tl! RIST RL IJ HISTORISCH lil. Ill, IV0. 28. Zaterdag* 2 September. §870. BINNENLAND. HET ZUIDEN, Verschijnt eiken Maandag, Woexsdag en Vrijdag avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen. Prijs per drie maanden franco2, Enkele nommers- 0,07 Uitgever: ALBERT WEDDING, TE MIDDELBURG. Prijs der Advertentiën Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 16 regels f 1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 10 cents per regel. AGENTEN voor dit blad zijn de heeren P. G. de Vey Mestdagh te Vlis sing en, M. de Jonge Jz. te GoesJ. van der Peil te Neuzen. Meer dan eens is ook in ons blad ernstig aangedrongen op de afschaffing der kermis, en waarlijk, het wordt tijd, dat een einde gemaakt worde aan die ware »dollemansdagen". Niet alleen strijden zij met alle beschaving, iederen gezondheidsregel, alle goede zeden, elk gezond verstand, bovenal met het geringste begrip van christendom zelve, maar ook het goede, wat er nog gevonden worden mag, of liever het meer onschuldige, de eigenlijke handel in kra- merijen, enz. heeft zijn historischen grondslag zien verloren gaan in zijne tegenwoordige noo- deloosheid. Gelukkig begint men dan ook op eenige plaatsen in ons vaderland te denken over het afschaffen der kermis, al zijn slechts enkelen zoover gekomen om de hand aan het werk te slaan. Wij hopen, dat ons goede - Zeeland, voorheen steeds vooraan in het goede, thans niet in de achterhoede zal komen te staan van hen, die met een ruw, onzedelijk vermaak breken willen, dat ons volksgeluk in lichaam en ziel ondermijnt. Doch, zoo heette het, gij moet het volk geene vreugde ontnemen, zonder ze eene andere en betere in de plaats te geven. Is de kermis afgeschaft, dan moet ge een ander meer onschuldig pretje" zien uit te denken. Wij hebben veel daarop tegen. Wij betwijfelen de billijkheid, de doelmatigheid, de onschuld van dien eisch en keuren de wijze af, waarop men daaraan voldoet. De billijkheid. Wij geven gaarne toe, dat, waar men eene onschuldigeonschadelijke vreugde voor het volk afbreekt, men verplicht is, eene andere in de plaats te stellen. Im mers de »vroolijke dagen" onzes volks zijn wei nig in getalte weinig, om niet spaar zaam daarmede te handelen. Doch de kermis is van alle zijden beschouwdzeer scha delijk voor ons algemeen volksbelang, een ware ramp voor hare bezdekers. Verlost men het volk er van, dan bewijst men het een wel daad, zooals de geneesheer den zieke een wel daad bewijst, door hem van zijne kwaal te ge- Eene dergelijke poging verdient dus dank des volks, verdient reeds met geheeten te worden. Zoo kunnen uitdenken als gemis der kermis, belangniet om hun dankdat wij de afschaf fing der kermis wenschen. Er is echter slechts één middel om hen te versterken in de mee ning, dat zij werkelijk recht hebben op zulke .brooddronkene uitspattingen, dat hun waarlijk iets ontnomen is, hetwelk hun billijkerwijze toe kwam en goed voor hen was. Dit ééne mid del ishun iets dergelijks in de plaats te geven. Het denkbeeld van weergeven, van schadevergoe ding sluit op zich zeiven reeds de gedachte aan eene vroegere berooving in zich. Wie het laatste niet meent, moet het eerste niet willen; wie niets ontvreemdtheeft niets weder te geven en kan zelfs het woord niet noemen zonder arg waan op te wekken. Daarom vinden wij de zoogenaamde schadevergoeding niet slechts on billijk, maar ook ondoelmatig. Onschuldig kan de eisch evenmin heeten. Zoolang men nog spreekt van schadevergoeding bij de afschaffing der kermis, van iets weer geven", uit men stilzwijgend de eigen meening des harten. Men geeft te kennen, dat men zelve ook nog eenig genot vindt