CIlRISTBLUK-niSTORISCH BLAD. j\i°. ie. Zaterdag- 5 Augustus. 1876. IH AFWAGHTIRG. BINNENLAND. HET ZUIDEN, Verschijnt eiken Maandag, Woensdag en Vrijdag avond ten 8 ure, behalve op Christelijke feestdagen. Prijs per drie maanden franco2,— Enkele hommers - 0,07 Uitgever: ALBERT WEDDING, TE MIDDELBÜRl Prijs der Advertentie^: Per regel 15 ets.; Familie-berichten van regels ƒ1,Iedere regel meer 15 cents. Liefdegaven 10 cents per regel. 1—6 I. Ieder weet, of kan ten minste weten, dat de schoolkwestie voor ons de kwestie bij uitne mendheid is. Voor ons is de alleenheersching der godsdienstlooze school, opgedrongen ook aan hen die ze niet willen, gevoed door de rijke althans altijd gevulde gemeentekas, het Karthago dat vallen moet, de veste die we met mannenmoed belegeren. Hebben wij daartoe recht? Speelt onze strijdlustigheid of de wensch om het gezag, voor ons, te vermeesteren ons daarbij soms geen parten? Waarom toch dat voortdurend geklaag en gejammer over de school, die daar zoo vreedzaam de hoop van stad en land binnen hare muren vergadert? Waarom niet tevreden en dankbaar ons betoond, naar Christen-plicht, voor datgene wat er ook in ons Zuiden nog goeds is? Omdat deze dankbaarheid misdadig zijn zou; omdat toegeeflijkheid, in het verwerpen van de geboden onzes grooten Wetgevers strafwaardig zijn zou. Is niet de vreeze des Ileeren het begin sel der wetenschap en waartoe zenden we onze kinderen ter school anders dan om het beginsel der wetenschap te leeren Erkennen we niet dat in dit ééne woord »toen wij dood waren in zonden en misdaden, heeft hij ons levend ge maakt met Christus" de kracht ligt der opvoe ding voor jong en oud? Weten wij niet dat, al kan geen persoon of instelling geloovigen maken, dus ook de school niet zij toch zeker wel bij machte is, den Zaligmaker te leeren kennen, die het hart veranderen kan? Welnu, in dien ge deze stellingen onderschrijft, zoek die dan in overeenstemming te brengen met de schoolwet, waaronder wij leven, en vraag dan hoe ge voldoen zult aan de wet die eischt dat onderwijs zal worden gegeven, met eerbiediging van de godsdienstige begrippen van andersden kenden. Kunt ge dat niet, dan zult ge een der strijders zijn tegen de oppermacht der openbare school. Tegen de oppermacht zeggen wij met nadruk, want wat we voor ons zelf gaarne hadden, dat wenschen wij ook anderen te geven. Die vrede heeft met de school waar men niemand ergeren mag en bijgevolg ook niemand opvoe den kan, wij van onze zijde zullen hem nimmer bemoeilijken. Onze vraag is slechts vrijheid or ons, om op onze wijze te onderwijzen en oeden, zonder daarin telkens door an- of rechtstreeks gedwarsboomd pen ons nu eenmaal niet _de kenjty^ trachting tegenovér God en den naaste,kunnen wij niet gaan, om een deel van onze taak te doen vol brengen. Deze overtuiging heeft sints 1857, het jaar der schoolwet, al heel wat voorstan ders gewonnen, allen, die het ernst is met hunne Christelijke belijdenis en de eenmaal gedane beloften denken daarover vrij eenstem ming. Minder eenstemraing wordt er gedacht over de middelen, door welke wij tot den be geerden toestand geraken kunnen. Hoe zullen wij ontkomen aan dien duizendarmigen Staat, die ons in zijne liefderijke omarming bijna verstikt? Hoe zullen wij voor het meerendeel niet de rijkstbedeelden met aardsche goederen onze scholeu, die zooveel kosten, in stand houden? of hoe zullen wij ooit kunnen voldoen aan de verplichtingen die op ons rusten? Ziedaar vra gen, waarop vele en velerlei antwoorden gege ven worden. Sommigen hebben splitsing naar godsdienstige gezindte aangewezen, anderen hebben restitutie genoemd als een nuttig mid del, nog andovon UUon -vr» trorgelljk tUSSCbpll School en Kerk aangeprezen, zoodat de Kerk, buiten de schooluren, sommigen willen zelfs onder schooltijd, godsdienst-onderwijs zou kun nen geven. Om, zoo mogelijk, tot oplossing te komen, verheugt het ons dat de vrienden