CHRISmiJK-HISTORISCH BLAl. IN AFWACHTING. Dinsdag- 8 Augustus. 1876. HET ZUIDEN, Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen. Prijs per drie maanden franco2, Enkele nommers- 0,07 Uitgever:'* ALBERT WEDDING, te MIDDELBURG-. Prijs der Advertentiën Per regel 15 ets.; Familie-berichten van 16 regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 10 cents per regel. II. Wat mr. Grashuis zegt? Dat de Kamer be sluiten mocht tot het instellen van eene parle mentaire encpiete (onderzoek) naar den toestand van Openbaar en Bijzonder Lager onderwijs. Zoodanig grondig onderzoek is noodig, want In den strijd om de school is allengs de verwar ring zoo groot geworden, dat vriend en vijand elkaêr menigmaal niet onderkennen. In de verbittering door den strijd onder ons gebracht en aangewakkerd, wordt de zaak van het onderwijs om de school die men voorstaat, en het belang van het kind dat men op voeden wil, dikwerf geheel en al vergeten. Nu het voorstel van den heer Moens de schoolkwestie opnieuw aan de orde gesteld heeft, wensch ik mij aantegorden en naar mijne kracht mede te arbeiden aan den op bouw van ons Volksonderwijs, niet in dienst van deze of gene partij, maar in het belang van de kinde ren onzes volks. In het belang van die kinderen is het noodig te denken aan de grnntp coW-o onderwijzers en onderwijzeressen, die hunne krachten wijden aan de jeugd, welke de openbare school niet bezoekt. Is reeds hunne toekomst donkerder dan de oude dag van den openbaren onderwijzer, het is noo dig dat althans een einde kome aan de miskenning, waaraan zij blootstaan bij de eenzijdige voorvechters der openbare school. Eenzijdig, enkel rekenende met de openbare school is het voorstel Moens, waarvoor zoo'n groote beweging is ontstaan. Gaarne erkent schrijver, dat de Nederlandsclie wetgever niet heeft te zorgen voor het Bijzonder Onderwijs, dat hij met grond de behartiging daarvan kan overlaten aan de vrienden en voorstanders der vrije school. Maar die vrije-school buiten reke ning te laten bij zijne plannen tot verbetering van Volksonderwijs, daartoe heeft bij geen recht. De Bijzondere bewijst daarvoor te veel diensten aan ons Volksonderwijs. Immers: die eenig begrip heeft van de behoeften der Lagere School, zal inzien dat drieduizend Nederlandsche mannen en vrouwen, werkzaam aan de vrije scholen, en even als de onderwijzers en onderwijzeressen der openbare scholen geëxamineerd en door de wet erkend, tegenover zes duizend personen, die zich in de open bare scholen wijden aan het volksonderwijs, van groote beteekenis zijn en niet mogen worden vergeten bij de beschouwing van ons Lager onderwijs. De leerlingen die op 15 April '78 de openbare dagschool bezochten, ^maakten een getal uit van 360.000 kinderen, en op ^zelfden datum maakten 110.000 kinderen gebruik uiet-gesubsidiëerde bijzondere school. Daarom de zaak der lagere school wil bevor- jlijkheid en de toenemende be- rekening mallaten zij moeten worden gewaardeerd, en zooveel mogelijk in aanmerking genomen bij elk voorstel tot herzie ning der schoolwet. Vraagt ge of mr. Grashuis er een weg op weet, om beide, openbaar en bijzonder onder wijs op onze erve te bevestigen, althans in het leven te laten blijven, dan is zijn antwoord: In afwachting dat eenmaal, de schoolkwestie opgelost wordt, zouden wij, naar het mij voorkomt, een begin kunnen maken met de verbetering der wet en van den toestand door aan art. 3 en art. 12 der school wet eene uitbreiding te geven. Aan het eerstgenoemde artikel zou ik het volgende willen toevoegen: Aan elke andere bijzondere school, gevestigd in eene ge meente van 3000 of meer zielen, en bezocht door minstens 50 kinderen, kan, nadat zij vijf jaren bestaan heeft, van wege het Rijk subsidie worden verleend, volgens regelen, vast te stellen bij algemeenen maat regel van inwendig bestuur, en onder voorwaarde dat telken jare in eene openbare les bij een onderzoek, door den districts-schoolopziener en den onderwijzer of de onderwijzers der bedoelde school gehouden in tegenwoordigheid van cle plaatselijke schoolcommissie op voldoende wijze blijke, dat de leerlingen dier school onderwijs hebben ontvangen, of alleen in de vakken van gewoon, of mede in een of meer der vakken van het meer uitgebreid lager onderwijs. Gaarne gaven we onze lezers een overzicht van de reden, welke voor deze bijvoeging plei ten, maar we