CIRISTILUHISmiSCII BUI). P N°. 30. Donderdag- 7 September. 1876. HET ZUIDEN Verscliijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag avond ten 8 ure, behalve op Christelyke feestdagen. Prijs per drie maanden francoƒ2, Enkele nommers- 0,07 Uitgever: ALBERT WEDDING, te MIDDELB URG-. Prijs der Advertentiën Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 10 regels 1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 10 cents per regel. AGENTENde heeren P. G. de Vey Mestdagh: te VlissingenM. de Jonge Jz. te GoesJ. van der Peijl te Neuzen. Middelburg, den 6 September 1876. In de Kroniek vac het Septembernommer der Stemmen voor Waarheid en Vrede schrijft Dr. Bronsveld het volgende over den tegenwoordigen politieker» toestand: „Er is nog een zaak, die ons gansche land ver baast en verrast. Wie had kunnen denken, dat de ministeriëele crisis zulk een lang verloop zou hebben Wie had ooit van een crisis gehoord, die wekenlang aanhield? En toch is dit nu hef' geval. Wel is de heer Kappeyne, sehijnt het, in de zaak betrokken ge weest. Deze geachte afgevaardigde toch is gezien, reizende naar Het Loo, en stappende naar het kabi net des Konings. Maar een ministerie-Kappeyne werd niet gezien. De aan-zijnde ministers deden in middels hun werkzaamheden, alsof zij niet hun ontslag hadden aangeboden; Z. M. de Koning bleef de geheele maand rustig op Het Loo en de „ge woonlijk goed ingelichte correspondenten" van ik weet niet hoeveel dagbladen zeiden niet wat zij wis ten, of wisten niet wat ze zeggen zouden. Is dit geen zonderlinge toestand Onder onzen con- stitutioneelen regeeringsvorm, in onzen tijd van open baarheid, leven wij week aan week zonder met ze kerheid iets te weten van hetgeen ons boven het hoofd hangt. Het is toch waarlijk geen onverschillige of onbelangrijke zaak, wie met den Koning de Regee- ring des lands zullen uitmaken. Duizenden bij dui zenden zouden het optreden van den heer Kappeyne als een ramp betreuren. Bestaat er nu gevaar voor of niet? Welke is dan toch de richting, diedeStaats- hulk kiezen zal? Welnu, gij hebt het week aan week kunnen vragen, maar eenig antwoord verkrijgt gij niet Wel bericht ons de Staats-Courant uitvoerig, on der welke bepalingen de heer Dunckler inspecteur is geworden over de militaire muziekcorpsen bij de in fanterie, maar wie over drie weken voor de Volks vertegenwoordiging als ministers verschijnen zullen, gij weet het, o mijn medeburgers, niet. Aan wie hier de 3chuld ligt, kan ik u niet zeg gen. Zooveel schijnt zeker, dat de heer Kappeyne aan Z. M. den Koning niet veel licht schijnt te heb ben 'geschonken, en dat deze leider der liberale par tij geen kans ziet, om de teugels van 't bewind in handen te houden, geileld dat zij hem worden toe vertrouwd. Maar waarom vernemen wij dan niet, dat dit ministerie b 1 ij ft? Ik weet het ook niet. Er was een tijd, dat ik het optreden van een ra- dikaal ministerie niet zonder hoop had begroet. Die tijd is echter voorbij. De radikalen vallen mij, eerlijk gezegd, tegen. Wat ik in hen betreur? Het gemis aan geloof. Ik denk hier niet aan hun godsdienstige begrippen, maar ik bedoel hun geloof aan de waarde en kracht van hun eigen beginsel. Dat beginsel toch is vóór alle dingen dat der vrijheid. „Ontevreden" liberalen waren ze, omdat ze nog te veel ontmoetten van bet oude régime; nog te weinig consequente toepassing van de groote waar heden der revolutie. Scheiding van kerk en Staat, reiding van het kiesrecht, rechtvaardigheid en be- van den Javaan... o wie hoorde niet met die fiere, kloeke taal? Eu thans? Zoudt de radicalen, aan 't bewind gekomen in top zouden hijschen? Zou der school grooter, het ^kiesrecht uitgestrek- _De ontevre- _hun doen denken, wier beste tijd al voorbij ging. Zij hebben niets meer te zeggen. Wel kunnen zij con troleeren, wel administreeren, maar regeeren kunnen zij niet. Hun ontbreekt de moed, omdat zij hun geloof verloren. Dat de zaken nu niet gaan zoo 't behoort, zien zij klaar in, en zij doen wel met het te zeggen, maar zij gelooven niet, dat zij 't be ter zouden maken. Zij missen alle geestdrift. Zij zullen u niet bezielen, zij zullen niemand vervullen met een vroolijken moed. Lees eens de adviezen van de heeren Van Houten, De Roo of Kappeyne. Is er één vonkje in, dat uw hart verwarmt? Is er een helder straaltje in, dat u lokt hen te volgen, of dat uw uitzicht vervroolijkt? Zij haten de clericalen dat is waar, en gaarne zouden zij, als zij konden, dat clericalisme, (en hoe ruim is hun begrip van dat verschijnsel?) met den sterken arm dooden, maar een onwrikbaar geloof aan de waarheid van hun beginsel zoekt hij bij hen te vergeefs. Zelfs meen ik bij hen somtijds een zeker cynisme te ontdekken, een volsla gen onvatbaarheid om ook bij anderen te gelooven aan onbaatzuchtige toewijding. Zij bewonderen alleen