van openbaar, zoowel als van bijzonder onderwijs hunne meeningen in openbare bijeenkomsten of geschriften doen kennen. Door den strijd der meeningen komt de waarheid aan het licht. Met redeneering en betoog komt eene hervor ming eerst in denkbeelden dan in de instellin gen tot stand. Die verschillende gevoelens, uit verschillend oogpunt beschouwd, kunnen mede werken om de verandering, die misschien reeds nabij, misschien ook nog ver af is, beter en duurzamer, te doen zijn. Dat er verandering in onze schoolwetgeving aanstaande is, zal wel voor ieder duidelijk zijn, maar hoe zal ze zgn? Onze roeping is, op de teekenen der tijden te letten; niet haasten maar afwachten, niet zwij gen, maar onze stem doen hooren, die toch wel niet altijd als die van een roepende in de woes tijn wezen zal. Op een teeken des tijds, in be trekking der schoolkwestie, hebben wij thans te wijzen. Een tegenstander mits hij niet spot met onze grieven, hetwelk, helaas, niet zelden gebeurt hooren wij gaarne. We zijn het bekende versje van van Alphen nog niet vergeten Een vriend die mij mijn feilen toont, Heeft op mijn hart een groot vermogen. Daarom namen we met zooveel belangstelling de brochure ter hand. waarvan we den titel de man, die zich, ten vorigen jare, met eene beslistheid, die getuigde voor zijne oprechtheid tegen het restitutie-stelsel verklaard had, en daarom zich candidaat had gesteld voor het lidmaatschap der Tweede Kamer, in het district Gouda, tegenover dr. Kuyper. Wij kenden mr. Grashuis als de man die, met ernst, ook hem ontmoeten en opmerken zou, die zijn tegenstan der is, zonder dien hooghartigen toon van terecht wijzing aanteslaan of dat voorname stilzwijgen in praktijk te brengen, hetwelk onze liberalen als liberaal bij uitnemendheid schijnen te beschouwen. En waarlijk we vonden ons niet bedrogen. Hartelijke waardeering, ook van het bijzonder onderwijs we zijn daaraan zoo weinig ge woon, dat het ons dubbel aangenaam in de ooren klinkt spreekt uit dit geheele geschrift. Zoo mogelijk eene voorloopige wapenstilstand te sluiten tusschen de strijdende partijen, om later tot eene volledige oplossing to geraken, is het doel van dit schrijven. Wij gelooven rlp.t. indipn 7.Ü n P voorstellen WPrlrolriVliaid T*-nr_ den, die kwaal in ons volksleven, die men schoolkwestie noemt, een stapje nader tot op lossing zou gebracht zgn. Wat de schrijver ge zegd heeft, dat zeggen wij U de volgende maal. Misschien gaat het onze lezers als ons; toen we de mededeeling vernomen hadden, dat een der nieuw op te richten rijks-kweekscholen in onze provincie gevestigd worden zou, konden we ons daarin maar niet verheugen. Wij zijn zoo van die menschen, die met al wat nieuw is niet dweepen; gaarne zien we eerst proeven en als die goed uitvallen, dan zijn wij ook bereid te jubelen. Verblijdend is het zeker dat onze provincie verwaardigd wordt,met het ontvangen van eene dier nieuwe instellingen; we zijn dankbaar voor de stoffelijke voordeelen die zoodanige school voor de hoofdstad afwerpen zal. Maar we zijn er niet van overtuigd dat die school voor het Volksonderwijs goede vruchten afwerpen zal. Eene prachtige kweek school met tal van onderwijzers en een laag school geld, zullen zeker jongelieden lokken om zich aan het onderwijs te wijden. Maar of er later ook toewijding aan I het eens gekozen vak, bij den onderwijzer vooral zoo noodig, bij die eenigszins kunstmatig gevormde onderwijzers zal bestaan P Of de jongeling, toegerust met vele wetenschappen, na het afleg gen van een schitterend examen, ook de practisclie onderwijzer zal zijn, indien hij nooit voor dc klasse heeft gestaan P Kennen is iets en meêdeelen iets an ders. Wij willen het hopen, maar zullen zoo vrij zijn onzen dank aan den heer Moens nog een weinig in petto te houden. Aan de vruchten zal ook hier de boom gekend worden.

Krantenbank Zeeland

Het Zuiden, Christelijk-historisch blad | 1876 | | pagina 1