CHRISTEL IJ R-HISTORISCII BLAD. N°. 33. Donderdag' 14 September. 1876. TO HET ZUIDEN Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen. Prijs per drie maanden franco2, Enkele nommers- 6>07 Uitgever: ALBERT WEDDING, te MIDDELBURG-. Prijs der Advertentiën Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 16 regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 10 cents per regel. AGENTEN: de heeren P. G. de Vey Mestdagh te VlissingenM. de Jonge Jz. te Goes, J. van der Peijl te Neuze: Zij die zich op deze Courant wenschen te abonneren kunnen de nommers fjedurende de maand Sep tember yerschij neiide G R ATIS bekomen. Middelburg, 13 September 1876. Het verwondert ons geenszins, zoo het voor stel Moens steun vond bij het meerendeel dei- openbare onderwijzers. Wie teekent niet gaarne voor meer geld en minder werk? Zóó vraag den wij kortelings bij de behandeling der ge schiedenis van bet voorstel Moens. Niemand zal het in ons afkeuren, zoo wij de instem ming der openbare onderwijzers niet tot een toetssteen voor de deugdelijkheid vnn het voorstel gebruiken. Afgescheiden daarvan wenschen wij te zien, of het waarlijk onze medewerking ver dient. Voorzeker bij het toenemend gebrek aan onderwijzers kwamen dikwijls gevallen voor, lijnrecht in strijd met alle begrip van opvoe ding en ouderwijs. Waar een hoofdonderwijzer alleen staat voor 150 kinderen, waar een hulp onderwijzer voor 90 leerlingen te zorgen heeft, daar zullen zij de jeugd nauwlijks bewaren, veel minder onderwijzen en opvoeden kunnen. Doch een verschijnsel als dit gebrek aan on derwijzers mag voorbijgaand heeten, en wij hebben al weder den regel te beoordeelen. Ge woonlijk stond dan een huipon derwij zer voor eene klasse van 50 a 60 leerlingen, bijgestaan door een of meer kweekelingen. Wij geven gaarne toe, dat dit voor een zooeven geëxami neerd, achttienjarig jongeling een zware post was, doch »alle begin is moeilijk." Wij stem men toe, dat, wanneer men voor 40 leerlingen een hulponderwijzer stellen kan, zooals de keer Moens wil, aan ieder kind meer bijzondere zorg kan gewijd worden, maar men moet »de tering zoo'n weinig naar de nering zetten" en vele goede dingen moeten achterblijven op hoog bevel van de beurs. Dan trachten we ons een enkel oogenblik uit al deze theoretische klach ten over den ongelukkigen toestand van het onderwijs te verplaatsen in de school zelve en laten de praktijk beslissen. Daar vinden wij vooral twee soorten van werkzaamheden. De eerste, waarbij de onderwijzer leerend optreedt en de tweede, waar de kinderen het geleerde verwerken op lei of schrift. Wij voor ons be weren nu, dat het bij de eerste vakken een goed onderwijzer niet veel moeite meer veroor- ken zal, of hij voor 40 dan wel voor 60 Ü^cren spreekt. :t Komt daarbij slechts aan stilte, en dus op den takt des on fijne leerlingen te boeien en te enen zelfs, dat de onder gingen niet geluk- rnet 40 kin wetenschap des onderwijzers en let minder nauwkeurig op het zoogenaamde schoolhou den," op het vermogen om hetgeen men weet, anderen mede te deelen. Bij de meeste examens voor hulponderwijzers, bvb. moeten de aspiran ten wel vertellen, hoe zij het doen zullen, maar de werkelijk praktische proeven van be kwaamheid op dit hoofdgebied te leveren, 't is, of althans 't schijnt, niet noodig. En hoeveel tijd wordt op de kweekscholen daaraan besteed, terwijl toch alleen een opgroeien in de klasse van jongsaf hier den meester maakt. Waar zijn de praktische onderwijzers, waar de modelscho len voor orde en tucht? Waarlijk, zoo de tijd voorbij is van de brave jongens, »wier leeren spelen en wier spelen leeren" was, die met een smakkers, 't schooluur heeft geslagen," de school binnensprongen, ach, wij gelooven, dat de onderwijzers van Alphen op dit punt ook teveel op zij gelegd hebben en voor hen vin den wij dat waarlijk meer betreurenswaard. Het komt ons zóó voor, dat men bij de onderwij zers, die waarlijk uit lust en liefde tot hunne betrekking, ze hebben aanvaard de klachten in den regel het zeldzaamst zijn. Wat de tweede soort van werkzaamheden be treft, de schriftelijke, daarbij geven wij gaarne toe, dat een getal van 60 leerlingen te groot is, om oplettend nagegaan te worden, doch hier doet een goed kweekeling uitmuntenden dienst. Neemt deze dat gedeelte van het werk over, hetwelk minder ervaring, minder