CHRIST I LIJ HISTOID SU II BLO. mmm mm Dinsdag' 3 October. N*. 41. 1876. Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag- Uitgever: Prijs der Advertentiën avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen. ALBERT WEDDING, Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 10 Prijs per drie maanden franco2,te regels j 1,Iedere regel meer 15 cents. Enkele nommers- 0,07 MIDDSLBÜRO. Liefdegaven 10 cents per regel. AGENTEN: de heeren P. G. de Vey Mestdagii te Vlissingen, M. de Jonge Jz. te Goes, J. van der Peul te Neuzen. HET ZUIDE Het ontwerp-antwoord op de Troonrede gaf in de pas geopende zitting der Tweede Kamer der Staten- Generaal tot vrij langdurig debat aanleiding. Die beraadslaging betrof meer bijzonder de 5e paragr. waarin de zinsnede „Vooral stellen wij er prijs op, dat het wetsontwerp op het lager onderwijs ons wel dra bereikeals van zelve, mag men schier wel zeg gen, de hoofdkwestie van den dag, het onderwijs, we der op den voorgrond deed treden. Er werden dan ook twee amendementen tot wijzi ging ingediend en vrij uitvoerig besproken. Het ligt thaus niet op onzen weg, om die beraad slagingen nategaanalleen zij hierop gewezen, dat daaruit duidelijk blijkt, dat de door de commissie gestelde paragraaph geene, of zoo goed als geene, be strijding zou hebben ontmoet, indien deze niet in ze keren zin geprovoceerd ware, door enkele uitdrukkin gen in de zitting der 2e kamer van 25 dezer, doot den heer Kappeijne van de Copello gebezigd, uitdrukkingen, die van te meer gewicht moesten ge acht worden, omdat zij kwamen uit den mond van hem, die, naar van meer dan eene zijde gemeld is geworden, als de leader der zoogenaamde liberale partij in de Kamer door die partij is gekozen en er kend. Die afgevaardigde zeide o. a.: „Voorts kwam het mij voor dat door den Minister van Binnenl. Zaken bij den aanvang der zitting behoorde te worden inge diend het wetsontwerp op het lager onderwijs, dat de Minister ons had toegezegd en welk wetsontwerp niet ten onrechte als de raison d'etre van zijn gouverne ment werd beschouwd; en dat, dit geschiedende de Regeering zich behoorde te onthouden van de indie ning en verdediging van andere wetsvoordrachten, waar aan hetzij door hen of, wat in politieken zin wel al tijd evenzeer te vermijden is, door hunne vrienden eene nieuwe kabinetskrisis kon worden gehecht" en voorts„Werd die gedragslijn gevolgd dan ge loofde ik niet te stout te spreken, wanneer ik verze kerde dat voor het spoedig in behandeling nemen van het ontwerp op het lager onderwijs, teneinde eene beslissing van de Kamer te verkrijgen, omtrent het groote politieke vraagstuk op de meest loyale mede werking van mijne vrienden zou kunnen worden ge rekend." In de door den heer K a p p e ij ri e in diezelfde zitting ten tweedenmale gehoudene redevoering zegt hij „Nu heeft het mij verheugd dat de Minister het door mij geopenbaard gevoelen, bepaaldelijk omtrent É^^oodzakejijkheid van de spoedige indiening en be- ^^l^ener wet op het lager onderwijs, een ad- ^fc^Ldat iedereen zou gegeven hebben B^^^lat het was enfomer ik wil stond of dit ten opzichte der onderwijspolitiek van deze regeering inderdaad het geval was." De geest en strekking, welke o. a. uit die woorden tegenademen, zijn voor den goeden verstaander van dien aard, dat zij duidelijk genoeg aanwijzen en ken schetsen de politieke gedragslijn, welke de zoogenaam de liberale partij zich heeft afgebakend tegenover de Regeering. Ons dunkt dat wij niet te veel beweren, wan neer we daarin een streven ontdekken om de onder wijskwestie iu meerdere of mindere mate de dienst te doen verrichten van een torpedo in het ministerieele vaarwater, voor welks uitwerking de regeering zich alleen onder die voorwaarde beveiligd zal kunnen ach ten, wanneer of haar wetsontwerp reeds dadelijk naar den zin der liberalen zij, óf wel, dat het uit den vuurproef van het debat zoodanig te voorschijn kome, dat het langs den weg van amendementen, geheel naar liberalen zin hervormd zij, en zulks wellicht in die mate dat, in hoofdzaak althans, het oorspronkelijk wetsontwerp er schier niet meer in te herkennen is. Wat overigens de behandeling zelve van het wets ontwerp betreft, men kan gerust zeggen dat deze ei genlijk door alle leden der Kamer in meerdere of min dere mate wordt gewenscht, en niet wordt geschroomd. Het verschilpunt zit dan ook eigenlijk niet in de al of niet behandeling, maar meer hoofdzakelijk in de wijze, waarop men die wil. En nu wat het wetsontwerp zelf betreft. Het heeft de Kamer nog