moeten de grenzen van een dag- blad-artikel in het oog houden en kunnen daar om slechts aanstippen. Drie gronden gaf ik op ter aanbeveling van het subsidie-plan, dat ik heb voorgesteld, namelijk voor eerst de aanwezigheid van niet-neutrale scholenten tweede, het neutraal karakter der openbare scholen, en ten derde de groote menigte hulponderwijzers, die in den tegenwoordigen toestand steeds ondergeschikt moeten blijven. Wat het eerste betreft de aanwezig heid van niet-neutrale scholen. Van 97S niet ge- subsidiëerde bijzondere scholen zijn minstens 506, dat is ruim 50% kerkelijke scholen, waarbij nog 75 dia conie- en weeshuisscholen moeten gevoegd wor den. Een aanzienlijk deel der Nederlandsche jeugd wordt dus door de ouders bij voorkeur toevertrouwd aan de niet-neutrale Bijzondere School. Dit feit op zichzelf reeds van gewicht, erlangt nog grooter be teekenis, wanneer het wordt beschouwd in verband met het toenemend gebrek aan hulponderwijzers. Deze worden allengs bij opbod gehuurd. Nemen wij nu de opgaven der regeering ter hand van 1872 en 1873, dan blijkt dat in die twee jaren lijds, dc open bare school 41 personen van haar hulppersoneel heeft verloren; de bijzondere school daarentegen heeft in datzelfde tijdvak 182 personen gewonnen. In dien stand van zaken zijn wij gerechtigd tot de vraag of 's Rijks kas niet mag geopend worden ten behoeve van het bijzonder onderwijs. Over het neutraal karakter band met de zoo even besproken aanwezigheid van niet-neutrale bijzondere scholen de vraag te doen, of niet nevens de neutrale scholen behoefte is aan niet- neutrale, al is het dan ook kerkelijk gekleurde scho len. De derde grond van aanbeveling, is de noodzake lijkheid om van Rijkswege hulp te bieden aan allen, die kleine scholen hebben opgericht en blijken geven, dat zij met vrucht kunnen arbeiden aan het Volks onderwijs. Onze stadsscholen zijn overbevolkt, en het is noodig dat onze hulponderwijzers meer voor uitzicht verkrijgen op eene onafhankelijke betrekking. Bij invoering van dit subsidie-stelsel zou voor kun dige paedagogen, eene schoone gelegenheid worden geopend om met moed en lust zich een eigen werk kring te scheppen. Meer nog dan eene hooge beta ling zal het vooruitzicht op een eigen sehool als heilzame prikkel kunnen werken bij jonge mannen, van welke velen door herhaalde mislukking van hun ne pogingen om aan het hoofd eener school te komen allengs alle veerkracht verliezen. Als wij dit in het oog houden, dan rijst bij ons onwillekeurig de vraag of niet 's Rijks kas moet worden sreonend voor het vrije onderwijs, opdat door de vermeerdering vaiiner, aantal scholen uitbreiding worde gegeven aan het Volksonderwijs. De schrijver wenscht niet alleen de scholen te subsidiëeren, maar ook de opleiding van on derwijzers en onderwijzeressen voor bijzondere scholen van Rijkswege aan te moedigen door het verleenen van subsidie. De getallen van hen, die zich in de niet-neutrale school wijden aan de ontwikkeling onzes volks, zijn aanmerkelijkze doen ons zien, dat bij alle bestaande moeilijkheden de Bijzondere School levenskracht be zit, 'vooruitgang aanwijst. Zoowel om den wille van de groote schare kindereu, die door de ouders aan particuliere inrichtingen of scholen eener vereeniging worden toevertrouwd, als om den wille van de open bare school zelve zijn de bijzondere onderwijzers van onberekenbaar nut.. Zij voorzien in eene behoefte, waarin de openbare school niet voorzien kan. De op leiding van die personen, wier neiging hen niet drijft naar het openbaar onderwijs, moet van Rijkswege worden bevorderd en aangemoedigd, want er is on derwijzers-nood. Bij aanwas van de bevolking daalt het cijfer van het onderwijzers-personeel jaarlijks. In 1868 werden 473 toegelaten als hulponderwijzer in 1875 slechts 363. Dubbel noodig is dus versterking van het personeel en aanmoediging van de opleiding tot onderwijzer. Iiet is in den vollen zin des woords een Rijksbelang en een Regeering«plicht geen middel ongebruikt te laten, dat leiden kan tot vermeerdering van het aantal onderwijzers, tot verbetering van de vooruitzichten bij de School en tot verheffing van ons Volksonderwijs. Wij hebben mr. Grashuis laten spreken, over tuigd als we zijn van zijne bevoegdheid daar- t.np Van elke beoordeeliniï. na zulk een woord,

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1876 | | pagina 1