voorzich tigheid vereisckt, dan ook kunnen wij weder eene klasse van 60 kinderen niet te omvangrijk noemen. »Ei"! zoo hooren wij ons met verbazing toe roepen, »is het dan mogelijk, dat een onder wijzer van 60 leerlingen de karakters leert kennen en behandelen, in één woord, dat hij de kinderen opvoedt naar hun verschillenden aanleg En ons antwoord is kalm maar be slist Neen, dat is niet mogelijk bij 60, maar evenmin bij 40. Dan zou men de 40 leerlin gen moeten verminderen tot 10 of 12, en de school zou zich aan bijzondere opvoeding kun nen wijden. Men make zich op dit punt geen illusiën Deze bijzondere opvoeding stuit nog op een tweede bezwaar, behalve het aantal leerlingen. Tel eens even de vakken, die de onderwijzer in school ter hand nemen moet als hoofd- of nevenzaak, beluister eens even de eischen, die men op papier althans, aan onze jonge menschen stelt, waar zij de school ver laten zullen, en gij vindt de oorzaak van die haast, die vreeselijke haast, welke het onder wijs kenmerkt. Het hoofd vereisclit zooveel zorg, zooveel tijd en inspanning, dat men aan de ziel der kinderen bijna niet denken kon, anders dan in het algemeen en de gansche klasse als één lichaam beschouwende. Mag men bij zulke hinderpalen, nog iets hopen van den er varen hoofdonderwijzer, voor den jeugdigen hulponderwijzer blijft hier steeds veel te wen schen. j 8000 onderwijzers noodig zijn. Nu is er zooveel animo bij onze jongelingen tot de on derwij zersbetrekking, dat men gansche bladen vol met advertentiën plaatsen moet om van heinde en ver deze 8000 bijeen te krijgen. Klinkt het dan niet vreemd, dat een man van het onderwijs ter tegemoetkoming in dezen nood de 8000 aanvragen nog eens met 4000 vermeerdert. Waar zullen zij gevonden worden Doch, de heer Moens heeft den gouden toover- sleutel gevonden, Eén woord en de 12000 zijn voorhanden. Eén woord en de legioenen rukken aan op het gezag der millioenen, want dat ééne woord is: Geld en nog eens geld. Wij laten de bespreldng van het zedelijke, het gepaste en gewenschte hiervan tot een volgend artikel, doch beweren alleen, dat niet de geringe bezoldiging alleen de oorzaak is van den onderwijzersnood. Langzamerhand ontstaan er steeds meer betrekkingen, die de steeds ruimere aanwerving van wetenschappelijk ontwik kelde jongelingen noodzakelijk maken, denk slechts aan de openbare werken, telegrafie enz. Doch ook de bestaande inrichtingen hebben hunne eischen en daarmede ook hunne bezol digingen verhoogd, bvb. kantoren, bureelen, enz. En ten slotte: hoe kan het verwondering wekken, dat, waar de jongelingen uit den gegoeden stand elke betrekking kiezen, behalve het pre dikambt, hunne minder met tijdelijke goederen bedeelde broeders met minachting neer zien op den onderwijzersstand. Men kan dit zoeken in de jongelingen zelve, men moge het schrij ven op rekening van de gebreken, aan die be trekking verbonden, de hoofdoorzaak zal blijven: de stroom van onzen tijd, die niets beoogt dan het materieele, niets weet van ernst, opoffering ter wille van anderen, zelfverloochening voor anderen, van zedelijken moed en van het leven voor een doel, dat ietwat veraf ligt en zich nog een weinig anders laat uitcijferen dan met de vier hoofdbewerkingen der rekenkunde. De toekomst zal het leeren, dat men met negen tien en een half millioen niet elke wonde heelt en de ietwat romantische, dichterlijke, hoop volle en grillige achttienjarige nog een ander woord in zijn woordenboek heeftdan geldte meer waar dit lokaas hem niet slechts van die zijde, maar allerwegenv en door verschillende handen op den weg gelegd wordt. Bij koninklijk besluit is tot voorzitter van de Eer ste Kamer der Staten-Generaal, gedurende de verga dering die zal aanvangen op den derden Maandag van September 1876, benoemd mr. «H. A.'G. baruEi De Vos vim Siecaiwijk, lid van die kamer. De lieer A. Moens heeft, in zijne betrekking van in specteur van het Uagei» OBBdei'wSjs in de prov. Utrecht eene circulaire gezonden aan de Gemeentebe sturen in die provincie, omtrent, eene regeling van het godsdienst-onderwijs aan de leerlingen op de open bare scholen. De inspecteur vestigt daarbij de aandacht op de stoornis., die het onderwijs ondervindt, door het komen en gaan der leerlingen van of naar de catechisatie:

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1876 | | pagina 1