstig, en het
genoemde artikel was verre van naar den smaak
te zyn van de orthodoxe leden der Kerk, al
waren de woorden ontleend aan de aloude ge
loofsbelijdenis der Christelijke Gemeente. Het
waren woorden, waaraanallerlei beteekenissen
zouden worden gegeven, en die om hunne al
gemeenheid slechts dienden, om een ieder, van
wat godsdienstige overtuiging ook, de Kerk
binnen te laten. Niet dan noode heeft men
zich bij die vragen neergelegd, waarvan men
de eerste meer positief-gereformeerd had ge-
wenscht, als den toegang tot de Gereformeerde
Kerk ontsluitende. Die vragen moeten gedaan
worden en werden gedaan in de godsdienst
oefeningen, waarin de bevestiging van lidmaten
plaats had. En die vragen luidden
»In de tegenwoordigheid van God en Zijne
gemeente vraag ik u:
Vooreerst: Belijdt gij te gelooven in God,
den §Vader, den Almachtige, Schepper des
hemels en der aarde, en in Jezus Christus,
Zijnen eeniggeboren Zoon, onzen Heer, en in
den Heiligen Geest?
VervolgensZijt gij des zins en willens, bij
deze belijdenis door Gods genade te volharden,
de zonde te verzaken, te streven naar heilig
making, en uwen Heiland in voorspoed en
tegenspoed, in leven en in sterven getrouw te
volgen, gelijk aan zijne ware belijders be
taamt
Eindelijk: Belooft gij tot den bloei van het
Godsrijk in het algemeen en van de Nederl.
Hervormde Kerk in het bijzonder, met opvol
ging van hare verordeningen, naar uw vermo
gen volijverig mede te werken?
Eerst na toestemmende beantwoording dezer
vragen kan men tot lidmaat der Kerk worden
verklaard.
Die vragen, eerst zoo ruim mogelijk, voor
velen te ruim, werden hoe langer zoo meer te
eng, te uitsluitend. Wat men nooit gedacht
had, gebeurdemen begon van lieverlede be
zwaar te krijgen, eigenlijk vooral tegen de
eerste vraag. In die vraag, hoe ook verwaterd,
was eene erkenning van hetgeen men eigenlijk
meer geloofde. Wileisen zoo snel, ook
vraag moest weg, althans >als gebiedend voor
geschreven letter" op zij gezet. Vierhonderd
predikanten dienden een adres in bij de Synode.
Zij verlangden
»dat de bevestiging van lidmaten voortaan
geen kerkrechterlijk, maar een zuiver gods
dienstig karakter drage;
»dat de leiding van deze plechtigheid, op
gelijken voet als het genoemde in art. 22 regl.
voor de kerkeraden, aan den voorganger zij
toevertrouwd
dat dienovereenkomstig art. 39 vervallen en
vervangen worde door een artikel ongeveer van
dezen inboud:
>»de bevestiging van lidmaten heeft plaats
in eene daartoe bestemde godsdienstoefening,
bij welke het heilig doel, waaraan de Kerk zich
wenscht dienstbaar te stellen, den nieuwen leden
voorgehouden en de verplichting om daartoe mede
te werken hun op het hart gedrukt wordt."
Nu zegt het hierboven genoemde art. 22
regl. voor de kerkeraden, dat predikanten bij
de leiding der openbare godsdienstoefeningen
met betrekking tot het gebruik van den Hei-
delbergschen Catechismus, de Liturgische schrif
ten, de vragen bij de voorbereiding tot het
Avondmaal, de psalmen en gezangen, naar eigen
oordeel, te rade gaan met de godsdienstige be
hoeften hunner gemeenten. Had dus de Synode
besloten tot hetgeen de vierhonderd predikanten
verlangden, dan had niemand deze vragen of
eenige vraag meer behoeven te doen, of wel
een predikant had vrijheid gehad tot het doen
vau vragen, die hij zelf zou stellen of goed
achten. Onder de leuze van vrijheid had men
over predikanten de grootste bandeloosheid in
gevoerd. De gemeente daarentegen was over
geleverd geworden aan den willekeur van pre
dikanten, die hadden kunnen vragen wat zij
wilden en naar goedvinden met de Kerk hadden
kunnen doen, wat hun welbehagen maar zou
goedachten.
Nu heeft de Synode van 1876 alle voorstellen,
ook van die vierhonderd predikanten, verworpen,
die strekten om dat drietal vragen of weg te
nemen, of te veranderen. Zij heeft die vragen
gehandhaafd en daarmede op nieuw verzekerd,
wat toch al jaren zoo was, dat niemand tot
lidmaat der Ned. Herv. Kerk kan worden aan
genomen, die geen instemming met die vragen
betuigen kon.
Ziedaar de oorzaak van den storm. Heeft
men geen recht tot protest, tot opstand, tot
een »non possumus" (wij kunnen niet) van
moderne zijde Is er geen reden voor de klachte,
dat vryheid des gewetens, dat het beginsel der
Hervorming wordt aangerand Dreigt onze
Protestantsche Kerk niet in eene Roomsche te
ontaarden Hebben wij niet, naast onze tegen
standers, naar de wapenen te grijpen tot ver
dediging ven een algemeen geliefd kleinood?
Zoo de Heer wil, mijn antwoord op di
vragen in een volgend stuk, waa