de Jezuieten, omdat deze eene macht uitoefenen die onze radicalen imponeert. Dat dit radicalisme niet aan het bewind komt, kan ons niet anders dan ver blijden. Of wij dan vrede hebben met dit ministerie Dit is een vraag, waarop het antwoord niet met een en kel woord kan gegeven worden. Ook hangt hier veel af van hetgeen zal worden voorgesteld omtrent de lagere school." Den 14den October 1874 trad de wet op den kiuderarbcid in werking. In het eerste jaar was het verboden, kinderen beneden tien jaren in dienst te hebben; in het tweede jaar was dit minimum elf jaren, van 14 October a. af mogen nu geen kinderen beneden twaalf jaren in fabrie ken enz. arbeiden. Het Ilbl. vestigt nogmaals de aandacht op de slechte, onhoudbare postverbinding met Enge land, die „dringend de aandacht vergt van onzen Minister van Finantiën." Eenige voorbeelden worden daar bijgevoegd, ten bewijze, dat de han del met zulk een postverzending niet kan tevreden zijn. In een Zaterdag jl. te Zicrikzec gehouden ver gadering van aaudeelBiouders iai dc stoom boot »ZtC0,akzcc1% varende tusschen die plaatsen Rotterdam, is besloten tot het aankoopen en in dienst stellen eener nieuwe boot, die alleszins aan de eischen des tijds zal moeten voldoen en met welke men zich voorstelt de reis van Zierikzee naar Rotterdam in vijf uren te kunnen afleggen. De tegenwoordige boot „Zierikzee" is het oudste stoomschip dat, in Nederland vaart, en muntte indertijd uit door solieden bouw en goede deugden op het water. (N. llott. Ct.) Zaterdag morgen is de schooner Kcrva van Mid delburg in de Nervabocht gestrand. Het schip zal waarschijnlijk verloren zijn. De feesten ter herdenking van dc pacificatie van Gent worden gekenmerkt door zeer ongunstig weder. De historische optoclv'j moest, tengevolge van Aan dr. Ali €ohcn, inspecteur van het ge neeskundig staatstoezicht in Friesland en Groningen, is vergunning verleend onderwijs te geven in de ge zondheidsleer aan de middelb. school voor meisjes te Leeuwarden. De Amsterdamsche kunstschilder Hollander heeft van het gemeentebestuur eene opdracht ontvan gen om eene kopie te schilderen van het bekende portret van Z. Al. den Koning;, dat door wijlen den kunstschilder Pieneman naar het leven is geschil- en zich in Artis alhier bevindt. De kopie is bestemd om te worden toegevoegd aan de rij van portretten der Stadhouders en Koningen uit het huis van Oran- je-Nassau waarmede de groote raadzaal van het stad huis te 's Hertogenbosch prijkt. ABS SSey, Sjeik van Algiers, is Maandag middag te 's Gravenhage gearriveerd, vergezeld van twee Fransche officieren uit de bezetting dier stad en een tolk, vermits het opperhoofd zich alleen in het Arabisch kan uitdrukken. Deze stambestuurder werd namens prins Alexander aan het Iiollandsche spoor wegstation opgewacht door HD. adjudant, kapitein Beijerman, die de vreemde bezoekers naar 's prinsen paleis geleidde om door Z. K. H. te worden ontvan gen, bij wien de Sjeik dien dag dineerde. Z.K.H. prins Alexander heeft zich Dinsdag ocjitend ten 9'/e ure per extra trein naar het Loo begeven, ten einde het Ara bische stamhoofd aan Z. M. den Koning voor te stellen. Omtrent den brand, op 5 Aug. aan boord van het stoomschip Aladtira geeft het Dagblad lieden be langrijke bijzonderheden, medegedeeld door de len luitenant E. de Man. Des nachts ten twee uren bood het brandende schip een ijzingwekkend gezicht aan. Het was of men een vulcaan zag, waaruit aan alle jijden de vlam opsteeg, de omringende schotten wa ren wit gloeiend en dat alles geschiede met 340 meuschen aan boord. Het schip was 25 mijlen van het naaste land verwijdert. Een massa water werd op den bijna niet te genaken vuurpoel uitgestort. Het was echter geen gemakkelijke taak om de door schrik bevangene manschappen aan het werk te krij gen. Alle pogingen waren echter te vergeefs. Het gevaar werd zoo groot dat de kapitein zijn 7 booten liet strijken en van levensmiddelen te voorzien, 's Morgens 10 ure meende de kapitein liet best te doen om schip en lading zoo spoedig mogelijk op de Afrikaansche kust te zetten, en daar te ontschepen. Denk u welk een vooruitzicht, 200 ongediciplineerde soldaten, 30 vrouwen en eenige kinderen beneden de .10 jaren staande op 10 dag- marscken van elke bewoonde plaats. Ten 11 ure keerde echter de kans en eenige hoop op redding werd verkregen. De vlam begon te bedaren. De mannen werkten half naakt in het drie voet hoog staande water. Het was nu mogelijk met het bran dende schip tot Port-Said voort te stoomen alwaar men na het uitstaan van ontzettende gevaren aankwam. De schrijver dankt de redding van zooveel mensclienlevens, naast God, aan de kalmte en bedaarheid van den gezagvoerder kap. Berkelbach van den Sprenkel. Benoemingen en Besluiten.

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1876 | | pagina 1