in het Avufte en schadelijke kermisgenot, immers anders zou men geen medelijden gevoelen met hem, dien men daarvan berooven wil. Men rekent zelve de kermis nog een schat in meerdere of mindere mate en betreurt derzelver afschaffing als een verlies. Zoodanigen stellen wij eer op de plaats der zieken dan op die der genees meesters, en treden zij in de laatste hoedanig heid op, dan klinkt het met dubbelen ernst tot hen: medicijnmeester, genees u zeiven Zoolang het eigen hart zich nog verzot voelt op ongeoorloofd genot, zoolang mist het ook den zedelijken moed, het anderen te ontnemen of het spreekt van schadevergoedingweergeven enz. De wijze, waarop men dien eisch voldoening tracht te geven. Wij leven in een vreemden tijd, even zonderling als onrustbarend. On tevredenheid in den Staat, in het huisge zin, in het hoofd en in het hartOnte vredenheid in de hoogste kringen der maat schappij, ontevredenheid bovenal bij den dag- looner, die door zwaren arbeid in het onder houd van zich en de zijnen voorzien moet. Men voelt, hoe zwaar de lucht is van onheil spellende buien, men voelt, hoe de grond beett en schokt onder onze voeten. Wat doet men? De oorzaken zoeken en wegnemen Zij behoe ven niet gezocht te worden, men kent ze, doch men wil ze niet wegnemen. Men heeft God en ATrorpfro^mno-pnli int lm.rf P.n 1P VP.ff deugen niet meer voor den tijd, waarin wij leven. Vrij willen wij zijn, los van eiken band, gelijk willen wij worden in rang, in stand, in bezitting en in eere; och, indien we ook slechts broeders konden zijn! Wat doet men? Men schildert gouden zonnestralen aan een blauwen, effen hemelmaar door de spleten van het gescheurde gordijn ziet men de zwarte wol ken heen en wedertrekkeu, zóó als de wind ze zweept, doch immer boven onze hoofden. Men toovert een groen tapijt over den trillenden bodem en bezaait het met duizende geurige en kleurige bloemen. Dan viert men er feest op feest, doch nog beeft en schokt de aarde onder ae dansende menigte en straks rommelt de verre donder door de jubeltonen der feest muziek. Want de vrede is weg uit het land, hoe zou er de rust vertoeven? En straks als men huiswaarts keert, dan is de begoocheling verdwenen, de bekoring geëindigd en men draagt hetzelfde ontevreden, oproerige hart in den boezem. Zie, er is eene soort van feest- woede over ons land losgebarsten. De feesten verdringen elkander en nauwlijks heeft men tijd van het eene te bekomen, nauwlijks een oo- genblik om zich voor het volgende te bereiden. Moet dat de sluier zijn, waaronder men voor ziclizelven en anderen den vreeselijken ernst van de toekomst verbergt? Dat, het zijden kleed, waaronder zich de bloedende wonden des harten verschuilen Ach, dat we toch den ze delijken, den voorzichtigen moed hadden, dat glinsterend gordijn op te heffen en de waarheid onder de oogen te zien 't Is trouwens geen wonder! Hij, die den ernst der tijden in het feestgewoel tot zwijgen brengen wil. is als de man, die zijne toevlucht tot den sterken drank neemt, om zijn maat schappelijk leed te vergeten, zooals het heet. Hij moet steeds meerder, steeds geduriger drin ken en terwijl de dorst naar geluk in zijn boezem voortbranden blijft, wordt hij, neen, niet gelescht, maar dubbel versterkt door den dorst naar den verleideïijken beker. Arm slacht offer! De ure komt, dat de ernst des levens u wegroepen zal uit het midden uwer feestzalen, zooals hij den dronkaard eenmaal den bedwel menden beker uit de stuiptrekkende hand slaat. Droeve ontnuchtering! Het Nederlandsche Volk moge ze zich besparen 7iE\- de f omuiis&ïi'is

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1876 | | pagina 1