niet bereikt en zijne bepalingen lig gen dus nog achter den officieelen sluier verborgen. Dit neemt evenwel niet weg, dat men, als onwille keurig, vooral uit anti-revolutionair standpunt de vraag doet „wat zal die wet ons baren Wij voor ons aarzelen niet te verklaren, dat we er ons niet veel illusie van maken. De staatkundige richting der tegenwoordige regeering, in meerdere of mindere mate beheerscht door de zucht om der libe rale zijde te gelieven, door wier goedvinden zij ei genlijk hare zetels bezet, voorspelt niet veel dat op onderwijsgebied den voorstanders en vrienden van het bijzonder onderwijs wezenlijk te stade zal komen. Doch nog oneindig minder, of laai het ons maar ronduit zeggen, niets verwachten we van de, bij monde van den heer Kappeijne aan de regeering zoo gulhar tig en genadig toegezegde 1 o ij a 1 e medewerking van hem en zijne vrienden. „De vlieg die des apothecers zalf bederft" ligt nog te versch in het geheugen, dan dat van die loijaliteit veel of iets anders te wachten of te vreezen is, als dat men nu zal trachten die lastige vlieg eenvoudig dood te knijpen In één woord, onze verwachting is verre van hoog gespannen en zouder ons nu het recht te willen aan matigen, om anders dan bij veronderstelling te spre ken, welke veronderstelling wij hartelijk hopen dat door de uitkomst zal mogen blijken geheel ongegrond te zijn, zoo komt onze slAom kort en goed hierop doch de zooeven bedoelde 1 o ij a 1 e medewerking van den heer Kappeijne c.s. zal wel zorgen, dat dat goede dan nog verdwijne; de regeering zal dan zeg gen met den Moor. „Ich habe meine Schuldigkeit gethanen de voorstanders en vrienden van het bij zonder enderwijs zullen met die schrale en treurige boodschap naar huis kunnen gaan, tenzij de regeering den zedelijken moed mocht hebben, en ons dunkt zij zal die hebben, te verklaren, om der beginselen wille, „Wij trekken de wet in." De uitkomst moge ons ten eenenmale beschamen, dat hopen en bidden wij! Middelburg, 2 October 1876. In de zitting van den gemeenteraad van Middelburg jl. Vrijdag gehouden werd mededee- ling gedaan van de benoeming van de heeren H. J. Droukers, K. Baart en J. M. Boone tot leden van het college van zetters; besloten tot hel verleenen van eervol ontslag aan mejufvr. H. E. van Hiele, eerste hulponderwijzeres op de meisjesschool B. Ver der werd door den voorzitter mededeeling gedaan van de gehouden briefwisseling met deu Minister van binnenlandsche zaken, nopens de hier op te richten Rijks-kweekschool voor onderwijzers. Daaruit blijkt, dat die iurichtiug zal gevestigd worden in de lokalen van het voormalig Provinciaal Gerechtshof, thans buiten gebruik. Aan het vroeger bestaan heb bende voornemen om een der hier aanwezige school lokalen aan het Rijk over te dragen, om te dienen tot leerschool, schijnt geen gevolg gegeven te worden. De inspecteur van het lager onderwijs 'in Zeeland acht het wenschelijker, onmiddellijk bij voornoemd Hofgebouw eene nieuwe schooi te doen bouwen, waar in van gemeentewege f 10,000 zal worden bijgedra gen. Ook de kosten van onderhoud van de gebou wen, waarvoor jaarlijks eene vaste bijdrage aan den staat zal worden uitgekeerd, de belasting- en de assurantiekosten komen voor rekening der gemeente. De door den Minister aangeboden concept-overeen komst, waarbij ook betrokken zijn Gedep. Staten voor zooveel het Hofgebouw betreft, is door den Raad goedgekeurd. Besloten is verder om de overboeken, aan de win- terstraat gelegen en toebehoorende aan liet rijk, ter grootte van 550 M. van het rijk aan te koopen tot den prijs van f 0,50 per M,; dat aan de havenlood sen Remigius en Olte een pensioen zal worden ver leend van f 255 's jaars; tot splitsing van de eerste klasse der burgeravondschool en tot het tijdelijk voor zien van de vacature van leeraar in het teekenen aan de burger-avondschool door de aanstelling van den heer Sanders. De voorzitter legt daarna over, eene alphabetisch gestelde aanbeveling voor de betrekking van gemeente-bouwmeester bestaande uit de heeren: F. E. van Erkel te Dordrecht; J. C. vau der Heil te Middelburg; J. P. Rosendaal te Arnhem en J. H. Will te Vlissingen. De benoeming zal in de volgende vergadering geschieden. Blijkens een bij het Departement van Koloniën ontvangen teIegE*aaai van den Gouv-Gen. van Ned. Iudië, heeft de generaal-majoor Wiggers van Kerchem den 18en dezer het navolgende uit Atchin bericht: Van 13 tot 17 Sept. waren de Koeroe.ng-Tjoet bezio^^^M|J^B|

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1876 | | pagina 1